ECLI:NL:RBARN:2004:AP3606
Rechtbank Arnhem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Onredelijke belemmering van het recht van uitweg door afsluiting van perceel met hek
In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Arnhem, staat centraal de vraag of de afsluiting van het perceel van gedaagde Z door middel van een hek, het recht van uitweg van eisers X en Y op onredelijke wijze bemoeilijkt. Eisers, beiden eigenaren van percelen aan de B-dijk te A, hebben gedaagde in kort geding gedagvaard omdat zij van mening zijn dat de plaatsing van het hek hun bedrijfsvoering ernstig belemmert. Eiser Y, eigenaar van een perceel waar hij als kunst- en portretschilder werkt, en eiser X, die een landbouwbedrijf runt, stellen dat zij afhankelijk zijn van de toegang tot hun percelen via de weg die over het perceel van Z loopt. De rechtbank oordeelt dat de afsluiting van het perceel door Z, die het hek heeft geplaatst met een afstandsbediening die alleen aan X is verstrekt, een onredelijke belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van eisers. De rechtbank wijst erop dat de erfdienstbaarheid van weg inhoudt dat derden, zoals bezoekers en leveranciers, ook gebruik moeten kunnen maken van de weg. De enkele terhandstelling van een afstandsbediening aan X maakt het voor derden praktisch onmogelijk om toegang te krijgen, wat in strijd is met de geldende jurisprudentie. De rechtbank besluit dat de plaatsing van het hek onrechtmatig is en beveelt Z om het hek te openen en geopend te houden, zodat eisers hun recht van uitweg ongehinderd kunnen uitoefenen. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor het geval Z in gebreke blijft.