ECLI:NL:RBARN:2004:AP3798

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
112091
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de voorzieningenrechter in geschil over samenwerking tussen partijen na afloop van een driejaarcontract

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem zich gebogen over de bevoegdheid van de voorzieningenrechter om kennis te nemen van een geschil tussen de besloten vennootschap PRONET B.V. en de vennootschap UNGER GERMANY GMBH. De eiseres, Pronet, heeft Unger in kort geding gedagvaard en vorderde onder andere de voortzetting van de samenwerking op basis van een eerder gesloten driejaarcontract. Dit contract, dat onder Duits recht viel, was in 2000 geëxpireerd, maar partijen hebben hun samenwerking voortgezet zonder een nieuwe overeenkomst te sluiten. De voorzieningenrechter heeft zich in eerste instantie moeten buigen over de vraag of de dagvaarding geldig was, aangezien Unger betwistte dat deze aan haar was betekend. Ondanks de betwisting heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat Unger niet onredelijk in haar belangen was geschaad door het gebrek in de dagvaarding, waardoor het beroep op nietigheid faalde.

Vervolgens heeft de rechtbank de bevoegdheid van de voorzieningenrechter beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat, gezien de forumkeuze in het driejaarcontract, een Duits gerecht bevoegd was om kennis te nemen van geschillen die voortvloeien uit de samenwerking tussen partijen. De rechtbank oordeelde dat Pronet onvoldoende had aangetoond dat de samenwerking onder de voorwaarden van het driejaarcontract was voortgezet, en dat de vordering van Pronet onvoldoende was onderbouwd. Hierdoor verklaarde de voorzieningenrechter zich onbevoegd om kennis te nemen van het geschil. Pronet werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure.

De uitspraak benadrukt het belang van de forumkeuze in contractuele relaties en de gevolgen van het niet tijdig vastleggen van nieuwe afspraken na afloop van een contract. De beslissing van de rechtbank is op 10 juni 2004 openbaar uitgesproken door mr. O. Nijhuis, in aanwezigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 112091 / KG ZA 04-230
Datum vonnis: 15 juni 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRONET B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. R.W.F. Hendriks te Den Bosch,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
UNGER GERMANY GMBH,
gevestigd te Sollingen (Duitsland),
gedaagde,
procureur mr. J.M.J. Huver,
advocaat mr. M.R. Ruygvoorn te Utrecht.
Het verloop van de procedure
Eiseres -hierna te noemen: Pronet- heeft gedaagde -hierna te noemen: Unger- ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als hierna kort weergegeven. De raadsman van Pronet heeft producties in het geding gebracht en de vordering toegelicht overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities. De raadsman van Unger heeft daarop geantwoord, zoals hierna kort weergegeven, overeenkomstig een gedeelte van zijn eveneens overgelegde pleitnotities. Ook hij heeft producties in het geding gebracht. Nadien heeft repliek en dupliek plaatsgehad. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
De vaststaande feiten
1. Pronet, althans eerst haar oprichter/bestuurder en later zij, verkoopt sedert 1967 schoonmaakartikelen van fabrikant Unger. In 1996 is de overeenkomst tussen partijen met betrekking tot de leverantie en doorverkoop van de schoonmaakartikelen vervangen door een jaarcontract. Op 3 november 1997 zijn partijen vervolgens een overeenkomst aangegaan voor drie jaar -hierna te noemen: het driejaarcontract. Daarin is onder meer bepaald dat de samenwerking tussen partijen wordt beheerst door Duits recht en dat de gerechten van de vestigingsplaats van Unger de bevoegde gerechtelijke instanties zijn met betrekking tot de samenwerking tussen partijen.
2. Partijen hebben na ommekomst van de expiratiedatum van het driejaarcontract -3 november 2000- hun samenwerking voortgezet totdat Unger bij faxbrief aan Pronet van 5 april 2004 de samenwerking heeft beëindigd.
Het geschil
1. Kort weergegeven vordert Pronet veroordeling van Unger om de samenwerking tussen partijen voort te zetten op basis van de tussen partijen geldende overeenkomst daarover, met veroordeling van Unger tot betaling aan Pronet van een voorschot op schadevergoeding.
2. Pronet legt aan haar vordering ten grondslag dat Unger toerekenbaar tekortschiet met betrekking tot de samenwerking tussen partijen en dat zij onrechtmatig jegens Pronet handelt. Zij stelt als gevolg daarvan schade te lijden.
3. Unger voert als verweer aan dat de inleidende dagvaarding van dit kort geding nietig is omdat die niet aan haar is betekend, en dat de voorzieningenrechter onbevoegd is.
De motivering van de beslissing
1. Pronet stelt dat de dagvaarding met inachtneming van het bepaalde in artikel 56 Rv aan Unger is betekend, en dat de bewijsstukken daarvan onderweg zijn naar Nederland. Volgens Unger echter is de dagvaarding niet aan haar betekend. Nu partijen daarover twisten, en Pronet niet kan aantonen dat de dagvaarding is betekend, moet het er in dit kort geding voor gehouden worden dat de dagvaarding niet aan Unger is betekend. In beginsel heeft dat de nietigheid van de dagvaarding tot gevolg. Evenwel is Unger voorbereid ter zitting verschenen om zo nodig ook inhoudelijk verweer te voeren tegen het gevorderde. Unger is dan ook niet onredelijk in haar belangen geschaad door het gebrek in de dagvaarding. Om die reden faalt het beroep van Unger op de nietigheid. Gelet op het hierna overwogene is er geen grond om herstel van het gebrek te gelasten.
2. Voor beantwoording van de vraag of de voorzieningenrechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil over de samenwerking tussen partijen is van belang of het bepaalde in het driejaarcontract de samenwerking tussen partijen is blijven beheersen. Voorlopig geoordeeld, is dat het geval. Partijen hebben na ommekomst van de expiratiedatum van het driejaarcontract hun samenwerking voortgezet zonder daaraan een andere overeenkomst ten grondslag te leggen. Het jaarlijks aanpassen van de prijzen en de betalingscondities maakt dat niet anders, immers binnen een duurovereenkomst is het niet ongebruikelijk dat daarover jaarlijks afspraken worden gemaakt. Dat dit naar Duits recht anders zal zijn, is voorshands niet aannemelijk. Dit brengt met zich mee dat, gelet op de forumkeuze in het driejaarcontract, een Duits gerecht bevoegd is om kennis te nemen van geschillen die voortvloeien uit de samenwerking tussen partijen. Blijkens het overwogene onder (14) in de préambule van de Verordening nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 dient de forumkeuze geëerbiedigd te worden. Gelet daarop is de voorzieningenrechter in beginsel niet bevoegd om kennis te nemen van het geschil voor zover dat voortvloeit uit de samenwerking tussen partijen. Pronet stelt dat Unger niet alleen in strijd handelt met de tussen partijen geldende afspraken over hun samenwerking, maar ook dat Unger jegens haar onrechtmatig handelt. Voor beide grondslagen van de vordering voert Pronet evenwel dezelfde door haar gestelde handelwijze van Unger aan. Gelet op de daaruit sprekende verwevenheid, en op het feit dat de vordering van Pronet in de kern ziet op voortzetting van de samenwerking, heeft Pronet onvoldoende voldaan aan haar stelplicht wat betreft de onrechtmatige daad als grondslag van de vordering. Als gevolg daarvan kan de voorzieningenrechter aan die grondslag niet zijn bevoegdheid ontlenen. Dit alles en het feit dat een Duits gerecht naar Duits recht evenzeer de gevraagde voorzieningen kan treffen, leidt er toe dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd zal verklaren om kennis te nemen van het geschil in dit kort geding.
3. Als de in het ongelijk gestelde partij zal Pronet in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het geschil;
veroordeelt Pronet in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Unger bepaald op € 241,00 voor griffierecht en op € 703,00 voor salaris procureur;
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde uitgesproken op 10 juni 2004.