ECLI:NL:RBARN:2004:AP4234

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
12 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
111252
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kwalificatie van een overeenkomst van huurkoop en de gevolgen van dwaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 12 mei 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen X en Dexia Bank Nederland N.V. X heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 4 februari 2004, waarin hij was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.374,54 aan Dexia. X stelt dat de overeenkomst die hij met Dexia heeft gesloten, gekwalificeerd moet worden als een huurkoopovereenkomst, en dat deze overeenkomst onder invloed van dwaling tot stand is gekomen. Hij betoogt dat Dexia essentiële informatie heeft verzwegen over het leningskarakter van de overeenkomst en de mogelijkheid van een restschuld na afloop van de looptijd.

De rechtbank heeft de kwalificatie van de overeenkomst als huurkoopovereenkomst verworpen. Volgens de rechtbank is er geen sprake van een overeenkomst van koop en verkoop op afbetaling, zoals vereist door de wet. De rechtbank oordeelt dat de aandelen die in het kader van de overeenkomst zijn betrokken, niet zijn overgedragen aan X, maar dat deze aan het einde van de looptijd aan een derde zijn verkocht. Dit betekent dat de overeenkomst niet voldoet aan de criteria voor huurkoop.

X heeft in reconventie gevorderd dat de rechtbank zal verklaren dat verschillende overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd en dat Dexia tot betaling van een bedrag van € 11.374,43 met rente moet worden veroordeeld. De rechtbank heeft besloten om een comparitie van partijen te beleggen om meer informatie te verkrijgen over de omstandigheden waaronder de overeenkomsten tot stand zijn gekomen en om te onderzoeken of partijen tot een schikking kunnen komen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de zaak naar de sector kanton kan worden verwezen, maar dat dit verzoek niet als incidentele vordering wordt behandeld.

De rechtbank heeft de partijen verzocht om de benodigde stukken tijdig aan te leveren en heeft aangegeven dat hoger beroep van dit vonnis alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis. De beslissing van de rechtbank is genomen met het oog op een voortvarende afwikkeling van de procedure en het bevorderen van een oplossing van het geschil.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 111252 / HA ZA 04-512
Datum vonnis: 12 mei 2004
Vonnis
in de zaak van
X,
wonende te A,
opposant in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. A.J.B. Ross,
tegen
de naamloze vennootschap
DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geopposeerde in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek.
In deze procedure zullen partijen X en Dexia worden genoemd.
1. Het verloop van de procedure en het geschil
1.1 Op vordering van Dexia heeft deze rechtbank bij verstekvonnis van 4 februari 2004 X veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.374,54 vermeerderd met rente en met veroordeling van X in de kosten van het geding, met afwijzing voor het overige.
1.2 Aan haar vordering had Dexia het volgende -samengevat en zakelijk weergegeven- ten grondslag gelegd. Dexia heeft met X een overeenkomst gesloten ten behoeve van haar product Triple Effect met maandbetaling onder contractnummer 51782158, die overeenkomst is door het verstrijken van de overeengekomen looptijd geëindigd en in verband daarmede heeft zij een eindafrekening opgesteld en verzonden ten bedrage van € 4.297,23. X laat na dat bedrag te betalen, waardoor hij in verzuim verkeert. De contractuele rente daarover bedraagt van 21 juli 2003 tot en met 30 september 2003 € 77,31 en de buitengerechtelijke incassokosten bedragen € 648,55 inclusief BTW.
1.3 X heeft tegen voornoemd vonnis van 4 februari 2004 verzet gedaan. Hij concludeert in conventie:
“a. te verklaren voor recht dat de Overeenkomst vernietigd is door de brief van de raadsman van X aan (de advocaat van) Dexia van 24 februari 2004, althans deze te vernietigen op grond van dwaling;
b. de Overeenkomst te ontbinden, c.q. ontbonden te verklaren wegens wanprestatie;
c. Dexia niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans en in ieder geval haar die te ontzeggen;
d. Voorwaardelijk, namelijk indien de rechtbank het beroep van X op vernietiging c.q. nietigverklaring wegens dwaling zou toewijzen, en Dexia zich ter zake zou beroepen op artikel 6:278 BW, dit beroep van Dexia af te wijzen, althans de Overeenkomst te wijzigen op de voet van art. 6:230 lid 2 BW in dier voege dat het nadeel dat X door zijn dwaling heeft geleden (de door hem betaalde € 8.237,11 enerzijds en de ontstane schuld voor Dexia anderzijds) wordt opgeheven;
e. Subsidiair: de gevraagde uitvoerbaarheid bij voorraad af te wijzen;
f. Subsidiair: voor het geval bij tussenvonnis aan X enige bewijslast wordt toebedeeld en/of de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen te bepalen dat tegen dat tussenvonnis tussentijds appèl openstaat;
g. Subsidiair: bij gehele of gedeeltelijke veroordeling uitvoerbaar bij voorraad van X tot betaling aan Dexia te bepalen dat Dexia zekerheid moet stellen als omschreven in punt 18 van de conclusie.”
met veroordeling van Dexia in de kosten van deze procedure.
1.4 Aan deze vordering legt X het volgende ten grondslag.
De overeenkomst is tot stand gekomen onder invloed van dwaling. X heeft gedwaald omtrent het leningskarakter van de overeenkomst en omtrent de omstandigheid dat hij na de looptijd met een restschuld zou kunnen blijven zitten. Dexia heeft essentiële informatie verzwegen. De overeenkomst is dan ook terecht buitengerechtelijk vernietigd. Bovendien heeft Dexia jegens X niet aan haar informatieplicht voldaan door niet op de risico’s te wijzen en van misleidend reclamemateriaal gebruik te maken. Zij is voorts, mede in het licht van het gebrek aan deskundigheid van X, in diverse opzichten haar zorgplicht niet nagekomen. Een en ander levert wanprestatie, handelen in strijd met de redelijkheid en billijkheid en onrechtmatig handelen van de zijde van Dexia op. Artikel 6:278 BW is niet geschreven voor gevallen als deze en een eventueel beroep daarop van Dexia kan dan ook niet opgaan. Mede gezien het restitutierisico dient een vonnis, waarbij X tot betaling wordt veroordeeld, niet uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard, althans dient door Dexia zekerheid te worden gesteld. Vanwege het principiële karakter van de zaak en zijn behoefte aan tussentijds appel ingeval van afwijzing van zijn verzoek tot verwijzing naar de sector kanton vordert X voor dat geval tussentijds appel open te stellen.
1.5 X vordert in reconventie -samengevat en zakelijk weergegeven- dat de rechtbank
voor recht zal verklaren dat de overeenkomsten met de nummers 831290, 27200015, 74124841, 76001020 en 59100809 rechtsgeldig zijn vernietigd althans deze zal vernietigen,
Dexia zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 11.374,43 met rente,
Dexia zal veroordelen de registratie en de A-codering bij het BKR te doen doorhalen op straffe van een dwangsom,
met veroordeling van Dexia in de kosten van dit geding.
1.6 Aan deze vordering in reconventie legt X het volgende ten grondslag. De overeenkomsten zijn huurkoopovereenkomsten. De echtgenote van X heeft de overeenkomsten op grond van artikel 1:89 BW buitengerechtelijk vernietigd. Voorts heeft Dexia wanprestatie gepleegd en onrechtmatig gehandeld jegens X, waartoe X met name verwijst naar hetgeen hij daaromtrent in reconventie heeft gesteld. Dit rechtvaardigt de ontbinding van de overeenkomst, waardoor terugbetalingsverplichtingen aan de zijde van Dexia ontstaan. Gezien het standpunt van X dat Dexia geen vordering heeft op hem maar hij op Dexia, is de code A bij de BKR, waarmede wordt aangegeven dat sprake is van achterstand in betalingen, onterecht. Deze dient te worden doorgehaald onder de vermelding dat deze codering ten onrechte is geschied.
1.7 In conventie -maar uitdrukkelijk niet bij wege van incidentele vordering- werpt X voor alle weren de exceptie van onbevoegdheid op en concludeert hij tot verwijzing naar de sector kanton van deze rechtbank.
1.8 Daartoe voert X aan dat de onderhavige overeenkomst dient te worden gekwalificeerd als een huurkoopovereenkomst. Geschillen omtrent huurkoopovereenkomsten behoren tot de competentie van de sector kanton.
1.9 Dexia heeft een conclusie van antwoord in het incident tot verwijzing genomen. Daarin voert zij gemotiveerd verweer tegen het verzoek tot verwijzing. Op dat verweer zal de rechtbank onder de beoordeling ingaan.
2. De beoordeling
in conventie
2.1 X heeft verzocht de zaak te verwijzen naar de sector kanton. Nu hij uitdrukkelijk heeft aangegeven dat dit verzoek niet als een incidentele vordering mag worden opgevat, zal het verzoek ook niet als zodanig worden behandeld. Hetgeen Dexia in haar conclusie van antwoord in het incident tot verwijzing heeft aangevoerd, zal de rechtbank dan ook opvatten als het verweer tegen dat verzoek in de hoofdzaak.
2.2 Voor de kwalificatie van een overeenkomst als huurkoopovereenkomst is vereist dat sprake is van koop en verkoop op afbetaling. Dexia betwist dat de overeenkomst tussen partijen als een overeenkomst van koop en verkoop op afbetaling gekwalificeerd kan worden. De overeenkomst tussen Dexia en X is dus geen huurkoopovereenkomst, aldus Dexia. Met betrekking tot dit verweer overweegt de rechtbank het volgende.
2.3 Artikel 7A:1576 lid 1 BW geeft de definitie van een overeenkomst van koop en verkoop op afbetaling: “Koop en verkoop op afbetaling is de koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen, nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd”.
Uit dat artikel volgt dat een overeenkomst van koop en verkoop op afbetaling strekt tot eigendomsoverdracht. Het uitgangspunt bij overeenkomsten als de onderhavige is echter niet dat de aandelen in eigendom van de lessee overgaan, maar dat deze aan het einde van de looptijd worden verkocht aan een derde, dat daarbij koerswinst wordt gemaakt doordat een hogere verkoop- dan aankoopprijs wordt gerealiseerd en dat Dexia vervolgens met haar cliënt afrekent. Dit uitgangspunt komt ook tot uitdrukking in de brochure, de overeenkomsten en de toepasselijke voorwaarden die zijn overgelegd. Volgens Dexia kiezen haar cliënten vrijwel altijd voor verkoop of verlenging van de leaseovereenkomst, en niet voor daadwerkelijke levering van de aandelen aan hen. Ook in dit geval zijn de aandelen volgens de eindafrekening verkocht en is van eigendomsoverdracht dus geen sprake geweest.
Daartegenover legt artikel 5 van de overeenkomst met nummer 51782158, dat luidt: “Zodra lessee al datgene aan de Bank heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden” ook in samenhang met die bijzondere voorwaarden, onvoldoende gewicht in de schaal, mede gezien het feit dat ook in dit geval, naar moet worden aangenomen, het feitelijke uitgangspunt van partijen vanaf het begin is geweest dat de waarden zouden worden verkocht en daadwerkelijke eigendomsoverdracht niet heeft plaatsgevonden.
2.4 Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de overeenkomst tussen partijen niet als een overeenkomst van koop en verkoop op afbetaling en dus niet als een huurkoopovereenkomst kan worden gekwalificeerd. Het verweer van Dexia tegen het verzoek tot verwijzing is derhalve gegrond. Hetgeen Dexia voorts nog ten verwere daartegen heeft aangevoerd, behoeft dan ook geen bespreking.
2.5 De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om tegen deze beslissing tussentijds appel toe te staan.
in conventie en in reconventie
2.6 Er zal een comparitie van partijen worden belegd om inlichtingen over de zaak te vragen, waarbij de rechtbank zich in het bijzonder zal richten op de omstandigheden waaronder de overeenkomsten tot stand gekomen zijn alsmede op de persoonlijke situatie van X, en om te onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Daarbij kan de mogelijkheid van doorverwijzing naar een mediator aan de orde komen. Voor de comparitie is twee uur uitgetrokken.
2.7 Indien Dexia op de eis in reconventie wil antwoorden, dient zij deze conclusie ter comparitie te nemen. Op een later tijdstip kan de conclusie van antwoord in reconventie niet meer genomen worden. Dexia dient de conclusie van antwoord in reconventie uiterlijk twee weken voor aanvang van de comparitie aan de rechtbank en de wederpartij te hebben toegezonden.
2.8 De partijen wordt verzocht de stukken waarop zij tijdens de comparitie een beroep willen doen, uiterlijk twee weken tevoren in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toe te zenden.
Aan Dexia wordt verzocht de betekende dagvaarding ter comparitie bij ter beschikking te hebben.
2.9 Ter bevordering van een voortvarende afwikkeling van de procedure moeten de partijen erop voorbereid zijn dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis, bijvoorbeeld tot een bewijsopdracht of deskundigenonderzoek, kan wijzen overeenkomstig art. 232, tweede lid, aanhef en onder a, Rv.
2.10 Ter comparitie kan aan de orde komen wie de partijen eventueel als deskundige(n) benoemd willen zien.
2.11 Hoger beroep van dit vonnis staat slechts open tegelijk met dat van het eindvonnis (art. 337, tweede lid, Rv.). Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank:
bepaalt dat de partijen, vergezeld van hun advocaten, voor de rechtbank (mr. O. Nijhuis) zullen verschijnen in het Paleis van Justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4 om inlichtingen over de zaak te geven en te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden, op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd (in beginsel op een woensdag),
verwijst de zaak naar de tweede rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juni 2004 tot en met september 2004, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
bepaalt dat X dan in persoon aanwezig zal zijn en dat Dexia dan vertegenwoordigd zal zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
verzoekt de tijdige toezending van de stukken zoals onder 2.8 bedoeld,
verstaat dat hoger beroep van dit vonnis alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2004.
de griffier de rechter