ECLI:NL:RBARN:2004:AR4174

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
31 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BOPZ 04/123
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige machtiging tot verblijf in psychiatrisch ziekenhuis op basis van de Wet Bopz

Op 31 maart 2004 heeft de Rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige machtiging tot verblijf van een betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis, op verzoek van de officier van justitie. Het verzoekschrift was ingekomen op 11 maart 2004, waarbij de benodigde stukken volgens de Wet BopZ waren overgelegd. De rechter heeft op 18 maart 2004 de betrokkene, diens advocaat mr. J.H. Schaap, en de behandelend psycholoog mw. M. Simonis gehoord. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de betrokkene lijdt aan een stoornis van de geestvermogens, die gevaarlijk gedrag kan veroorzaken. Dit gevaar kan niet worden afgewend door tussenkomst van derden of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis, en de betrokkene is niet bereid om vrijwillig in een psychiatrisch ziekenhuis te verblijven.

De raadsvrouwe van de betrokkene heeft op 23 maart 2004 opgemerkt dat de geneeskundige verklaring niet was ondertekend door de geneesheer-directeur, wat wel vereist was. De rechtbank heeft echter bevestigd dat de handtekening op de verklaring van mevrouw dr. L.H.W.M. Kaiser, de geneesheer-directeur, geldig was. Om eventuele twijfels weg te nemen, heeft de rechtbank mevrouw Kaiser verzocht haar naam en functie naast haar handtekening te vermelden en de verklaring mede te laten ondertekenen door de onderzoekende psychiater D.H. van der Heide.

De rechtbank heeft de beslissing aangehouden om de raadsvrouwe de gelegenheid te geven nadere informatie te verstrekken over een lopende TBS-procedure met betrekking tot de betrokkene. De betrokkene lijdt aan een organisch hersensyndroom door een schotwond en heeft dagelijks structuur nodig. Hij verblijft sinds 31 mei 2001 op proefverlof in het kader van een TBS met dwangverpleging. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de voorlopige machtiging af te geven, zodat de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis kan worden opgenomen, met het oog op een toekomstige plaatsing in een RIBW-woning.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector familierecht
kenmerk: BOPZ 04/123
datum uitspraak: 31 maart 2004
Beschikking BOPZ (voorlopige machtiging)
Het verzoek en de procedure
De officier van justitie heeft bij verzoekschrift, ingekomen op 11 maart 2004, verzocht om het verlenen van een voorlopige machtiging tot verblijf van de in het dictum genoemde persoon in een psychiatrisch ziekenhuis. Bij het verzoek zijn overgelegd de door de Wet BOPZ voorgeschreven stukken.
De rechter heeft op 18 maart 2004 gehoord de betrokkene, de advocaat van de betrokkene, mr. J.H. Schaap, en de (waarnemer van de) behandelaar,
mw. M. Simonis, psycholoog.
De rechtbank heeft haar beslissing aangehouden teneinde de raadsvrouwe van betrokkene in de gelegenheid te stellen nadere informatie aan de rechtbank te verstrekken over de TBS-procedure die loopt met betrekking tot betrokkene. Op 23 maart 2004 heeft de rechtbank deze nadere informatie ontvangen per faxbericht van de zijde van de raadsvrouwe.
De beoordeling
De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en de door haar verkregen inlichtingen tot de overtuiging gekomen dat:
- de betrokkene lijdt aan een stoornis van de geestvermogens;
- die stoornis de betrokkene gevaar doet veroorzaken,
- het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend,
- de betrokkene geen blijk geeft van de nodige bereidheid in een psychiatrisch ziekenhuis te verblijven.
Betrokkene lijdt aan een organisch hersensyndroom, ontstaan door een schotwond in het hoofd. Het gaat wisselend met betrokkene. Als er spannende dingen staan te gebeuren is hij drukker en gaat het minder goed. Hij is dan meer ontremd. Betrokkene neemt medicatie, maar zijn medicatietrouw valt niet in te schatten. Hij overschat zichzelf. In de dagelijkse omgang met anderen is betrokkene ontremd, hetgeen kan leiden tot niet gewenste reacties van die anderen. Hij heeft dagelijks structuur nodig en is niet in staat om op zichzelf te wonen. Het is uiteindelijk de bedoeling dat er toegewerkt wordt naar een verblijf in een RIBW-woning, maar eerst zal betrokkene in het Socio Therapeutisch Centrum op Wolfheze gaan wonen.
Betrokkene verblijft te Wolfheze sinds 31 mei 2001 op basis van proefverlof in het kader van een TBS met dwangverpleging. Op dit moment loopt een hoger beroep van de officier van justitie tegen de beslissing van de rechtbank die de gevorderde verlenging van de TBS heeft afgewezen. Nu betrokkene op basis van artikel 14 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden is overgeplaatst naar een algemeen psychiatrisch ziekenhuis kan de rechtbank een voorlopige machtiging afgeven naast een strafrechtelijke terbeschikkingstelling tegen betrokkene (HR 18 april 2003, NJ 2003, 628).
De officier van justitie heeft inmiddels aan de raadsvrouwe van betrokkene laten weten dat zij het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank om de gevorderde verlenging van de terbeschikkingstelling af te wijzen zal intrekken, zodra er een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ is afgegeven.
Overigens merkt de rechtbank het volgende op. De raadsvrouwe van betrokkene heeft in haar faxbericht van 23 maart 2004 er op gewezen, dat de geneeskundige verklaring in casu niet zou zijn ondertekend door de geneesheer-directeur, terwijl dit wel had moeten gebeuren nu betrokkene al langer is opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis. Navraag bij de geneesheer-directeur mevrouw
dr. L.H.W.M. Kaiser leert de rechtbank dat het háár handtekening betreft die onder de geneeskundige verklaring in casu staat. Daarmee is voldaan aan het vereiste dat de geneesheer-directeur de verklaring moet hebben ondertekend.
Om alle twijfel hieromtrent weg te nemen heeft de rechtbank mevrouw Kaiser verzocht alsnog op de betreffende bladzijde vier van de geneeskundige verklaring haar naam en functie naast haar handtekening te vermelden en alsnog de onderzoekende psychiater, D.H. van der Heide, deze verklaring mede te laten ondertekenen. Een afschrift van deze ondertekende pagina vier wordt aan deze beschikking gehecht.
Op grond van de toepasselijke bepalingen van de Wet BOPZ wordt daarom als volgt beslist.
De beslissing
De rechtbank
verleent een voorlopige machtiging om:
betrokkene,
geboren in 1969,
woon/verblijfadres: Wolfheze,
in een psychiatrisch ziekenhuis te doen verblijven voor een periode van zes maanden.
Deze beschikking is gegeven op 31 maart 2004 door mr. W. Bruins, rechter, in tegenwoordigheid van mw. S.A. Gerritsen, griffier.
de griffier de rechter