ECLI:NL:RBARN:2004:AP3481

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
21 april 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
105729
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van een overeenkomst als huurkoopovereenkomst tussen Dexia Bank Nederland N.V. en X

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 21 april 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen Dexia Bank Nederland N.V. en X. Dexia, eiseres in de hoofdzaak, vorderde betaling van een bedrag van € 6.710,69 van X, gedaagde in de hoofdzaak. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst die Dexia met X had gesloten voor het product WinstVerDriedubbelaar. Dexia stelde dat de overeenkomst was geëindigd na het verstrijken van de overeengekomen looptijd en dat zij een eindafrekening had verzonden ter hoogte van € 5.503,13. X weigerde echter tot betaling over te gaan en voerde aan dat de overeenkomst gekwalificeerd moest worden als een huurkoopovereenkomst, waarvoor de sector kanton bevoegd zou zijn.

De rechtbank heeft de kwalificatie van de overeenkomst als huurkoopovereenkomst beoordeeld. Volgens artikel 7A:1576 lid 1 BW is voor een huurkoopovereenkomst vereist dat er sprake is van koop en verkoop op afbetaling. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst tussen Dexia en X niet aan deze definitie voldeed. De rechtbank concludeerde dat het uitgangspunt van de overeenkomst niet was dat de aandelen in eigendom van de lessee overgingen, maar dat deze aan het einde van de looptijd aan een derde zouden worden verkocht. Dit werd ondersteund door de voorwaarden van de overeenkomst en de praktijk van Dexia, waarbij cliënten vaak kozen voor verkoop of verlenging van de leaseovereenkomst in plaats van daadwerkelijke levering van de aandelen.

De rechtbank verwierp het verweer van X en oordeelde dat de overeenkomst niet als huurkoop kon worden gekwalificeerd. De incidentele vordering van X werd afgewezen, en X werd veroordeeld in de kosten van het incident. De rechtbank hield verdere beslissingen aan, maar verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Deze uitspraak benadrukt het belang van de kwalificatie van overeenkomsten en de gevolgen daarvan voor de bevoegdheid van de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 105729 / HA ZA 03-1853
Datum vonnis: 21 april 2004
Vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
tevens verweerster in het incident,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
tegen
X,
wonende te A,
gedaagde in de hoofdzaak,
tevens eiser in het incident,
procureur mr. R.A.D. Koppelaar.
Partijen zullen in dit vonnis Dexia en X worden genoemd.
1. Het verloop van de procedure
Na het uitbrengen van de dagvaarding zijn de volgende processtukken gewisseld:
* een incidentele conclusie tot verwijzing;
* een conclusie van antwoord in het incident tot verwijzing.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1 Dexia vordert -samengevat en zakelijk weergegeven- dat de rechtbank X zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.710,69 vermeerderd met rente en kosten.
Aan deze vordering legt Dexia ten grondslag dat zij met X een overeenkomst heeft gesloten ten behoeve van haar product WinstVerDriedubbelaar onder contractnummer 74223669, dat die overeenkomst door het verstrijken van de overeengekomen looptijd is geëindigd en dat zij in verband daarmede een eindafrekening heeft opgesteld en verzonden ten bedrage van € 5.503,13. X weigert tot betaling van dat bedrag over te gaan. De contractuele rente daarover bedraagt van 23 september 2002 tot en met 6 juni 2003 € 418,59 en de buitengerechtelijke incassokosten bedragen € 788,97 inclusief BTW.
2.2 Voor alle weren werpt X de exceptie van onbevoegdheid op en concludeert hij tot verwijzing naar de sector kanton van deze rechtbank. Daartoe voert X aan dat de onderhavige overeenkomst dient te worden gekwalificeerd als een huurkoopovereenkomst. Geschillen omtrent huurkoopovereenkomsten behoren tot de competentie van de sector kanton.
2.3 Dexia voert in het incident gemotiveerd verweer. Daarop zal de rechtbank, voor zover van belang, onder de beoordeling ingaan.
3. De beoordeling
in het incident
3.1 Voor de kwalificatie van een overeenkomst als huurkoopovereenkomst is vereist dat sprake is van koop en verkoop op afbetaling. Dexia betwist dat de overeenkomst tussen partijen als een overeenkomst van koop en verkoop op afbetaling gekwalificeerd kan worden. De overeenkomst tussen Dexia en X is dus geen huurkoopovereenkomst, aldus Dexia. Met betrekking tot dit verweer overweegt de rechtbank het volgende.
3.2 Artikel 7A:1576 lid 1 BW geeft de definitie van een overeenkomst van koop en verkoop op afbetaling: “Koop en verkoop op afbetaling is de koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen, nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd”.
Uit dat artikel volgt dat een overeenkomst van koop en verkoop op afbetaling strekt tot eigendomsoverdracht. Het uitgangspunt bij overeenkomsten als de onderhavige is echter niet dat de aandelen in eigendom van de lessee overgaan, maar dat deze aan het einde van de looptijd worden verkocht aan een derde, dat daarbij koerswinst wordt gemaakt doordat een hogere verkoop- dan aankoopprijs wordt gerealiseerd en dat Dexia vervolgens met haar cliënt afrekent. Dit uitgangspunt komt ook tot uitdrukking in de brochure, de overeenkomst en de toepasselijke voorwaarden die zijn overgelegd. Volgens Dexia kiezen haar cliënten vrijwel altijd voor verkoop of verlenging van de leaseovereenkomst, en niet voor daadwerkelijke levering van de aandelen aan hen. Ook in dit geval zijn de aandelen volgens de eindafrekening verkocht en is van eigendomsoverdracht dus geen sprake geweest.
Daartegenover leggen artikel 2 van die voorwaarden, dat luidt: “Legio-Lease en lessee komen overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. […]”, en artikel 10 van die voorwaarden, dat luidt: “Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen de waarden aan lessee worden uitgeleverd, tenzij lessee alsdan mededeelt de voorkeur te geven aan de verkoop van de waarden. […] “, onvoldoende gewicht in de schaal, mede gezien het feit dat ook in dit geval, naar moet worden aangenomen, het feitelijke uitgangspunt van partijen vanaf het begin is geweest dat de waarden zouden worden verkocht en daadwerkelijke eigendomsoverdracht niet heeft plaatsgevonden.
3.3 Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de overeenkomst tussen partijen niet als een overeenkomst van koop en verkoop op afbetaling en dus niet als een huurkoopovereenkomst kan worden gekwalificeerd. Het verweer van Dexia is derhalve gegrond. Hetgeen Dexia voorts nog bij wege van verweer in het incident heeft aangevoerd, behoeft dan ook geen bespreking.
3.4 De rechtbank zal de incidentele vordering afwijzen met veroordeling van X in de kosten van het incident.
in de hoofdzaak
3.5 De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor conclusie van antwoord aan de zijde van X.
3.6 De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
De beslissing
De rechtbank:
in het incident
verklaart zich bevoegd van de hoofdzaak kennis te nemen;
veroordeelt X in de kosten van het incident, tot heden aan de zijde van Dexia begroot op € 331,--;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van 2 juni 2004 voor conclusie van antwoord aan de zijde van X;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en uitgesproken in het openbaar op 21 april 2004.
de griffier de rechter