ECLI:NL:RBARN:2004:AR3816

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
4 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
117316
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning door illegale hennepkwekerij

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Arnhem op 4 oktober 2004 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Talis en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De stichting Talis vorderde ontruiming van de huurwoning van [gedaagde] in Nijmegen, omdat deze in strijd met de huurovereenkomst een illegale hennepkwekerij had opgezet. De voorzieningenrechter oordeelde dat het gebruik van de woning door [gedaagde] als hennepkwekerij kwalificeert als dat van een niet goed huurder. Tijdens een politie-inval op 10 augustus 2004 was een uitgebrande hennepkwekerij aangetroffen in de woning van [gedaagde]. Talis had [gedaagde] eerder uitgenodigd voor een gesprek om de huurovereenkomst te beëindigen, maar [gedaagde] weigerde hieraan mee te werken.

De voorzieningenrechter overwoog dat het illegale gebruik van de woning een reële kans op overlast en schade met zich meebracht, wat zich ook had verwezenlijkt door de brand die was ontstaan. Ondanks het verweer van [gedaagde], waarin hij stelde dat hij de hennepkwekerij al had ontmanteld en dat hij zijn zoontje in de woning had, oordeelde de rechter dat de belangen van Talis zwaarder wogen. De rechter concludeerde dat de vordering van Talis tot ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure waarschijnlijk zou worden toegewezen.

De voorzieningenrechter heeft [gedaagde] veroordeeld om uiterlijk 1 november 2004 de woning te verlaten en ontruimen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 10.000,-. Tevens werd Talis gemachtigd om de ontruiming met behulp van de sterke arm te laten uitvoeren. [gedaagde] werd in de proceskosten veroordeeld, die door de rechter zijn vastgesteld op € 703,- voor salaris van de procureur en € 324,78 voor verschotten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 117316 / KG ZA 04-568
Datum vonnis: 4 oktober 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de stichting
STICHTING TALIS,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres bij dagvaarding van 3 september 2004,
advocaat en procureur mr. N. Stommels,
tegen
[gedaagde],
wonende te Nijmegen,
gedaagde,
advocaat mr. M.R. van Gemert te Lent.
Partijen worden hierna aangeduid als Talis en [gedaagde].
Het verloop van de procedure
Talis heeft [gedaagde] ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. [gedaagde] heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaat van Talis en de advocaat van [gedaagde] hebben de zaak bepleit, eerstgenoemde overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotitie. Daarbij heeft de advocaat van Talis producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. [gedaagde] huurt sinds 1 december 2002 van Talis de woning aan
de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning).
2. In de door [gedaagde] ondertekende huurovereenkomst zijn
(onder meer) van toepassing verklaard de artikelen 13, 17 en 21 van de algemene voorwaarden huurovereenkomst woonruimte. Deze artikelen luiden (voor zover van belang):
“Artikel 13
Huurder mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurster géén veranderingen in of aan het gehuurde aanbrengen.
Artikel 17
Huurder is gehouden het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de bestemming als woonruimte te gebruiken.
Artikel 21
Huurder zal zich onthouden van gedragingen die schade aan het gehuurde, het gebouw of complex waarvan het gehuurde deel uitmaakt, gemeenschappelijke ruimten en/of voorzieningen dan wel hinder of overlast voor derden veroorzaken of kunnen veroorzaken.”
3. Op 10 augustus 2004 heeft de politie tijdens een zoeking in de
woning van [gedaagde] in een van de slaapkamers een uitgebrande hennepkwekerij aangetroffen.
4. Bij brief van 12 augustus 2004 heeft Talis [gedaagde] uitgenodigd
voor een gesprek. Tijdens dit gesprek, dat heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2004, heeft Talis [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om ‘buiten de rechter om’ medewerking te verlenen aan beëindiging van de huurovereenkomst. [gedaagde] heeft hiermee niet ingestemd.
Het geschil
1. Talis vordert - kort gezegd - dat:
- primair [gedaagde] op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld de woning te verlaten en te ontruimen, met machtiging van Talis om de woning zo nodig zelf met behulp van de sterke arm te ontruimen, dan wel:
- subsidiair [gedaagde] op straffe van een dwangsom wordt veroordeeld zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst correct na te komen en het gehuurde weer permanent te gaan gebruiken overeenkomstig haar bestemming,
en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
2. Talis legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] in
flagrante strijd heeft gehandeld met zijn hoofdverplichting het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de bestemming te gebruiken (artikel 17 van de algemene voorwaarden huurovereenkomst woonruimte), door daarin een illegale hennepkwekerij te (doen) bouwen en te (doen) exploiteren met alle bijkomende schade, overlast en (brand)risico’s van dien. In dit geval heeft het brandrisico zich zelfs verwezenlijkt. Bovendien kan het exploiteren van een hennepkwekerij leiden tot verloedering van de buurt. Gelet op dit alles is [gedaagde] naar het oordeel van Talis zodanig in verzuim met betrekking tot de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst dat ontruiming van de woning gerechtvaardigd is nu voldoende aannemelijk is geworden dat een ontbinding van de huurovereenkomst op grond van artikel 6:265 BW juncto artikel 7:231 BW in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer waarop, voor zover van
belang, hierna zal worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van Talis.
2. Talis heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat
[gedaagde] in flagrante strijd heeft gehandeld met de (hierboven onder 2 van de vaststaande feiten genoemde) voor hem geldende regels en afspraken door in de door hem gehuurde woning een hennepkwekerij te exploiteren.
[gedaagde] heeft erkend dat hij de hennepkwekerij heeft opgezet, maar hij betwist dat dit een ontruiming van de woning rechtvaardigt. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het om een hennepkwekerij ging die reeds drie uren na het opzetten daarvan in brand is gevolgen. Bovendien was hij zelf al begonnen met het ontmantelen van de hennepkwekerij, aangezien hij deze niet in huis wilde terwijl ook zijn zoontje daar woonde, en het - na de ontstane brand - opknappen van de woning. Ten slotte heeft hij met ingang van 23 juni 2004 bij rechterlijke beslissing zijn vijfjarig zoontje toegewezen gekregen die overigens ook daarvoor reeds geregeld bij hem verbleef. Dit zoontje woont bij [gedaagde] in de woning. Op grond van deze omstandigheden dienen naar het oordeel van [gedaagde] de belangen van [gedaagde] te prevaleren boven de belangen van Talis.
3. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat het
gebruik (van een deel) van de woning door [gedaagde] als illegale hennepkwekerij moet worden gekwalificeerd als dat van een niet goed huurder. Dergelijk illegaal gebruik van de woning roept een reële kans op overlast, gevaar of beschadiging dan wel waardevermindering van het gehuurde in het leven. In dit geval heeft dit gevaar zich ook verwezenlijkt doordat er - als gevolg van de aanwezigheid van de hennepkwekerij - brand is ontstaan in de slaapkamer waar de hennepkwekerij was opgezet. Bovendien heeft dit schade aan de betreffende kamer veroorzaakt. [gedaagde] heeft dus, door een deel van het gehuurde als hennepkwekerij te gebruiken, gehandeld in strijd met de op hem rustende verplichtingen jegens Talis zoals hiervoor onder 2 van de vaststaande feiten is weergegeven. Daaraan doet niet af dat het maar om één slaapkamer van woning gaat en dat [gedaagde] zelf al is begonnen met het opknappen van die kamer. Ook het feit dat de hennepkwekerij niet meer bestaat en dat [gedaagde] heeft aangegeven de gevaren er nu zelf ook van in te zien, maken het voorgaande niet anders.
4. [gedaagde] heeft op 11 augustus 2004 bij de politie verklaard dat
hij zo’n vier weken daarvoor was begonnen met het opzetten van de hennepkwekerij om voor hem en zijn zoon een beter leven en een betere toekomst te krijgen. Ter zitting heeft [gedaagde] echter aangegeven dat hij op 23 juni 2004 - toen hij zijn zoontje officieel kreeg toegewezen - besloot om te stoppen met de hennepkwekerij. Nu déze twee verklaringen al niet met elkaar zijn te rijmen, acht de voorzieningenrechter het voorshands onaannemelijk dat de hennepkwekerij (zoals [gedaagde] ter zitting heeft aangegeven) maar drie uren heeft bestaan. Bovendien blijkt uit de aangifte van de Nuon, welke zich bij de stukken bevindt, dat uit het door Nuon ingestelde onderzoek is gebleken dat de hennepkwekerij was ingericht van februari 2004 tot 10 augustus 2004 en dat naar aanleiding van een inventarisatie van de in de hennepkwekerij aangetroffen apparatuur en het vermogen daarvan, en de op grond daarvan gemaakte berekening, er minimaal 14.959 kWh illegaal aan elektriciteit is afgenomen, wat neerkomt op een schadebedrag van € 4.065,46. Ook dit strookt vooralsnog niet met een slechts enkele uren in werking zijnde hennepkwekerij.
5. De omstandigheid dat [gedaagde] samen met zijn vijfjarig zoontje
in de woning woont, kan [gedaagde] ook niet baten. Het zoontje van [gedaagde] verbleef ten tijde van de exploitatie van de hennepkwekerij al bij [gedaagde] in de woning en dit heeft [gedaagde] er desondanks niet van weerhouden een illegale hennepkwekerij te exploiteren. Sterker nog, [gedaagde] heeft op 11 augustus 2004 bij de politie verklaard: “om voor mij en mijn zoon een beetje een beter leven en een betere toekomst te hebben ben ik (...) dus die kwekerij begonnen.”
6. Wil een vordering als de onderhavige voor toewijzing in
aanmerking komen, dan moet het waarschijnlijk zijn dat de vordering van Talis (tot ontbinding van de huurovereenkomst) in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Op grond van het voorgaande kan thans met voldoende mate van waarschijnlijkheid worden aangenomen dat de bodemrechter niet anders zal beslissen. De primair gevorderde voorziening zal dan ook worden toegewezen, met dien verstande dat [gedaagde] uiterlijk 1 november 2004 de woning dient te hebben verlaten en ontruimd.
Bovendien zullen aan deze ontruiming dwangsommen worden verbonden, die echter aan een maximum zullen worden gebonden als hierna te melden.
7. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de kosten
van dit kort geding worden verwezen.
De beslissing
De voorzieningenrechter
1. veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk maandag 1 november 2004 de
woning c.a., staande en gelegen te Nijmegen aan de [adres], met alle zich daarop en daarin bevindende personen en roerende zaken te verlaten en te ontruimen, die woning in goede staat aan Talis op te leveren en door overgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Talis te stellen en de desbetreffende woning niet meer te betreden;
2. veroordeelt [gedaagde], om, ingeval hij na betekening van dit
vonnis in gebreke mocht blijven aan de ontruiming onder 1 te voldoen, aan Talis te betalen een dwangsom van € 100,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] hiermee in gebreke is, met een maximum van € 10.000,-, met dien verstande dat [gedaagde] geen verdere dwangsommen verschuldigd zal zijn indien Talis gebruik maakt van de hierna te geven machtiging tot tenuitvoerlegging van dit vonnis;
3. machtigt Talis om zonodig met behulp van de sterke arm van
politie en/of justitie de hiervóór onder 1 gegeven veroordeling ten uitvoer te leggen;
4. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure,
tot aan deze uitspraak aan de zijde van Talis bepaald op € 703,- voor salaris procureur en op € 324,78 voor verschotten (€ 241,- wegens griffierecht en € 83,78 wegens exploot dagvaarding);
5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6. weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 4 oktober 2004.
de griffier de rechter