ECLI:NL:RBARN:2004:AR6801

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
118273
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en uitvoering van de BasiCare-overeenkomst met betrekking tot gedebiteerde premie

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 25 oktober 2004 uitspraak gedaan in een kort geding tussen NVS Zorgverzekeringen N.V. en de maatschap Vrasdonk en Kloppenburg Actuarissen. De zaak betreft de uitleg van de BasiCare-overeenkomst, waarin een vergoeding is afgesproken voor de gedebiteerde premie van een ziektekostenproduct. NVS, eiseres, heeft V&K, gedaagde, gedagvaard om de executie van een arbitraal vonnis te staken, omdat zij meent dat zij aan haar verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan. V&K betwist dit en stelt dat NVS niet het recht heeft om eenzijdig het voorschot op de vergoeding te beperken tot 80%.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op 27 mei 1997 een overeenkomst hebben ondertekend, waarin is afgesproken dat NVS gedurende zes jaar en vier maanden een vergoeding van 2,5% over de gedebiteerde premie zou betalen. Er is een geschil ontstaan over de interpretatie van het begrip 'gedebiteerde premie', dat in de overeenkomst niet gedefinieerd is. NVS heeft de vergoeding berekend over de premie die daadwerkelijk in de maanden januari en februari 2004 is geboekt, terwijl V&K stelt dat de vergoeding over alle geboekte premies in die maanden moet worden berekend.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat NVS de juiste berekening heeft gehanteerd, maar dat zij niet eenzijdig het voorschot mocht matigen. De rechtbank heeft V&K veroordeeld tot staking van de executie van het arbitraal vonnis, maar heeft de kosten van het kort geding gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer:118273 / KG ZA 04-617
Datum vonnis: 25 oktober 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de naamloze vennootschap
NVS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij dagvaarding van 24 september 2004,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. B. Holthuis te Deventer,
tegen
de maatschap
VRASDONK EN KLOPPENBURG ACTUARISSEN,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. drs. M.A. Kemp te Amsterdam.
Het verloop van de procedure
Eiseres -hierna: NVS- heeft gedaagde -hierna V&K- ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. V&K heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De raadslieden van partijen hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities.
Zij hebben daarbij producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
De vaststaande feiten
1. Partijen hebben op 27 mei 1997 een overeenkomst ondertekend met betrekking tot de overdracht van de intellectuele eigendom aan NVS van een ziektekostenproduct, genaamd BasiCare, dat is ontwikkeld door V&K. Artikel 3 van de overeenkomst -hierna ook:
de BasiCare-overeenkomst- luidt:
“Daarnaast zal NVS gedurende zes volledige jaren en vier maanden
(76 maanden), aanvangende op de eerste van de maand waarin de eerste premie voor onderhavig productconcept in de boeken door NVS wordt gedebiteerd, een vergoeding betalen ter grootte van 2,5% (exclusief BTW) over
de gedebiteerde premie behaald met het hier bedoelde ziektekostenproduct (...) Betaling van de vergoeding zal achteraf, per drie maanden plaatsvinden en binnen dertig dagen na afloop daarvan door NVS worden voldaan. Na afloop van ieder kalenderjaar zal NVS binnen zes maanden een verklaring, door haar externe accountant ondertekend, overleggen over de in de relevante periode(n) gedebiteerde premies in het kader van het in dit artikel bedoelde product (...)”
2. In november 1997 werd voor de eerste keer met betrekking tot BasiCare premie opgenomen in de boeken van NVS.
3. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de uitvoering van de BasiCare-overeenkomst. Partijen zijn bij afzonderlijke arbitrageovereenkomst, van augustus 2001, overeengekomen om dat geschil te laten beslechten door arbiters conform het NAI reglement. Bij arbitraal vonnis van 17 september 2002 is vervolgens NVS,
in reconventie, onder meer veroordeeld tot naleving van de vergoedingsregeling in artikel 3 van de BasiCare-overeenkomst.
4. Bij brief van 26 april 2004 heeft NVS aan V&K medegedeeld dat zij een bedrag van € 178.346,00 heeft overgeboekt naar een bankrekening van V&K, als voorschot van 80% berekend over het premiebestand voor de maanden januari en februari 2004.
5. V&K accepteert de beperking van het voorschot tot 80% niet en evenmin de berekeningwijze van het premiebestand. Met verlof van de voorzieningenrechter heeft V&K het arbitraal vonnis van 17 september 2002 daarom op 8 september 2004 laten betekenen aan NVS, om met de executie van het arbitraal vonnis volledige naleving van de vergoedingsregeling in artikel 3 van de BasiCare-overeenkomst
te bewerkstelligen.
Het geschil
1. Kort weergegeven vordert NVS de staking van de executie van het arbitraal vonnis omdat zij met de betaling van € 178.346,00 aan V&K heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 3 van de BasiCare-overeenkomst. NVS voert daarvoor aan dat zij de vergoeding als bedoeld in artikel 3 van de BasiCare-overeenkomst heeft berekend over de verdiende premie voor BasiCare in de maanden januari en februari 2004. Dat is de premie die ook daadwerkelijk betrekking heeft op die maanden, zijnde de laatste maanden van de vergoedingstermijn van zes jaar en vier maanden. Volgens NVS heeft zij in redelijkheid mogen besluiten om vervolgens het voorschot op de vergoeding te beperken tot 80% omdat zij begin 2004 met veel meer opzeggingen van verzekeringsovereenkomsten te maken kreeg dan in die periode in voorgaande jaren. Daarbij vindt NVS dat de omvang van de uiteindelijke betalingsverplichting na afloop van het jaar nog zal worden vastgesteld door de accountant, zoals bepaald in artikel 3 van de BasiCare-overeenkomst.
2. V&K betwist dat NVS volledig heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 3 van de BasiCare-overeenkomst. V&K stelt daartoe dat NVS niet het recht heeft om eenzijdig het te betalen voorschot te beperken tot 80%, omdat partijen daarover niets zijn overeengekomen. Voorts is V&K van mening dat NVS ten onrechte het voorschot slechts heeft berekend over de premie die betrekking heeft op de maanden januari en februari 2004 (de verdiende premie). Volgens V&K dient de vergoeding berekend te worden over alle in januari en februari 2004 geboekte premie voor BasiCare, ongeacht de periode waarop die premie ziet. V&K definieert de gedebiteerde premie derhalve als de geboekte premie. Voorts beroept V&K zich erop dat ex artikel 1064 Rv de enige rechtsmiddelen tegen het arbitraal vonnis, vernietiging en herroeping, niet zijn ingesteld door NVS.
De beoordeling van het geschil
1. Het beroep van V&K op artikel 1064 Rv gaat in dit kort geding niet op. NVS bestrijdt niet de inhoud van het arbitraal vonnis. Vernietiging of herroeping van het vonnis is dan ook niet aan de orde. NVS is van mening dat zij artikel 3 van de BasiCare-overeenkomst volledig nakomt zodat er geen reden is om de aangekondigde tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis doorgang te laten vinden.
Als dat het geval blijkt te zijn, maakt V&K misbruik van de aan haar toekomende bevoegdheid tot executie van het arbitraal vonnis,
bij doorzetting van de tenuitvoerlegging ervan, zoals zij van plan is.
In dit kort geding kan dan worden bevolen dat de executie van het arbitraal vonnis wordt gestaakt.
2. Voor beantwoording van de vraag of NVS volledig uitvoering geeft aan het arbitraal vonnis, is van belang wat moet worden verstaan onder het in de BasiCare-overeenkomst gehanteerde, maar daarin niet gedefinieerde begrip “gedebiteerde premie”. Partijen leggen dat begrip verschillend uit. Daarom zal beoordeeld moeten worden welke betekenis het begrip “gedebiteerde premie”in de BasiCare-overeenkomst heeft. Bij die beoordeling dient ook de redelijkheid en de billijkheid een rol te spelen.
3. Partijen hebben verklaard dat het begrip “gedebiteerde premie” niet eerder tot problemen heeft geleid omdat tot 1 januari 2004 de in een jaar geboekte en verdiende premie aan elkaar gelijk waren.
Dat doet de vraag rijzen of partijen de bedoeling hadden om de overeenkomst te laten eindigen aan het einde van een kalenderjaar. Dat lijkt het geval te zijn. Zijdens V&K is verklaard dat uitgangspunt was om de overeenkomst in te laten gaan per 1 januari 1998, omdat meestal per aanvang van een kalenderjaar polissen worden gewijzigd.
Van de zijde van NVS is verklaard dat voor ziektekostenverzekeraars
de datum 1 januari als vervaldatum belangrijk is. Partijen hadden verwacht dat BasiCare al op 1 september 1997 in de markt kon worden gezet. Zij zijn om die reden overeengekomen dat NVS ook over premie voor BasiCare die werd geboekt in de periode voorafgaand aan 1998, een vergoeding zou betalen. In de BasiCare-overeenkomst is dan ook bepaald dat NVS een vergoeding betaalt voor de duur van zes volle jaren en vier maanden (76 maanden). Te rekenen vanaf 1 september 1997 zou de vergoedingstermijn geduurd hebben tot 1 januari 2004.
Uit dit alles lijkt te volgen dat kalenderjaren, het begin en einde ervan, van belang waren voor partijen. De geboekte premie zou indien de vergoedingstermijn was geëindigd op 31 december 2003 gelijk zijn geweest aan de in de vergoedingstermijn verdiende premie.
Hieruit leidt de voorzieningenrechter af dat partijen kennelijk de bedoeling hadden om de vergoeding die NVS aan V&K dient te voldoen, te berekenen over de in de vergoedingstermijn verdiende premie.
4. Door vertraging bij het gereedkomen van BasiCare is pas in november 1997 voor de eerste keer voor BasiCare premie geboekt bij NVS. Als gevolg daarvan eindigde de vergoedingsperiode niet aan
het einde van het kalenderjaar 2003, maar eind februari 2004.
Gelet op het hiervóór overwogene mocht NVS ervan uitgaan dat zij de vergoeding kon berekenen over de verdiende premie voor BasiCare in januari en februari 2004. Dit is ook alleszins redelijk omdat in het begin van het kalenderjaar veel premie geboekt wordt die betrekking heeft op het eerste kwartaal, halfjaar, of zelf het gehele kalenderjaar. Zou de vergoeding ook over die premie berekend moeten worden,
dan zou de vergoeding onevenredig stijgen door het zijn opgeschoven van het einde van vergoedingstermijn. V&K heeft daarvoor geen, althans onvoldoende rechtvaardiging aangevoerd.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft NVS de juiste berekeningwijze van het premiebestand gehanteerd.
De vraag is dan nog of NVS het voorschot op de berekende vergoeding mocht matigen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dat niet het geval. NVS heeft niet de stelling van V&K weersproken dat partijen daar niets over hebben afgesproken. NVS kan dan niet eenzijdig afwijken van de BasiCare-overeenkomst. Daarbij komt dat als aan de hand van de in artikel 3 van de BasiCare-overeenkomst bedoelde accountantsverklaring mocht blijken dat over de periode
van 1 januari 2004 tot 1 maart 2004 een te hoog voorschot is betaald, dit zal leiden tot een verplichting tot terugbetaling door V&K.
Gesteld noch gebleken is dat NVS daarbij een restitutierisico loopt, of dat haar eigen financiële positie thans zodanig is dat zij een volledig voorschot niet kan voldoen.
6. Gelet op het hiervóór overwogene heeft NVS over de maanden januari en februari 2004 een te laag voorschot betaald aan V&K.
Omdat de berekeningwijze van het premiebestand als juist is beoordeeld, kan in dit kort geding ervan worden uitgegaan dat NVS blijkens haar brief aan V&K van 26 april 2004 een voorschot had moeten betalen van € 222.933. Door inhouding van een bedrag van
€ 44.587,00 (€ 222.933,00 -/- € 178.346,00) op die vergoeding, is NVS voor zover het bepaalde in artikel 3 van de BasiCare-overeenkomst niet nagekomen, en maakt V&K ter bewerkstelling van de inning van een bedrag van € 44.587,00 geen misbruik van de aan haar toekomende bevoegdheid om het arbitraal vonnis ten uitvoer te leggen. Inning van een hoger bedrag brengt wel misbruik van bevoegdheid mee en voor dat geval zal de executie van het arbitraal vonnis dienen te worden gestaakt. De gevorderde dwangsom zal ambtshalve worden gematigd en gemaximeerd, één en ander zoals hierna vermeld.
7. Omdat geen van partijen grotendeels in het ongelijk is gesteld, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt V&K tot staking van de executie van het tussen partijen gewezen arbitraal vonnis van 17 september 2002, anders dan ter inning, bij wijze van voorschot op de vergoeding over de verdiende premie voor BasiCare in de maanden januari en februari 2004, van een bedrag van € 44.587,00;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
weigert het anders of meer gevorderde;
compenseert de kosten van dit kort geding, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Daggenvoorde op 25 oktober 2004.
de griffier de rechter