ECLI:NL:RBARN:2004:AR5512

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
6 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
73389
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.W. Collewijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zekerheidstelling voor proceskosten en schadevergoeding door buitenlandse partijen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om de zekerheidstelling voor proceskosten en schadevergoeding door buitenlandse partijen. De eisers, waaronder verschillende Ecuadoriaanse rechtspersonen en Nederlandse bedrijven, hebben een verzoek ingediend om zekerheid te stellen voor een bedrag van € 38.750,--. Dit bedrag is bedoeld ter dekking van eventuele proceskosten en schadevergoeding aan de gedaagde partij, die in deze procedure ook als eiser in een incident optreedt. De rechtbank heeft in een eerder tussenvonnis van 12 november 2003 al een eindbeslissing genomen met betrekking tot de vorderingen van andere eisers, maar de procedure is nu gericht op de vorderingen van de Ecuadoriaanse partijen tegen de gedaagde.

De rechtbank overweegt dat de zekerheidstelling moet voldoen aan de eisen van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) en dat aansluiting moet worden gezocht bij artikel 51 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank benadrukt dat de gedaagde partij zonder moeite verhaal moet kunnen nemen op de aangeboden zekerheid. Hoewel er verschillende manieren zijn om zekerheid te stellen, is een bankgarantie de meest gebruikelijke vorm. De eisers hebben gesteld dat zij een bedrag van € 38.750,-- hebben overgemaakt naar de rekening van hun advocaat, maar dit wordt door de gedaagde betwist. De rechtbank oordeelt dat de eisers hiermee niet aan de vereiste zekerheid hebben voldaan.

De rechtbank geeft de eisers de gelegenheid om de vereiste zekerheid te stellen door middel van een bankgarantie, conform het Rotterdams Garantieformulier, afgegeven door een eersteklas Nederlandse bank. De zaak wordt aangehouden tot 20 oktober 2004, zodat de eisers bewijs van de zekerheidstelling kunnen overleggen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan totdat de zekerheid is gesteld.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 73389 / HA ZA 01-713
Datum vonnis: 6 oktober 2004
Vonnis
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar Ecuadoriaans recht
FLORICOLA LA ROSALEDA,
gevestigd te Quito, Ecuador,
2. de rechtspersoon naar Ecuadoriaans recht
MAGIC FLOWERS,
gevestigd te Guayaquil, Ecuador,
3. de rechtspersoon naar Ecuadoriaans recht
DE AGRIFEG S.A.,
gevestigd te Quito, Ecuador,
4. de rechtspersoon naar Ecuadoriaans recht
ROSE GARDEN,
gevestigd te Quito, Ecuador,
5. de rechtspersoon naar Ecuadoriaans recht
FLOR PACIFIC,
gevestigd te Cayambe, Ecuador,
6. [eiser], handelend onder de naam [eiser] ISOLATIEBOUW,
gevestigd te Voorburg,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EVELEENS BLOEMEN B.V.
gevestigd te Voorburg,
8. [eiser]
wonende te [woonplaats],
9. de rechtspersoon naar Ecuadoriaans recht
SCHRYVER DEL ECUADOR S.A.
gevestigd te Quito, Ecuador,
10. [eiser]
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika,
11. [eiser], handelend onder de naam THE FLOWER FIRM,
gevestigd te De Kwakel, gemeente Uithoorn,
12. de rechtspersoon naar Ecuadoriaans recht
BELLA ROSA,
gevestigd te Quito, Ecuador,
eisers in de hoofdzaak,
de eisers 1 tot en met 5, 9, 10 en 12 verweerders in het incident tot het stellen van zekerheid,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. P.W.M. Steenbergen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident tot het stellen van zekerheid,
procureur en advocaat mr. Tubbergen te Amsterdam.
In het hierna volgende zullen de eisers (in de hoofdzaak) 1 tot en met 5, 9 en 12 ook Floricola c.s. worden genoemd. Gedaagde in de hoofdzaak zal ook [gedaagde] worden genoemd.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 12 november 2003 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis zijn nog de volgende processtukken gewisseld:
? een akte tot het stellen van zekerheid van de zijde van Floricola c.s.
? een antwoordakte van de zijde van de [gedaagde].
Ten slotte is vonnis bepaald.
1. De verdere beoordeling van het geschil in de hoofdzaak
1.1 De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 12 november 2003 een eindbeslissing gegeven in de hoofdzaak ten aanzien van de vorderingen van de eisers 6,7,8 10 en 11. Ook heeft de rechtbank een eindbeslissing genomen in het incident. De voortzetting van de procedure heeft uitsluitend nog betrekking op de vorderingen van Floricola c.s. tegen [gedaagde].
1.2 Floricola c.s. hebben bij akte naar voren gebracht dat zij een bedrag van € 38.750,-- hebben doen overboeken naar de derdengeldrekening van hun advocaat mr. Steenbergen te Amsterdam, ter voldoening aan het vonnis van de rechtbank van 12 juli 2001. In dat vonnis heeft de rechtbank bepaald, voor zover thans van belang, dat [gedaagde] niet van antwoord behoeft te concluderen zolang Floricola c.s niet, ingevolge artikel 152 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv.) oud (thans artikel 224 Rv.) op deugdelijke wijze, bijvoorbeeld door middel van een bankgarantie, aan [gedaagde] zekerheid hebben gesteld voor een bedrag van ? 85.255,--. Floricola c.s. hebben te kennen gegeven te willen voortprocederen en zij hebben verklaard hun advocaat te hebben gemachtigd om, indien de rechtbank daarom verzoekt, het overgeboekte bedrag te storten op een andere rekening dan wel een bankgarantie voor dat bedrag te stellen.
1.3 [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen het verzoek van Floricola c.s. tot het plaatsen van de zaak op de rol. [gedaagde] voert, kort samengevat, aan dat hij het ongeloofwaardig vindt dat Floricola c.s. het door hen genoemde bedrag hebben overgemaakt. Hij onderbouwt dat onder meer door te verwijzen naar het betalingsgedrag van de eisers 6, 7, 8, 10 en 11 in deze procedure, en naar het – naar zijn stelling moeizame – contact met de advocaat van de gedaagden. Voorts wijst [gedaagde] er op dat ook indien er van zou worden uitgegaan dat het bedrag is overgemaakt naar de advocaat van Floricola c.s., dit hem geen afdoende zekerheid biedt. [gedaagde] is van mening dat pas kan worden voortgeprocedeerd nadat Floricola c.s. op een andere, door [gedaagde] bij akte nader omschreven, wijze zekerheid hebben gesteld.
1.4 De rechtbank overweegt als volgt. Voor de wijze waarop zekerheidstelling voor eventuele proceskosten en schadevergoeding door buitenlandse partijen op basis van artikel 224 Rv. dient te geschieden, dient aansluiting te worden gezocht bij het bepaalde in artikel 51 van boek 6 BW.
In ieder geval is van belang dat [gedaagde] zonder moeite verhaal zal kunnen nemen op de aangeboden zekerheid. Hoewel zekerheid op meerdere wijzen kan worden aangeboden, is zekerheidstelling door middel van een bankgarantie het meest gebruikelijk.
1.5 Floricola c.s. hebben gesteld dat zij een bedrag van € 38.750,-- hebben overgemaakt op de bankrekening van hun advocaat, maar dit wordt betwist door [gedaagde], en Floricola c.s. hebben geen stukken in het geding gebracht waaruit dat blijkt. De rechtbank is reeds daarom van oordeel dat zij hiermee niet aan [gedaagde] de vereiste zekerheid hebben geboden. Daar komt nog bij dat [gedaagde] gemotiveerd heeft aangevoerd dat hij betwijfelt of hij zich zonder moeite zal kunnen verhalen op het aangeboden bedrag, als zich dat onder de advocaat van Floricola c.s. bevindt.
Nu Floricola c.s. hebben aangeboden om door middel van een bankgarantie zekerheid aan [gedaagde] te stellen, zal de rechtbank hen daartoe in de gelegenheid stellen. De procedure zal worden voortgezet zodra de vereiste zekerheid is geschied aan de hand van een bankgarantie op basis van het Rotterdams garantieformulier, laatste versie, door een Nederlandse bank en nadat bij akte daarvan bewijs in het geding is gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat Floricola c.s., met name gelet op het tijdsverloop sinds de dagvaarding tot de door hen genomen akte, niet onevenredig in hun belangen worden geschaad door aanhouding van de procedure met twee weken.
De beslissing
De rechtbank
1. stelt Floricola c.s. in de gelegenheid zekerheid te stellen voor een bedrag van € 38.750,-- ten behoeve van [gedaagde], door middel van een door een eersteklas Nederlandse bank afgegeven bankgarantie conform het Rotterdams Garantieformulier, laatste versie,
2. verwijst de zaak naar de rol van 20 oktober 2004 voor het nemen van een akte door Floricola c.s., waarbij zij bewijs van de zekerheidstelling in het geding dienen te brengen,
3. houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Collewijn en is uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2004.
de griffier de rechter