Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 115538 / KG ZA 04-459
Datum vonnis: 16 september 2004
1. [eiser],
en
2. [eiseres],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur en advocaat mr. C.J. Looijen te Zetten,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
in persoon verschenen.
Het verloop van de procedure
Eisers - hierna te noemen: [eiser] - hebben gedaagde - hierna te noemen [gedaagde] - ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Ter zitting heeft [eiser] zijn eis gewijzigd, waartegen [gedaagde] zich niet heeft verzet.
[gedaagde] heeft toegezegd de hierna nog te noemen teksten te willen verwijderen en heeft geconcludeerd tot weigering van de overige voorzieningen.
De advocaat van eisers heeft de zaak bepleit overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities.
[gedaagde] heeft zelf haar standpunt toegelicht.
Daarbij hebben de partijen producties in het geding gebracht.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1. [gedaagde] woont al geruime tijd aan de [adres] te [woonplaats]. [eiser] is in het voorjaar van 2002 in de woning daarnaast, aan de [adres] te [woonplaats], gaan wonen.
2. Sinds de zomer van 2003 leven partijen op zeer gespannen voet naast elkaar.
3. Tussen 19 en 24 oktober 2003 zijn er eieren tegen de muur van de woning van [eiser] gegooid. In dezelfde periode is drie maal de tekst “LUL” met witte verf op de, direct aan de tuin en oprit van [eiser] grenzende, bruin gebeitste garagemuur van [gedaagde] geverfd, zodanig dat [eiser] daarop vanuit zijn huiskamer, oprit en tuin constant zicht heeft. [eiser] heeft hiervan op 27 oktober 2003 aangifte gedaan bij de politie.
4. [eiser] heeft op 30 oktober 2003, op 20 februari 2004, op 1, 16 en 21 april 2004 en op 2 juni 2004 aangifte gedaan van (onder meer) diverse vernielingen, poging tot mishandeling en bedreiging (met de dood). Daarvan is telkens een proces-verbaal opgemaakt. [gedaagde] heeft op 8 april 2004 aangifte gedaan van vernieling, waarvan eveneens een proces-verbaal is opgemaakt.
5. In maart 2004 heeft [eiser] zijn woning te koop gezet. In april 2004 heeft [gedaagde] op haar oprit een bord geplaatst met daarop de duidelijk zichtbare tekst www.rap.nl.
6. Op 24 februari en 23 maart 2004 heeft [eiser] via zijn rechtsbijstandverzekeraar [gedaagde] verzocht en gesommeerd geen overlast meer te veroorzaken, tot een minnelijke oplossing te komen en de op de garage geschilderde woorden te verwijderen. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd.
Het geschil en de beoordeling daarvan.
1. [eiser] stelt dat hij (en zijn vrouw en kinderen) nauwelijks meer buiten de woning en in de tuin durven te verblijven in verband met de door [gedaagde] veroorzaakte geluidsoverlast (de radio staat de hele dag aan in de tuin of garage van [gedaagde]), de bedreigingen, het gescheld, het getreiter en het gooien met grind en stenen alsmede vuurwerk door [gedaagde]. Hij en zijn gezin kunnen de psychische druk die door voornoemde onrechtmatige gedragingen is ontstaan bijna niet meer aan, zodat hij een spoedeisend belang heeft bij de na te noemen vorderingen. Hij heeft zijn huis wegens voornoemde pesterijen in maart 2004 te koop gezet, maar ook de verkoop wordt gehinderd door de [gedaagde] aangebrachte teksten “LUL” en het bord met de tekst www.rap.nl, aldus [eiser].
2. Op grond van het voorgaande vordert [eiser] (na wijziging van eis):
a) [gedaagde] te verbieden om nog langer op enigerlei wijze onrechtmatig te handelen ten opzichte van [eiser] en te bepalen dat inbreuken op zijn privacy (en die van zijn vrouw en kinderen) dienen te worden gestopt, zijn terrein niet wordt betreden en de teksten “LUL’ door [gedaagde], op eigen kosten, zodanig wordt verwijderd dat op geen enkele wijze, vanuit welke gezichtshoek dan ook (ook van buiten het terrein van [eiser]), deze dan wel enige andere tekst aan de orde blijft en te bepalen dat alle pesterijen met onmiddellijke ingang dienen te worden gestaakt als in de dagvaarding omschreven, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1000,00 per dag,
b) te bepalen dat er in de stookinstallatie alleen normale materialen verstookt worden en er alleen gestookt mag worden indien de windrichting niet de windrichting is richting [eiser],
c) te bepalen dat radiogebruik dan wel gebruik van enig ander geluidsoverlast gevend apparaat niet buiten de woning van [gedaagde] mag worden gebruikt, althans geen geluidsoverlast aan de orde mag zijn die herkenbaar herleidbaar is tot pesterij,
d) te bepalen dat [gedaagde] een voorschot dient te voldoen terzake van de kosten van het reinigen van de muren.
3. [gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat het juist [eiser] is die haar en haar familie vanaf maart 2002 overlast en ongemak heeft bezorgd door onder meer het snoeien, zonder overleg, van de coniferenheg en de verbouwing. Toen zij [eiser] daarop aansprak, werd ze genegeerd. De dochter van [gedaagde] heeft erkend dat zij de woorden “LUL” op de garage heeft geschilderd omdat ze het ‘zat’ was om haar ouders te zien lijden door de door [eiser] veroorzaakte overlast (haar vader was erg ziek) en [eiser] bovendien de politie op hen afstuurde. [gedaagde] heeft verklaard bereid te zijn de teksten in kwestie te verwijderen, maar heeft ontkend eieren tegen de muur van [eiser] te hebben gegooid (andere buurtbewoners zouden dat hebben gedaan), spijkers op de oprit van [eiser] te hebben gelegd dan wel diens heg (aan de voorkant van het huis) te hebben bewerkt.
4. Het spoedseisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen vloeit naar het oordeel van de voorzieningenrechter voort uit zijn betoog.
5. Kernvraag van dit geschil is of [gedaagde] zich onrechtmatig heeft gedragen jegens [eiser].
6. Uit de ter zitting door [eiser] overgelegde processen-verbaal, zoals hierboven onder 5. van de vaststaande feiten genoemd, blijkt voorshands voldoende dat [gedaagde] of één van haar familieleden, naast het schilderen van de teksten “LUL”, [eiser] en / of zijn familie opzettelijk herhaaldelijk heeft natgespoten met water, heeft bekogeld met grind of stenen, met vuurwerk heeft gegooid en heeft bedreigd. [gedaagde] heeft deze gedragingen niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dat [gedaagde] zich dusdanig heeft gedragen wordt nog aannemelijker doordat ook de bewoners van de Molenstraat nrs. 1 en 8 schriftelijk hebben verklaard al jaren lang te maken te hebben met intimidatie, pesterijen en stalking van de familie [gedaagde].
7. Ook al zouden deze gedragingen een reactie zijn op de door [gedaagde] ondervonden hinder van de verbouwing van [eiser] en het wegnemen door [eiser] van de radio’s, zoals door [gedaagde] betoogd, dan doet dit niets af aan het onrechtmatig karakter van deze gedragingen jegens [eiser]. Ook het plaatsen van het duidelijk zichtbare bord met de tekst ‘www.rap.nl’ is, nu dit een duidelijke woordspeling is die verwijst naar de verkoop door [eiser] van het woonhuis via Ras makelaars, onrechtmatig. Het verweer van [gedaagde] dat zij haar caravan via deze site te koop aanbiedt is geenszins aannemelijk geworden. Dergelijke gedragingen zijn in strijd met het recht op privacy, het recht op ongestoord woon- en leefgenot en met de zorgvuldigheid die buren jegens elkaar in acht dienen te nemen. Uit de stellingen van [eiser] op dit punt begrijpt de voorzieningenrechter dat eveneens verwijdering van dit bord wordt gevorderd.
8. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het hierboven onder 1 a) gevorderde deels toewijsbaar is. Het gevraagde verbod ‘om nog langer op enigerlei wijze onrechtmatig te handelen en te bepalen dat inbreuken op hun privacy dienen te worden gestopt’ is echter te ruim geformuleerd en zal worden geconcretiseerd voor zover het is gebaseerd op de voorshands voldoende vaststaande onrechtmatige gedragingen. Het gooien met eieren, strooien van spijkers op de oprit en bewerken van de heg is vanwege de uitdrukkelijke betwisting daarvan door [gedaagde], voorshands onvoldoende vast komen te staan. Voor bewijsvoering ter zake is in dit kort geding geen plaats.
9. Met betrekking tot de door [eiser] gestelde rookoverlast wordt als volgt overwogen. Blijkens het p.v. van 1 april 2004 kwam er op 29 maart 2004 rond 15.30 uur vanaf de tuin van [gedaagde] dikke grijze rook in de tuin van [eiser], die naar plastic stonk en waaruit bruin / zwarte sliertjes naar beneden dwarrelden. Op 30 maart werd er weer gestookt in de tuin van [gedaagde], de rook kwam (door de wind) weer in de tuin van [eiser] en het vuur kwam boven de schutting uit. [gedaagde] heeft aangevoerd dat op 29 maart 2004 met de stookinstallatie wasmot van de bijen is verbrand, hetgeen afval is dat direct moet worden vernietigd. Blijkens voormeld p.v. heeft zij aan de politie gemeld dat het stoken op 30 maart 2004 ‘uit de hand was gelopen’. Uit het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat [eiser] veel last heeft ondervonden van de rook. Art. 5:37 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan eigenaars van andere erven hinder mag toebrengen zoals door het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen, door het onthouden van licht of lucht of door het ontnemen van steun. De wijze waarop [gedaagde] twee dagen achter elkaar onder andere wasmot heeft gestookt, terwijl de wind in de richting van het woonhuis en de tuin van [eiser] waaide, is onrechtmatig. De vordering om alleen de gebruikelijke materialen te stoken en alleen wanneer de wind niet overduidelijk richting het woonhuis en de tuin van [eiser] waait, zal dan ook worden toegewezen. Het spreekt voor zich dat [eiser] van zijn kant dezelfde zorgvuldigheid in acht dient te nemen.
10. Ook met betrekking tot de door [eiser] gestelde geluidsoverlast door de voortdurend spelende radio’s van [gedaagde] geldt de norm van het hierboven al genoemde art. 5: 37 BW. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat die radio’s al acht jaar overdag aan staan om het paard van de familie rustig te houden en dat die radio’s om 21.00 uur zeer zacht gezet worden, maar heeft hiermee nog niet weersproken dat [eiser] daar overlast van kan ondervinden. Of er sprake is van geluidsoverlast, hangt af van de geluidssterkte, de onbepaaldheid of onbegrensdheid in tijd en het nemen van redelijke maatregelen tot beperking van de overlast. Na afweging van het belang van [eiser] bij een rustige woon- en leefsfeer en het belang van [gedaagde] om haar paard rustig te houden en rekening houdend met het structurele karakter van het geluid en de omstandigheid dat de radio’s in de schuur (aan de zijde van de woning van [eiser]) of in de tuin staan, is de voorzieningenrechter van oordeel dat van [gedaagde] verwacht mag worden dat zij zodanige maatregelen treft dat [eiser] deze door de radio’s veroorzaakte geluiden niet dan wel nauwelijks kan horen. Het hierboven onder 1 c) gevorderde zal dan ook worden toegewezen zoals hierna geformuleerd.
11. Ten slotte wordt nog overwogen dat voor toewijzing in kort geding van het door [eiser] gevorderde voorschot op de kosten van reiniging van de met eieren besmeurde muur vereist is dat het bestaan en de omvang van het gevorderde bedrag zeer aannemelijk zijn. Aan dit vereiste wordt niet voldaan, nu niet vast is komen te staan dan wel voorshands aannemelijk is geworden dat [gedaagde] de eieren heeft gegooid. Het gevorderde voorschot zal daarom worden geweigerd.
12. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de kosten van dit kort geding worden veroordeeld.
1. veroordeelt [gedaagde] om, binnen tien dagen na betekening van dit vonnis, ervoor zorg te dragen dat de teksten “LUL” aan de buitenzijde van haar garage geheel en definitief verwijderd worden, zodanig dat deze op geen enkele wijze en vanuit geen enkele gezichtshoek meer te zien zijn,
2. veroordeelt [gedaagde] om, binnen tien dagen na betekening van dit vonnis, ervoor zorg te dragen dat het bord met de tekst www.rap.nl definitief verwijderd wordt,
3. veroordeelt [gedaagde] om, ingeval zij (na tien dagen na betekening van dit vonnis) in gebreke mocht blijven aan één van de bovenstaande veroordelingen te voldoen, aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,00 per dag, echter met een maximum van € 5000,00,
4. verbiedt [gedaagde]:
a) [eiser] en /of zijn familie te bedreigen,
b) met grind, stenen of vuurwerk naar [eiser] en/of zijn familie te gooien,
c) [eiser] en/of zijn familie met water te bespuiten,
5. veroordeelt [gedaagde] om, ingeval zij (na betekening van dit vonnis) één van de bovenstaande verboden overtreedt, aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,00 per overtreding, echter met een maximum van € 2500,00,
6. beveelt [gedaagde]:
a) alleen gebruikelijke materialen (zoals hout) in haar stookinstallatie te stoken en alleen indien de wind duidelijk niet in de richting van het woonhuis of de tuin van [eiser] waait,
b) de radio’s in de tuin en / of schuur zodanig te gebruiken dat het daaruit voortkomende geluid niet hoorbaar is voor [eiser],
7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8. weigert het anders of meer gevorderde.
9. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] bepaald op € 703,00 voor salaris en op € 324,78 voor verschotten (€ 241,00 wegens griffierecht en € 83,78 wegens het uitbrengen van de dagvaarding).
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. Verkuijl en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Satijn op 16 september 2004.