ECLI:NL:RBARN:2004:AP3428

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
14 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
110723
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Noordraven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van eiser in procedure wegens niet-tijdige inschrijving ter rolle

In deze zaak heeft eiser X, wonende te A, een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vlamovensteenfabriek ‘Renkum’ B.V. De vordering betreft de verplichting van Vlamovensteenfabriek tot afvoer van verontreinigde grond en aanvulling van de ontgraven hoeveelheid grond. De procedure is gestart met een dagvaarding op 3 oktober 2003, maar X heeft de zittingsdatum meerdere keren gewijzigd zonder tijdige inschrijving ter rolle. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gewijzigde vordering geen incidentele vordering bevatte en dat de rolrechter ten onrechte heeft laten concluderen in het incident. Hierdoor is X niet-ontvankelijk verklaard in de procedure die is ingeleid met de dagvaarding van 3 oktober 2003, maar ontvankelijk in de procedure die is ingeleid met het exploot van 22 december 2003.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van X niet tijdig was ingeschreven, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid van de vordering. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de wijzigingen in de zittingsdata niet als herstel van een procesfout kunnen worden beschouwd. De beslissing van de rechtbank houdt in dat X in de hoofdzaak niet-ontvankelijk wordt verklaard in de procedure die is ingeleid met de dagvaarding van 3 oktober 2003, maar ontvankelijk in de procedure die is ingeleid met het exploot van 22 december 2003. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 12 mei 2004 voor conclusie van antwoord, en X is veroordeeld in de kosten van de procedure.

Dit vonnis is uitgesproken op 14 april 2004 door mr. G. Noordraven in het openbaar.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 110723/HA ZA 04-439
Datum vonnis: 14 april 2004
Vonnis
in de zaak van
X,
wondende te A,
eiser in de hoofdzaak en in het incident bij dagvaarding van 3 oktober 2003 en herstelexploten van 20 oktober 2003 en 22 december 2003,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek te Arnhem,
advocaat mr. J.A.J. van de Wouw te ’s-Hertogenbosch,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VLAMOVENSTEENFABRIEK ‘RENKUM’ B.V.,
statutair gevestigd te Oosterbeek, gemeente Renkum,
kantoorhoudende te Best,
gedaagde in de hoofdzaak en in het incident,
procureur mr. J.M.J. Huver te Arnhem,
advocaat mr. J.F.H. Hulshuizen te Rosmalen.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak en in het incident
X heeft, onder overlegging van acht producties, een eis in de hoofdzaak ingesteld die overeenstemt met de dagvaarding. Daarbij heeft X tevens een incidentele vordering ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv. Vervolgens heeft X bij akte zijn eis in de hoofdzaak gewijzigd, onder overlegging drie producties. Vlamovensteenfabriek heeft een conclusie van antwoord in het incident genomen. Daarop is vonnis bepaald.
De beoordeling van het geschil in de hoofdzaak en in het incident
1. Omstreeks 16 april 2002 heeft Vlamovensteenfabriek aan X verkocht een perceel grond, kadastraal bekend gemeente Waspik, sectie O317, zulks voor een koopprijs van f 760.000,-- k.k. De levering van de grond heeft plaatsgevonden bij notariële akte, verleden op 19 september 2003 ten overstaan van notaris mr. J.H. Tamminga te Zaltbommel.
2. Volgens X is Vlamovensteenfabriek op grond van deze overeenkomst gehouden tot afvoer van verontreinigde grond en tot aanvulling van de ontgraven hoeveelheid grond. Hij vordert op grond daarvan in de hoofdzaak, na wijziging van eis, te verklaren voor recht dat Vlamovensteenfabriek:
I. gehouden is voor haar rekening over te gaan tot aanvulling van de hoeveelheid ontgraven grond met schone grond tot het oorspronkelijk niveau van het maaiveld,
II. door in gebreke te blijven met (tijdige) aanvulling van de ontgraven grond door schone grond aansprakelijk is voor alle daaruit voortvloeiende schade,
III. toerekenbaar tekortschiet door niet, niet tijdig en/of niet volledig over te gaan tot verwijdering van de in tijdelijk depot opgeslagen hoeveelheid verontreinigde grond, en aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door X geleden of te lijden schade,
met de veroordeling van Vlamovensteenfabriek onverwijld na de betekening van dit vonnis een begin te maken met de onder I bedoelde aanvulverplichting en de onder III bedoelde verwijdering, telkens op zodanige wijze dat de desbetreffende werkzaamheden binnen een week na de aanvang daarvan zullen zijn afgerond, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom, en met de veroordeling van Vlamovensteenfabbriek ten slotte aan hem te vergoeden de als gevolg van voormeld toerekenbaar tekortschieten/onrechtmatig handelen geleden/te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3. In het incident heeft X in zijn oorspronkelijke dagvaarding tevens op de voet van art. 223 Rv. gevorderd voor de duur van het geding een voorlopige voorziening te treffen. Deze voorziening strek ertoe Vlamovensteenfabriek te veroordelen “tot het op haar kosten uitvoeren en afronden van de resterende saneringsverplichtingen conform het (aanvullende) saneringsplan”, zulks op een door de rechtbank vast te stellen redelijke (korte) termijn en op straffe van verbeurte van een dwangsom. In de gewijzigde eis komt de incidentele vordering niet meer voor. Derhalve moet worden aangenomen dat dit onderdeel van de vordering is komen te vervallen.
4. Vlamovensteenfabriek heeft allereerst opgeworpen dat geen sprake is van een “aanhangig geding” in de zin van art. 223 Rv, omdat de zaak niet tijdig ter rolle is ingeschreven.
5. X heeft Vlamovensteenfabriek bij dagvaarding van 3 oktober 2003 gedagvaard tegen de terechtzitting van 22 oktober 2003. X heeft de zaak niet doen inschrijven maar bij exploot van 20 oktober 2003 de zittingsdatum “hersteld” naar 24 december 2003. Ook op die datum heeft X de zaak niet doen inschrijven, maar bij “herstelexploot” van 22 december 2003 aan Vlamovensteenfabriek aangezegd dat hij “dit gebrek in het exploot van 20 oktober 2003 (...) herstelt” en dat de datum van 24 december 2003 moet worden gelezen als 10 maart 2004.
6. Uitgangspunt voor de beoordeling van het verweer moet zijn dat een dagvaarding ertoe strekt de wederpartij op te roepen tegen een bepaalde rechtsdag. Het staat de partij die de dagvaarding heeft doen uitbrengen in beginsel niet vrij deze rechtsdag voor het verschijnen ervan te wijzigen, behoudens de in artikel 120 Rv en de in de jurisprudentie toegelaten uitzonderingen. De uitzonderingen welke zijn toegelaten betreffen uitsluitend gevallen waarin processuele fouten en verzuimen bij exploot worden hersteld. Daarnaast dient opgemerkt te worden dat niet-tijdige inschrijving ter rolle in beginsel leidt tot niet-ontvankelijkheid van de vordering (NJ 2002, 34).
7. Evident is dat zowel het exploot van 20 oktober 2003 als dat van 22 december 2003 niet dienden tot herstel van een fout of verzuim. X heeft telkens alleen de aangezegde zittingsdag verschoven. Bij akte heeft hij als reden voor dit een en ander aangegeven dat de partijen sedert het tweede half jaar van 2003 met elkaar in overleg zijn geweest, hetgeen heeft geresulteerd in een inperking van de vordering. Dat is evenwel onvoldoende om een uitzondering op de in rechtsoverweging 6 gegeven regel te rechtvaardigen. Een en ander brengt mee dat het oorspronkelijke rechtsgeding dat is ingeleid met de dagvaarding van 3 oktober 2003 wegens de niet tijdige inschrijving ter rolle is komen te vervallen. In die procedure is X verder niet-ontvankelijk in zijn vorderingen. Wel moet worden aangenomen dat met het exploot van 22 december 2003 het rechtsgeding opnieuw is ingeleid. In de laatstgenoemde procedure kan X worden ontvangen.
8. Zoals overwogen in rechtsoverweging 3 bevat de gewijzigde vordering geen incidentele vordering. De rolrechter heeft derhalve ten onrechte laten concluderen in het incident. Voor zover nodig zal X niet ontvankelijk worden verklaard in het incident.
De beslissing
De rechtbank:
in de hoofdzaak
verklaart X niet-ontvankelijk in de procedure die is ingeleid met de dagvaarding van 3 oktober 2003,
verklaart X ontvankelijk in de procedure die is ingeleid met het exploot van 22 december 2003,
verwijst de zaak naar de rolzitting van 12 mei 2004 voor conclusie van antwoord,
houdt iedere verdere beslissing aan,
in het incident
verklaart X niet ontvankelijk in zijn vordering,
veroordeelt X in de kosten van de procedure, tot deze uitspraak aan de zijde van Vlamovensteenfabriek bepaald op € 390,- voor salaris van de procureur in het incident,
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2004.
de griffier de rechter