Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 100043 / HA ZA 03-840
Datum vonnis: 21 april 2004
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MORGENBAD B.V.,
gevestigd te Leuth,
eiseres bij dagvaarding van 14 mei 2003,
procureur mr. J.M.J. Huver,
advocaat mr. C.R. van Breevoort te Arnhem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NILLESSEN UW DAK IS ONS VAK B.V.,
gevestigd te Groesbeek,
verweerster,
procureur en advocaat mr. J.W. Kobossen te Nijmegen.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 10 december 2003 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.1 Morgenbad exploiteert sinds 1997 een overdekt zwembad te Leuth. Nillissen drijft een dakdekkersonderneming.
1.2 Toen Morgenbad de exploitatie van het zwembad overnam, verkeerde de dakbedekking daarvan in slechte staat. In het gebouw deden zich herhaaldelijk lekkages voor, in verband waarmee enkele lokale reparaties aan de dakbedekking zijn uitgevoerd. De lekkages hielden desondanks aan.
1.3 In de loop van februari 1999 heeft Nillissen in opdracht van Morgenbad het gehele dak van het zwembad van een nieuwe laag bitumineuze dakbedekking voorzien en heeft zij de hemelwaterafvoeren en ontluchtingen op het dak vervangen, conform haar daartoe uitgebrachte en door Morgenbad aanvaarde offerte. Morgenbad heeft het voor deze werkzaamheden overeengekomen bedrag van f 45.000,-- (inclusief omzetbelasting) aan Nillissen betaald.
1.4 Nadat deze werkzaamheden waren uitgevoerd, kampte het zwembad nog steeds met lekkages. Teneinde de deugdelijkheid van de dakbedekking te beoordelen en de oorzaak van de lekkages te achterhalen zijn achtereenvolgens twee deskundigen geraadpleegd.
1.5 In zijn rapport van 26 maart 2001 heeft de heer ing. A, verbonden aan het adviesbureau T-joint te Zeist, geconcludeerd dat de door Nillissen aangebrachte dakbedekking geen gebreken vertoont, op één losse naad na, en dat het onwaarschijnlijk is dat de lekkages het gevolg zijn van een niet goed functionerende dakbedekking. Als (mogelijke) oorzaak noemt hij een te hoge dampdruk in het zwembad waardoor condensatielekkages ontstaan.
1.6 In een rapport van 8 oktober 2001 heeft de heer B, verbonden aan BDA Dakadvies B.V., geconcludeerd dat de conditie van het dakbedekkingssysteem op zichzelf goed is, behoudens (onder andere) de opstandafwerking op sommige plaatsen waardoor directe inwatering plaats vindt. De dakbedekkingsconstructie acht hij niet geschikt voor een zwembad met hoge binnenluchtcondities van 30° C. Verder heeft hij geconcludeerd dat de nieuwe APP-dakbedekking niet heeft geleid tot afname van de condenslekkage uit de dakbedekkingsconstructie van het zwembad. Hij verwacht dat de condenslekkages in de toekomst zullen toenemen.
De verdere beoordeling van het geschil
18. De vordering van Morgenbad is weergegeven in het tussenvonnis van 8 oktober 2003. Onder meer heeft zij de ontbinding gevorderd van de met Nillissen gesloten overeenkomst. Volgens Morgenbad is Nillissen in twee opzichten tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenissen uit deze overeenkomst. In de eerste plaats heeft Nillissen niet de juiste oplossing voor de al bestaande problemen geoffreerd althans zij had Morgenbad moeten waarschuwen voor de onjuistheid van die oplossing en in de tweede plaats heeft Nillissen het geoffreerde werk niet deugdelijk uitgevoerd, aldus Morgenbad. Nillissen heeft de gestelde tekortkomingen gemotiveerd betwist. Naar haar mening bestaat er geen grond voor ontbinding.
19. In het kader van de eerste tekortkoming die Nillissen wordt verweten moet de vraag worden beantwoord, of zij Morgenbad ter beëindiging van de lekkages een andere dan de geoffreerde oplossing had moeten aanbieden althans of zij Morgenbad had moeten waarschuwen dat het aanbrengen van een nieuwe laag dakbedekking geen geschikte oplossing voor het lekkageprobleem was. Als toetsingscriterium voor de eventuele waarschuwingsplicht van Nillissen geldt, dat zij Morgenbad tijdig diende te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht, die zij kende of behoorde te kennen, en voor gebreken of ongeschiktheid van zaken afkomstig van Morgenbad, daaronder begrepen de ondergrond voor het werk, ook hier voorzover Nillissen deze kende of behoorde te kennen (HR 25 november 1994, NJ 1995, 154 en 18 september 1998, NJ 1998, 818).
20. Vast staat dat het zwembad vóór het aanbrengen van de nieuwe dakbedekking in ieder geval te maken had met lekkage van buitenaf: de dakbedekking was in slechte staat zodat sprake was van inwatering. Ook was er toen kennelijk al sprake van condenslekkages aan de binnenzijde. Het moet ervoor worden gehouden dat Morgenbad noch Nillissen bij het sluiten van de overeenkomst bekend was met de condenslekkages. Beide zijn er bij het sluiten van de overeenkomst vanuit gegaan, gelet op de slechte conditie van de dakbedekking, dat inwatering van buitenaf de oorzaak van de lekkages was en dat een nieuwe dakbedekking de aangewezen oplossing was om de lekkages te verhelpen. Dat bleek achteraf echter niet het geval te zijn. Volgens de beide deskundigenrapporten zijn, welbeschouwd, de klimaatomstandigheden in het zwembad er de oorzaak van dat condenslekkages ontstaan. In het rapport van BDA Dakadvies wordt erop gewezen dat die klimaatomstandigheden in de loop der tijd in ongunstige zin zijn veranderd. Het luchtvochtigheidsgehalte in het zwembad is in relatie tot de bestaande constructie c.q. opbouw van het dak te hoog geworden, waardoor condensatie tegen het dak plaatsvindt en lekkages ontstaan.
21. Tegen deze achtergrond moet worden geoordeeld dat de oorzaak van de condenslekkages in essentie een aangelegenheid van klimaatbeheersing is, die buiten het bereik valt van het gebied waarop een dakdekkersbedrijf als dat van Nillissen deskundig behoort te zijn. Gelet op de bestaande situatie, waarin sprake was van inwatering van buitenaf doordat de oude dakbedekking slecht was, heeft Nillissen er redelijkerwijs vanuit kunnen gaan dat een nieuwe, waterdichte dakbedekking afdoende zou zijn om de lekkages te verhelpen en behoefde zij geen rekening te houden met de aanwezigheid van condenslekkages, laat staan de beweerde verergering daarvan. In het verlengde hiervan kan dus niet worden gezegd dat zij een andere oplossing had behoren te offreren of dat zij Morgenbad had moeten waarschuwen in de hiervoor genoemde zin. Nillissen wist immers niet van de condenslekkages en hoefde dat als ‘eenvoudig’ dakdekker, zonder specifieke deskundigheid op het gebied van klimaatbeheersing, ook niet te weten. Van een exploitant van een binnenzwembad mag daarentegen wel worden verwacht dat zij weet dat aanpassingen aan het gebouw gevolgen voor het binnenklimaat kunnen hebben. Het lag dan ook veeleer op de weg van Morgenbad om zich, voordat zij zich tot een dakdekker wendde, van deskundig advies te voorzien met betrekking tot de mogelijke gevolgen voor het binnenklimaat van het opnieuw laten dekken van het dak. Van enige tekortkoming van Nillissen is in dit opzicht in elk geval geen sprake, zodat hieraan geen grond voor ontbinding kan worden ontleend.
22. Dat ligt mogelijk anders met betrekking tot de tweede aan Nillissen verweten tekortkoming. Volgens Morgenbad is, afgezien van de condenslekkages, ook nog steeds sprake van lekkages door inwatering van buitenaf. Volgens haar zijn er open naden in de dakbedekking en zijn sommige opstandafwerkingen en afwerkingen van ontluchtingen ook niet waterdicht. Verder zijn naar haar mening de afdekkappen niet op afschot teruggeplaatst op de dakrand en zitten enkele van deze kappen los. Deze stellingen baseert Morgenbad op het rapport van BDA Dakadvies. Nillissen heeft ter weerlegging hiervan aangevoerd, onder verwijzing naar het rapport van T-joint, dat de nieuwe dakbedekking waterdicht is. Er was destijds sprake van één losse naad en bij het dichten daarvan heeft zij zich daarvan vergewist, aldus Nillissen. Gelet op de gemotiveerde betwisting door Nillissen zal Morgenbad haar stelling, dat nog steeds sprake is van inwatering van buitenaf, moeten bewijzen. Ook zal moeten komen vast te staan dat de (eventuele) inwatering van buitenaf zich reeds voordeed op het moment dat BDA Dakadvies onderzoek ten behoeve van haar rapportage aan Morgenbad verrichtte. Dit is van belang, omdat Morgenbad alleen bevoegd is de overeenkomst te ontbinden als Nillissen met betrekking tot de deugdelijke nakoming daarvan in verzuim is geraakt. De schriftelijke ingebrekestelling van de raadsman van Morgenbad van 8 maart 2002 kan alleen tot het verzuim van Nillissen hebben geleid als de daarin genoemde gebreken op dat moment al bestonden.
23. Ten behoeve van het door Morgenbad te leveren bewijs zal een onderzoek door een (of meer) deskundige(n) worden bevolen. Het voorschot op het loon en de kosten van de te benoemen deskundige(n) zal ten laste van Morgenbad, de eisende partij, komen. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor uitlating door de partijen over het aantal en de perso(o)n(en) van de te benoemen deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Het verdient de voorkeur dat de partijen hierover in overleg treden en met een gezamenlijk voorstel komen.
24. Vooruitlopend op de bevindingen van de te benoemen deskundige(n) wijst de rechtbank tot slot op het volgende. In deze zaak is tot op heden niet het verweer gevoerd dat de eventuele tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt, zodat de ontbinding van de overeenkomst moet worden uitgesproken wanneer komt vast te staan dat Nillissen is tekortgeschoten en in verzuim is geraakt. Het gevolg van de eventuele ontbinding zal zijn dat de partijen over en weer hun prestaties ongedaan moeten maken of, indien dat niet mogelijk is, dat de waarde daarvan aan de ander moet worden vergoed (artt. 6:271 en 272 BW). Ter comparitie is door Nillissen onweersproken gesteld dat de door haar aangebrachte laag niet van het dak te verwijderen is zonder het hele dakpakket te verwijderen, zodat moet worden geoordeeld dat deze prestatie naar haar aard niet meer ongedaan gemaakt kan worden. Voor Morgenbad zou dit betekenen dat zij dan weliswaar aanspraak heeft op terugbetaling van de door haar betaalde aanneemsom, maar dat zij dan op haar beurt gehouden zal zijn de waarde van de door Nillissen geleverde prestatie te vergoeden. Die waarde, die moet worden berekend naar het tijdstip waarop de prestatie is geleverd, ligt naar verwachting dicht bij de omvang van de betaalde aanneemsom. In elk geval wordt die waarde niet gedrukt door de omstandigheid dat de dakconstructie waarop het bitumen is aangebracht niet meer geschikt is voor het gebruik dat inmiddels van het gebouw wordt gemaakt. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt immers, dat die omstandigheid voor rekening van Morgenbad komt.
25. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. Hoger beroep van dit vonnis staat slechts open tegelijk met dat van het eindvonnis.
De rechtbank, recht doende,
1. verwijst de zaak naar de vierde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een akte door de beide partijen zoals bedoeld onder 22,
2. verstaat dat hoger beroep van dit vonnis alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis,
3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Vaessen, rechter, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 21 april 2004.