ECLI:NL:RBARN:2004:AP3466
Rechtbank Arnhem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatig handelen en gunning van percelen in kort geding
In deze zaak heeft eiser X Y in kort geding gedagvaard, waarbij hij vorderde dat Y de gunning van drie percelen aan hem zou verlenen. De voorzieningenrechter te Arnhem heeft op 19 april 2004 geoordeeld dat Y, op basis van artikel 8 lid 2 van de veilingvoorwaarden, het recht heeft om niet te gunnen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen door Y jegens X, omdat niet met een hoge mate van waarschijnlijkheid kon worden aangenomen dat de bodemrechter de vordering van X zou toewijzen. De zaak had zijn oorsprong in een eerdere pachtovereenkomst tussen Y en zijn broer D, waarbij Y dwangsommen had verbeurd omdat D niet voldeed aan een eerdere veroordeling. Y had executoriaal beslag laten leggen op de percelen en deze waren geveild. X had zich als bieder gemeld, maar Y weigerde de gunning aan X en gaf de percelen in plaats daarvan aan zijn zoon F. De voorzieningenrechter concludeerde dat Y zich terecht op zijn gunningsrecht beriep en dat de vordering van X moest worden afgewezen. X werd als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding verwezen.