ECLI:NL:RBARN:2004:AR3825

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
115176
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.Æ. Uniken Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en melkproductiegegevens in kort geding tussen melkveehouder en CR Delta

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 10 september 2004 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een melkveehouder, aangeduid als eiser, en de Koninklijke Coöperatie Rundveeverbetering Delta U.A. (CR Delta), handelend onder de naam Koninklijk Nederlands Rundvee Syndicaat. De eiser vorderde dat CR Delta de MPR-uitslag van zijn koeien zou erkennen en de melkproductiegegevens in het NIS zou verwerken. De kern van het geschil was of de eiser op 8 oktober 2003 al was overgestapt naar de FHRS (Fries Hollands Rundvee Stamboek) en of CR Delta bevoegd was om een hercontrole uit te voeren en sancties op te leggen.

De rechtbank oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de eiser op of vóór de hercontrole als MPR-deelnemer was overgestapt naar FHRS. Dit betekende dat de eiser nog steeds onder de interne regelgeving van CR Delta viel, die het recht gaf om een hercontrole uit te voeren en sancties op te leggen. De rechtbank weegt daarbij de belangen van CR Delta, die haar reputatie op het gebied van kwaliteitsborging wilde handhaven, zwaarder dan het particuliere belang van de eiser.

De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de eiser zijn deelname aan de MPR-regeling bij CR Delta had beëindigd voordat de hercontrole plaatsvond. De beslissing van de Commissie Toezicht Erkende Gegevensverzameling (CTEG) om de maatregel tegen de eiser te handhaven, werd eveneens bevestigd.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 115176 / KG ZA 04-427
Datum vonnis: 10 september 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. P.C. Plochg te Arnhem,
advocaat mr. J.J. Turenhout te Alphen aan den Rijn,
tegen
DE KONINKLIJKE COÖPERATIE RUNDVEEVERBETERING DELTA U.A., handelende onder de naam
KONINKLIJK NEDERLANDS RUNDVEE SYNDICAAT,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. D.M.H.M. van Dijk,
beiden te Arnhem.
Het verloop van de procedure
Eiser heeft gedaagde ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Gedaagde heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaat van eiser en de advocaat van gedaagde hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities.
Daarbij heeft eerstgenoemde producties in het geding gebracht.
Ter terechtzitting is tot het geven van inlichtingen gehoord: de heer [be[betrokkene], voorzitter van (hierna onder de vaststaande feiten sub 2 te noemen) FHRS.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. Gedaagde, hierna CR Delta te noemen, is een landelijke organisatie op het gebied van het bedrijfsmatig handelen in informatieproducten
met betrekking tot rundveeverbetering en genetisch materiaal. Een van haar (4) productdivisies, genaamd NRS, houdt zich bezig met de verwerking van onder meer stamboekgegevens en gegevens met
betrekking tot de ontwikkeling en levering van informatieproducten aan rundveehouders en organisaties. Ter uitvoering daarvan wordt door NRS een informatiesysteem (NIS) gehanteerd waarin naast genoemde gegevens tevens gegevens worden verwerkt met betrekking tot de melkproductie en de controle daarvan. De wijze van verzameling van laatstbedoelde gegevens en de gang van zaken met betrekking tot de melkcontrole en de (eventuele) hercontrole zijn opgenomen in een regeling -genaamd melkproductie-registratie (MPR)- waaraan de bij CR Delta of een andere contract-organisatie van CR Delta aangesloten melkveehouders vrijwillig kunnen deelnemen.
2. Eiser, hierna [eiser] te noemen, is melkveehouder en heeft een bedrijf met ongeveer 60 stuks melkvee. [eiser] is lid van CR Delta en via deze deelnemer geweest aan de MPR. Daarnaast is [eiser] (stamboek)lid van de vereniging FHRS (Fries Hollands Rundvee Stamboek), een erkende stamboekvereniging die eveneens (onder meer) gegevens met betrekking tot de melkproductie en de controle daarvan ten behoeve van haar leden verzamelt en verwerkt.
Krachtens een tussen CR Delta en FHRS op 6 januari 1999 gesloten overeenkomst is FHRS gerechtigd de aldus door haar verzamelde gegevens in te voeren en te verwerken in het NIS. Daarbij is tevens (in artikel 7) bepaald dat CR Delta en FHRS over en weer elkaars kwaliteitscommissies en beroepscommissies zullen respecteren.
3. Bij brief van 6 oktober 2003 heeft [eiser] aan het bestuur van FHRS onder meer medegedeeld: “(..) Na gesprekken met de heer [betrokkene] heb ik besloten om de m.p.r. per 6-10-03 om te laten zetten naar het F.H.R.S. Op 8-10 aanstaande is de laatste controle bij C.R. Delta. Deze is inmiddels geinformeerd over mijn voornemen (...)”.
Bij brief van 15 oktober 2003 heeft CR Delta aan [eiser] medegedeeld dat naar aanleiding van [eiser]’ verzoek om de deelname aan de MPR-regeling te beëindigen, deze deelname is beëindigd per 11 oktober 2003.
4. Op 7/8 oktober 2003 heeft in het kader van de MPR-regeling door/namens NRS een melkcontrole bij [eiser] plaatsgevonden.
Op 8 oktober 2003 is door de betrokken controleur aan [eiser] medegedeeld dat er een hercontrole zou plaatsvinden. [eiser] heeft zijn medewerking aan de uitvoering daarvan geweigerd.
5. Bij besluit van 28 oktober 2003 heeft de Commissie Toezicht Erkende Gegevensverzameling (CTEG) -een door het bestuur van CR Delta ingestelde commissie belast met het toezicht op de naleving van
de reglementen voor erkende gegevensverzameling en -verwerking op het gebied van prestatiekenmerken- aan [eiser], gelet op diens weigering van de hercontrole, een maatregel opgelegd inhoudende dat de lopende lactatie van [eiser]’ koeien die ten tijde van de weigering melkgevend waren, niet erkend zou worden.
[eiser] heeft bij brief van 10 december 2003 tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Nadat [eiser] in de gelegenheid was gesteld om dit bezwaar mondeling toe te lichten maar hij daarvan geen gebruik had gemaakt, heeft CTEG op 20 januari 2004 besloten om de door haar aan [eiser] opgelegde maatregel te handhaven. [eiser] heeft tegen dit besluit geen beroep ingesteld.
6. De MPR-uitslagen van [eiser]’ koeien die ten tijde van de hercontrole melkgevend waren, worden sedert 20 januari 2004 niet door NRS erkend. Tevens weigert NRS de nieuwe door FHRS aangeleverde melkproductiegegevens van [eiser] in het NIS te verwerken.
Het geschil
1. Kernpunt van het geschil tussen partijen is de vraag of CR Delta op 8 oktober 2003 bevoegd was om een hercontrole uit te (laten) voeren en in het verlengde daarvan of zij gerechtigd was om aan [eiser] een sanctie als de onderhavige op te leggen. Volgens [eiser] is dat niet het geval, omdat hij reeds op 6 oktober 2003 was overgestapt naar de MPR-regeling van FHRS. CR Delta betwist dit laatste; volgens haar is de deelname van [eiser] aan de MPR-regeling van CR Delta eerst met ingang van 11 oktober 2003 beëindigd.
Daarnaast twisten partijen over de vraag of CR Delta/NRS verplicht is de door/namens FHRS verzamelde en erkende gegevens over de melkproductie van [eiser]’ koeien in het NIS te verwerken. Volgens [eiser] dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord, volgens CR Delta ontkennend.
2. Stellende dat CR Delta onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door de onderhavige MPR-uitslag niet te erkennen en door haar weigering om de melkproductiegegevens van [eiser]’ koeien te verwerken in het NIS, vordert [eiser] thans CR Delta te gebieden om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis:
a. over te gaan tot herstel van de MPR-uitslag in die zin dat de lactatie van de koeien van [eiser] die ten tijde van diens weigering om mee te werken aan de hercontrole melkgevend waren, alsnog wordt erkend;
b. de door FHRS verzamelde en erkende melkproductiegegevens van [eiser]’ koeien te verwerken in het NIS,
een en ander versterkt met een dwangsom.
[eiser] stelt daarbij een spoedeisend belang te hebben, omdat hij schade lijdt, nu handelaren geen zaken met hem willen doen zolang de onderhavige MPR-uitslag niet is erkend. In dat verband heeft [eiser] aangevoerd dat geregistreerde melkproductiegegevens worden bewerkt tot managementinformatie en daarnaast worden gebruikt voor fokwaardeschatting van koeien en stieren.
3. CR Delta voert gemotiveerd verweer tegen voormelde vorderingen, dat -voor zover nodig- hierna zal worden besproken.
De beoordeling van het geschil
1. [eiser] stelt dat hij op 6 oktober 2003 als MPR-deelnemer van CR Delta is overgestapt naar FHRS. Een schriftelijke afmelding per die datum door [eiser] bij CR Delta ontbreekt.
Volgens [eiser] heeft hij die overstap enkele dagen daarvóór telefonisch geregeld met een medewerker van CR Delta. Namens CR Delta is dit uitdrukkelijk betwist; zij stelt de afmelding van [eiser] eerst op 10 oktober 2003 per faxbericht te hebben ontvangen. Tegenover deze uitdrukkelijke betwisting heeft [eiser] zijn andersluidende stelling niet aannemelijk gemaakt. Hij weet de naam van de medewerker van CR Delta met wie hij dit zou hebben geregeld, niet te noemen.
Hier komt bij dat het gedrag van [eiser] tijdens en na de melkcontrole op 7/8 oktober 2003 niet strookt met zijn stelling dat hij al eerder naar FHRS zou zijn overgestapt. Als deze stelling juist zou zijn, had het immers voor de hand gelegen dat [eiser] op dat moment aan de desbetreffende controleur van CR Delta had medegedeeld dat hij zich inmiddels had afgemeld bij CR Delta als MPR-deelnemer en dat hij dus niets meer met CR Delta te maken had. Dat is gesteld noch gebleken, integendeel: [eiser] heeft tijdens die controle gebruik gemaakt van de apparatuur van CR Delta (en niet van die van FHRS) en hij heeft de door hem verzamelde monsters/gegevens meegegeven aan de betrokken controleur van CR Delta. Dit lijkt er op te duiden dat [eiser] er op dat moment ook zelf van uitging dat hij nog MPR-lid was van CR Delta. De in dit verband door [eiser] geponeerde stelling dat met CR Delta was afgesproken dat dit de laatste melkcontrole via CR Delta zou zijn, is -tegenover de uitdrukkelijke betwisting daarvan door/namens CR Delta- door [eiser] onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Ten slotte volgt uit de ter zitting op dit punt mondeling afgelegde verklaring van de informant [betrokkene] evenmin dat [eiser] al vóór of op 8 oktober 2003 definitief zou zijn overgestapt naar FHRS.
[betrokkene] heeft immers verklaard dat hij op 6 oktober 2003 telefonisch met [eiser] heeft afgesproken dat hij rond de door [eiser] gewenste overgang nog het een en ander voor [eiser] zou uitzoeken en hem daarover op 8 oktober 2003 zou terugbellen. Dit laatste telefoongesprek heeft plaatsgevonden juist op het moment dat de
hercontrole bij [eiser] werd aangekondigd en is vervolgens door
[betrokkene] afgebroken.
2. Gelet op het voorgaande wordt voorshands niet aannemelijk geacht dat [eiser] op of vóór de aangekondigde hercontrole op 8 oktober 2003 als MPR-deelnemer al was overgestapt van CR Delta naar FHRS. Dat betekent dat [eiser] op dat moment nog steeds als MPR-deelnemer van CR Delta moest worden beschouwd en dus onderworpen was aan de interne regelgeving van CR Delta, krachtens welke een hercontrole door/namens CR Delta alsmede het opleggen van sancties door de door haar ingestelde commissie CTEG tot de mogelijkheden behoorde.
3. Namens CR Delta is voldoende aannemelijk gemaakt dat, gelet op de extreme productiestijging op het bedrijf van [eiser], een hercontrole in zo’n geval niet ongebruikelijk is.
Ten slotte valt -anders dan [eiser] kennelijk meent- ook overigens niet in te zien waarom CTEG (namens CR Delta) niet bevoegd was een maatregel als de onderhavige te nemen, met name gelet op (artikel 7 van) de hiervoor onder de feiten sub 2 genoemde, tussen CR Delta en FHRS gesloten overeenkomst.
4. Al met al bestaat voorshands weinig aanleiding om te veronderstellen dat de bodemrechter zal oordelen dat de aan [eiser] opgelegde maatregel de toets der kritiek niet zal kunnen doorstaan. Dat betekent dat de hiervoor onder “het geschil” sub 2.a. omschreven vordering niet toewijsbaar is.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel.
Het (algemeen) belang van CR Delta bij handhaving van haar reputatie op het gebied van (nationale en internationale) kwaliteitsborging dient in dit geval zwaarder te wegen dan het hiervoor (onder “het geschil” sub 2) geschetste (particuliere) belang van [eiser].
Mede in het licht daarvan wordt de aan [eiser] opgelegde maatregel voorshands dan ook niet disproportioneel geacht (zoals [eiser] nog heeft aangevoerd).
5. De hiervoor onder “het geschil” sub 2.b. omschreven vordering is evenmin toewijsbaar. Uit de (als producties 9 tot en met 13) overgelegde correspondentie tussen NRS en FHRS is gebleken dat dit onderwerp van het geschil tussen partijen wordt veroorzaakt door
onenigheid tussen NRS en FHRS over vragen als: wie moet wat doen om over te gaan tot verwerking van welke gegevens in NIS.
Deze kwestie zal eerst door die partijen moeten worden opgelost.
Nu op voorhand niet duidelijk is of deze onenigheid (alleen) aan NRS, aan FHRS danwel aan beiden te wijten is, dient een nader onderzoek daarnaar plaats te vinden, waarvoor in dit kort geding echter geen plaats is. Wel mag van die partijen worden gevergd dat zij dat
probleem op korte termijn oplossen om te voorkomen dat [eiser] daarvan de dupe wordt.
6. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] in de kosten van dit kort geding worden verwezen.
De beslissing
De voorzieningenrechter
weigert de gevorderde voorzieningen en
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van CR Delta bepaald op € 703,-- voor salaris en op € 241,-- voor verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.Æ. Uniken Venema en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Wouters op 10 september 2004.
de griffier de rechter