ECLI:NL:RBARN:2004:AR0471

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
9 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/093052-04
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan gewelddadige overval met vuurwapen en voorbereiding van een overval

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 9 september 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewelddadige overval. De overval vond plaats op 3 november 2003 in Doetinchem, waarbij een kassa met inhoud werd weggenomen uit een cafetaria. De verdachte heeft, samen met medeverdachten, gebruik gemaakt van een vuurwapen en heeft geweld en bedreiging met geweld gepleegd tegen een slachtoffer, H.E. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk middelen heeft verschaft aan de medeverdachten door panty's aan te schaffen en ter beschikking te stellen om herkenning te voorkomen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de voorbereiding van een overval op de ex-schoonfamilie van haar ex-vriend, waarbij zij en haar medeverdachten van plan waren om geld en sieraden te stelen en de familieleden te vermoorden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte een vuurwapen en munitie heeft overgedragen aan anderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drieënhalf jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook civiele vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij een deel van de vorderingen is toegewezen en een ander deel niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft de onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen bevolen en de teruggave van andere voorwerpen aan de rechthebbende.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/093052-04
Datum zitting : 26 augustus 2004
Datum uitspraak : 9 september 2004
VERKORT VONNIS
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in PIV Breda, Kloosterlaan 172 te Breda.
Raadsvrouw: mr. M.P.H. Sanders, advocate te Doetinchem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
[medeverdachten] op of omstreeks 3 november 2003 te
Doetinchem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een kassa met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Cafetaria [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [mededaders] en/of haar mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen H.E. [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [mededaders] dreigend een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of daarbij die H.E. [slachtoffer] dreigend mondeling heeft/hebben toegevoergd: "Geld, ik wil geld", althans woorden van gelijke aard of strekking, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 oktober
tot en met 03 november 2003 te Doetinchem en/of elders in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door een of meer pant(y)(ies), althans
dergelijke voorwerpen, aan te schaffen en/of te prepareren en/of ter
beschikking te stellen aan die [mededaders];
2.
zij op of omstreeks 07 november 2003 te Doetinchem en/of Nijmegen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met een ander of anderen, althans alleen, te plegen misdrijf om met geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen (te weten een of meer leden van het gezin [slachtoffers]) geld en/of sieraden weg te nemen en/of (vervolgens) een of meer leden van het gezin [slachtoffers] van het leven te beroven (artikelen 312 en/of 317 en/of 287 en/of 289 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een of meer personenauto's, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad, hierin bestaande dat verdachte en/of haar mededader(s) de voorgenomen overval op een of meer leden van het gezin [slachtoffers] heeft/hebben door- en/of afgesproken en/of zich heeft/hebben voorzien van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of zich in een of meer personenauto's in de richting van het café van het voornoemde gezin [slachtoffers] (café [naam] aan de [adres]) heeft/hebben begeven;
3.
zij op of omstreeks 14 februari 2004 te Doetinchem, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te
weten een pistool (CZ100 kal. 9 mm), en/of munitie van categorie III, te weten
13 patronen, kal. 9 mm.), heeft overgedragen aan B.P.L. [naam] en/of L.P.
[naam];
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 27 mei, 15 juli en 26 augustus 2004 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is op 27 mei en 26 augustus 2004 verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. M.P.H. Sanders, advocate te Doetinchem.
Als benadeelde partijen zijn ter terechtzitting van 26 augustus 2004 verschenen:
? H.E. [slachtoffer], en
? S.P. [naam].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3,5 jaren, met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat de vordering van de benadeelde partij H.E. [slachtoffer] niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Zij verzoekt daarom dat de benadeelde partij niet-ontvanke-lijk zal worden verklaard in de vorde-ring.
Tenslotte heeft de officier van justitie verzocht dat de vordering van de benadeelde partij S.P. [naam] tot een bedrag van € 500,- wordt toegewezen en dat er een schade-vergoe-dings-maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de bena-deelde partij niet-ontvanke-lijk zal worden verklaard in de vordering.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen hulzen en munitie worden onttrokken aan het verkeer en de computer en het fototoestel teruggegeven zullen worden aan de rechthebbende.
Verdachte en haar raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 t/m 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
[medeverdachten] op 3 november 2003 te
Doetinchem, tezamen en in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben weggenomen een kassa met inhoud, toebehorende aan Cafetaria [naam], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van bedreiging met geweld tegen H.E. [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat die Dal dreigend een pistool: "Geld, ik wil geld", althans woorden van gelijke aard of strekking, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 oktober tot en met 03 november 2003 te Doetinchem opzettelijk middelen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een of meer pant(y)(ies),
aan te schaffen en/of te prepareren en/of ter beschikking te stellen aan die [mededaders];
2.
zij op 07 november 2003 te Doetinchem en Nijmegen, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het met anderen, te plegen misdrijf om met geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen (te weten een of meer leden van het gezin [slachtoffers]) geld en/of sieraden weg te nemen en (vervolgens) een of meer leden van het gezin [slachtoffers] van het leven te beroven (artikelen 312 of 317 en/of 289 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een pistool, en personenauto's, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden hebben gehad, hierin bestaande dat verdachte en zijn mededaders de voorgenomen overval op een of meer leden van het gezin [slachtoffers] hebben door- en/of afgesproken en zich hebben voorzien van een pistool, en zich in personenauto's in de richting van het café van het voornoemde gezin [slachtoffers] (café [naam] aan de [adres]) hebben begeven;
3.
zij op 14 februari 2004 te Doetinchem, tezamen en in vereniging
met anderen, een wapen van categorie III, te
weten een pistool (CZ100 kal. 9 mm), en munitie van categorie III, te weten
13 patronen, kal. 9 mm.), heeft overgedragen aan B.P.L. [naam] en/of L.P.
[naam];
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en/of vergezeld van bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl verdachte opzettelijk middelen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest.
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweld of afpersing en/of moord, terwijl verdachte opzettelijk een voorwerp en vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, kennelijk bestemd tot het begaan van die misdrijven.
Ten aanzien van feit 3:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt door
drs. I.E.I.M. Van Eynde, klinisch psycholoog, en dr. L.H.W.M. Kaiser, psychi-ater, respectievelijk geda-teerd 14 augustus 2004 en 10 augustus 2004, waarin zij conclu-deren dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit sprake was van een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van de geestvermo-gens, in de zin van een borderline persoonlijkheidsstoornis, maar dat verdachte wel inzicht had in de wederrechte-lijkheid van de begane feiten en zij haar wil conform een dergelijk besef kon bepalen, zodat zij als geheel toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt.
De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 19 juni 2004;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 28 april 2004, betreffende verdachte; en
- het onder 5. genoemde rapport.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft aan haar ex-vriend en zijn kompaan, die onder bedreiging van een vuurwapen een cafetaria hebben overvallen, waarbij zij een kassa met inhoud buit hebben gemaakt, panty’s ter beschikking gesteld om herkenning onmogelijk te maken.
Vervolgens hebben verdachte en voornoemde personen het plan opgevat om de ex-schoonfamilie van verdachtes ex-vriend te gaan beroven van geld en sieraden en vervolgens alle familieleden, met behulp van eerder genoemd vuurwapen, te vermoorden. Doordat zich, vanwege een ongeval en een door de medeverdachten gepleegde overval aan de A325, op de route naar de ex-schoonfamilie van verdachte meerdere politieauto’s bevonden hebben zij uiteindelijk afgezien van hun voornemen.
Tenslotte hebben verdachte en haar mededaders het pistool en de munitie, waarmee voornoemde feiten zijn gepleegd, verkocht aan twee personen.
De rechtbank acht deze feiten, die onder invloed van cocaïne- en alcoholgebruik zijn gepleegd, zeer ernstig. Door het gewelddadige karakter van de (geplande) overvallen is er een zeer grove inbreuk gemaakt op de per-soonlijke en geestelijke integriteit van de slachtof-fers, waardoor gevoelens van grote angst en onveiligheid zijn veroor-zaakt, niet alleen bij de slachtoffers in het bijzonder, maar ook binnen de samenleving in het algemeen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, ondanks dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking is geweest, de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf straf passend en geboden is.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwer-pen, te weten twee hulzen en vijftien stuks munitie, dienen te worden onttrok-ken aan het verkeer, aangezien het ongecon-troleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven computer en fototoestel toebehoren aan de ex-vriend van verdachte en aan hem zullen moeten worden teruggegeven.
6a. De beoordeling van de civiele vorde-ringen, alsmede de
gevor-derde op-legging van de schadevergoedings-maat-regel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De rechtbank acht de vordering van H.E. [slachtoffer] niet van eenvoudige aard, nu deze onvoldoende is gemotiveerd en onvoldoende duidelijk is, zodat de vordering zich niet leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeel-de partij is niet-ontvankelijk in de vordering.
De rechtbank zal de civiele vordering van S.P. [naam] tot een bedrag van € 500,- aan materiële schade (eigen risico) toewij-zen.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvol-doende duidelijk is en daarmee niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafge-ding.
Voor de toewijsbare delen van de vorderingen geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplich-ting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 24c, 36b, 36c, 36f, 45, 46, 48, 57, 91, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van drieëneenhalf (3,5) jaar.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwer-pen, te weten:
twee hulzen en vijftien stuks munitie.
Beveelt de teruggave van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een computer en een fototoestel, aan de rechthebbende.
Ten aanzien van feit 1:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij H.E. [slachtoffer], wonende te [adres].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Ten aanzien van feit 1:
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij S.P. [naam].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan S.P. [naam], wonende te [adres], te betalen € 500,- (zegge vijfhonderd).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer S.P. [naam], wonende te [adres], te betalen € 500,-, (zegge vijfhonderd), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer S.P. [naam], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. M. Jurgens, rechter, als voorzitter,
mr. R.J.J. van Acht, rechter,
mr. J.B.J. Driessen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 september 2004.