ECLI:NL:RBARN:2004:AR6841

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
28 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
118106
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G. Noordraven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toerekenbare tekortkoming in administratieve dienstverlening door Hommersom BV

In deze zaak vorderde eiser, een zelfstandig ondernemer, dat Hommersom BV, een administratiekantoor, alle bescheiden die zij van hem onder zich had, binnen 24 uur na betekening van het vonnis zou afgeven. Eiser stelde dat Hommersom BV toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen door geen administratieve werkzaamheden te verrichten, terwijl zij wel nota's voor verrichte werkzaamheden had gestuurd. Hommersom BV verweerde zich door te stellen dat zij wel degelijk werkzaamheden had verricht en dat zij zich op haar retentierecht kon beroepen, omdat eiser zijn betalingsverplichtingen niet was nagekomen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat onvoldoende aannemelijk was geworden dat Hommersom BV helemaal geen werkzaamheden had verricht. Eiser had pas vijf maanden na het versturen van de nota gereageerd en had in de tussentijd met Hommersom BV gecommuniceerd. Hierdoor werd aangenomen dat Hommersom BV in ieder geval enige vordering op eiser had, wat betekende dat eiser zijn betalingsverplichting niet was nagekomen. De vordering van eiser werd afgewezen, en het beroep van Hommersom BV op haar opschortingsrecht werd gerechtvaardigd geacht.

In reconventie vorderde Hommersom BV betaling van een openstaande nota, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de omvang van de vordering onvoldoende aannemelijk was gemaakt. Beide partijen werden in het ongelijk gesteld, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten droeg.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 118106 / KG ZA 04-610
Datum vonnis: 28 oktober 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
[eiser],
wonende te Tiel,
eiser in conventie bij dagvaarding van 28 september 2004,
verweerder in reconventie,
advocaat en procureur mr. B.F.M. Bos,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOEKHOUD- EN ADMINISTRATIEKANTOOR A. HOMMERSOM B.V.,
gevestigd te Opheusden,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. S. Karagan te Veenendaal.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en Hommersom BV.
Het verloop van de procedure
[eiser] heeft Hommersom BV ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Hommersom BV heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. Hommersom BV heeft tevens een eis in reconventie ingesteld, zoals neergelegd in de conclusie van eis in reconventie. De verwerende partij heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De advocaat van [eiser] en de advocaat van Hommersom BV hebben de zaak bepleit. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten in conventie en reconventie
1. [eiser] heeft zich per 3 januari 2000 bij de Kamer van
Koophandel te Tiel laten inschrijven als zelfstandig ondernemer onder de handelsnaam “H.A. Producties”. Aard van de eenmanszaak van [eiser] is - kort gezegd - de verhuur van geluidsdragers.
2. Voor het verzorgen van de administratie van zijn eenmanszaak
vanaf 2001 heeft [eiser] zich tot Hommersom BV gewend. In een daartoe door Hommersom BV opgemaakte brief van 25 september 2001, welke door [eiser] voor akkoord is ondertekend, is onder meer het volgende bepaald.
“In aansluiting op het prettig onderhoud bevestigen wij hierbij uw opdracht de administratie te verzorgen. Eén en ander betekent dat dit onder meer zal bestaan uit het verwerken van alle administratief-noodzakelijke gegevens, het opmaken van belastingaangiften, het, voor zover nodig, indienen van bezwaar- en verzoekschriften, het samenstellen van de jaarrekening, alsmede het verlenen van adviezen, alles in de ruimste zin des woords.
Ons kantoor is aangesloten bij de Nederlandse orde van Administratie- en Belastingdeskundigen (NOAB). Aansluiting bij het NOAB betekent voor ons in de praktijk dat wij aan diverse kwaliteitsvoorwaarden dienen te voldoen. Eén van die voorwaarden is het gebruik van de ‘NOAB-voorwaarden’ (Algemene Leverings-, Betalings- en Uitvoeringsvoorwaarden) in de relatie met onze cliënten.
(...)
Om het een en ander van toepassing te doen zijn, vereist het rechtsverkeer dat u akkoord gaat met de toepasselijkheid van de NOAB-voorwaarden.
Wij verzoeken u daarom een exemplaar van dit schrijven, voor akkoord ondertekend, aan ons te willen retourneren.”
3. De artikelen 1, 8 en 16 van de hiervoor vermelde NOAB-
voorwaarden luiden (voor zover van belang) als volgt.
“Artikel 1
(...)
b. In deze voorwaarden wordt verstaan onder:
De opdrachtnemer: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die optreedt als administratie en belastingdeskundige (...).
De opdrachtgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de hulp inroept van de administratie en belastingdeskundige.
Artikel 8
(...)
b. De opdrachtgever is verplicht om aan de opdrachtnemer tijdig,
volledig en op de juiste wijze de benodigde gegevens, inlichtingen en
bescheiden te verstrekken die nodig zijn voor uitvoering van diens
opdracht.
Artikel 16
1. Opdrachtgever en opdrachtnemer komen uitdrukkelijk overeen dat opdrachtnemer bevoegd is afgifte van zaken, als in het tweede lid van dit artikel genoemd, op te schorten totdat opdrachtgever aan zijn verplichting tot vergoeding van openstaande declaraties, daaronder begrepen daarover verschuldigde rente en kosten, alsmede aan zijn verplichting tot vergoeding van schade door opdrachtnemer in het kader van de betrokken rechtsverhouding geleden, heeft voldaan (...).
2. Onder in lid 1 bedoelde zaken zijn in ieder geval begrepen stukken, boeken, bescheiden, administratieve en/of andere gegevens en computerschijven (diskettes) die door opdrachtgever aan opdrachtnemer ter beschikking zijn gesteld en/of samengesteld door opdrachtgever, bestemd om aan opdrachtgever te worden afgegeven in het kader van de levering.
4. In januari 2002 heeft Hommersom BV [eiser] een nota ad
€ 189,01 gestuurd, betreffende door Hommersom BV in 2001 ten behoeve van [eiser] verrichte werkzaamheden. Deze nota is door [eiser] voldaan.
5. Op 8 januari 2003 heeft Hommersom BV een tweede nota, ten
bedrage van € 836,39 inclusief BTW, aan [eiser] gestuurd.
6. Op 15 januari 2003 heeft Hommersom BV per brief onder meer
het volgende aan [eiser] bericht.
“Op 19 december 2002 heeft u ons een bezoek gebracht. In het gesprek gaf u, kort gezegd, te kennen dat u door een inbraakschade niet meer tijdig aan uw financiële verplichtingen kon voldoen. U toonde ons als bevestiging een betalingsverzoek van Buma Stemra. Deze instantie vorderde op extreem korte termijn € 2.175,-- als contributiebijdrage voor 2003 op straffe van ontbinding van de overeenkomst met Buma Stemra. (...)
Wij hebben reden om aan te nemen dat het in de vorige alinea genoemde betalingsverzoek niet door Buma Stemra is opgemaakt en niet door hen naar u is verstuurd. (...)
Door uw handelwijze is de vertrouwensrelatie ernstige schade toegebracht. Wij hebben daarom besloten de overeenkomst van administratieve dienstverlening met onmiddellijke ingang te beëindigen.
Wij verzoeken u onze openstaande declaratie wegens de verrichtte werkzaamheden te voldoen waarna u uw administratieve bescheiden op ons kantoor kunt ophalen. Zolang betaling niet heeft plaatsgehad zullen wij van het retentierecht gebruik maken.”
7. Bij brief van 23 juni 2003 heeft [eiser] onder meer het volgende
aan Hommersom BV bericht.
“Omstreeks augustus 2001 ben ik op jullie kantoor geweest met het verzoek om de complete boekhouding door jullie te laten verzorgen. Diverse rekeningen en andere debiterende lasten moest ik op jullie verzoek op jullie kantoor afleveren. (...)
Maar tot mijn stomme verbazing heb ik tot op heden nog nooit een overzicht van mijn balans toegestuurd gekregen (...).
Sinds 8 januari 2003 heb ik inderdaad een nota van € 836,39 liggen van jullie maar dit is ook het enige wat er van jullie ligt. Een normale bedrijfsbalans vanaf mijn startperiode heb ik nooit ontvangen, debiteuren en crediteuren is nooit om gevraagd maar wel een declaratie voor de verzorging van mijn administratie.”
8. [eiser] heeft tot op heden de onder 6 genoemde nota niet aan
Hommersom BV voldaan.
Het geschil
in conventie
1. [eiser] vordert - kort gezegd - dat Hommersom BV op straffe van
een dwangsom wordt bevolen alle bescheiden die Hommersom BV van [eiser] onder zich heeft aan [eiser] af te geven binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
2. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Hommersom BV
toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser] door in het geheel geen werkzaamheden te verrichten (het verzorgen van de administratie), terwijl zij wel een tweetal nota’s voor verrichte werkzaamheden aan [eiser] heeft verstuurd. Door zich desondanks op het retentierecht te beroepen en als gevolg daarvan de bescheiden niet aan [eiser] af te staan, maakt Hommersom BV inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser] en handelt zij bovendien onrechtmatig jegens [eiser]. Voorts is het retentierecht niet van toepassing op de stukken over 2001 aangezien [eiser] de nota die daar betrekking op heeft, wel heeft voldaan.
in reconventie
3. Hommersom BV vordert dat [eiser] wordt veroordeeld tot
betaling van een bedrag van € 1.027,79, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 836,39 vanaf 11 november 2003 tot aan de dag der algehele voldoening.
4. Hommersom BV legt aan haar vordering ten grondslag dat
[eiser] zijn betalingsverplichtingen, voortvloeiend uit de overeenkomst van opdracht zoals neergelegd in de brief van 25 september 2001, niet is nagekomen. [eiser] is, ook na herhaaldelijke verzoeken, in gebreke gebleven de factuur van 8 januari 2003 te voldoen. Daarmee is [eiser] in verzuim geraakt.
in conventie en reconventie
5. Hommersom BV en [eiser] voeren op de vorderingen van de
ander gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
in conventie
1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van [eiser].
2. De vraag die thans dient te worden beantwoord is, of
Hommersom BV zich op haar retentierecht kan beroepen, dat hierin bestaat dat Hommersom BV, overeenkomstig artikel 16 van NOAB-voorwaarden, afgifte van de door [eiser] aan haar verstrekte financiële bescheiden kan opschorten totdat [eiser] aan zijn verplichting tot betaling van de op 8 januari 2003 verstuurde nota heeft voldaan. Ter beoordeling van deze vraag is van belang of Hommersom BV - kort gezegd - werkzaamheden heeft verricht in het kader van het verzorgen van de administratie voor [eiser].
3. [eiser] stelt dat Hommersom BV helemaal geen werkzaamheden
heeft verricht nu hij nooit iets van een balans of overzicht heeft gezien. Hommersom BV stelt dat er wel degelijk werkzaamheden zijn verricht. Ter ondersteuning hiervan heeft Hommersom BV een urenspecificatie van de nota van 8 januari 2003 overgelegd. Voorts heeft Hommersom BV ter zitting gesteld dat zij aan de hand van de door [eiser] aangeleverde bonnen en nota’s een kasboek over 2001 heeft samengesteld, en dat [eiser] nooit (duidelijk) om een specificatie van de verzonden nota heeft verzocht. Dit laatste is door [eiser] ter zitting ook niet weersproken. De voorzieningenrechter is, gelet op deze omstandigheden, vooralsnog van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat Hommersom BV helemaal géén werkzaamheden heeft verricht in het kader van het verzorgen van de administratie voor [eiser]. Daar komt bij dat [eiser] eerst ruim vijf maanden na het versturen van de betreffende nota bij brief heeft aangegeven (zoals onder 7 van de vaststaande feiten is weergeven) dat hij ‘nog nooit een overzicht van mijn balans toegestuurd gekregen’ heeft en dat die nota ‘het enige wat er ligt’ is, terwijl hij in de periode daarvoor wel met Hommersom BV heeft gecorrespondeerd (zoals blijkt uit een door Hommersom BV overgelegde brief van 24 januari 2003).
4. Het voorgaande brengt met zich mee dat moet worden
aangenomen dat Hommersom BV in ieder geval enige vordering op [eiser] had. Dit betekent ook dat [eiser], door de door Hommersom BV verstuurde nota niet te voldoen, zijn betalingsverplichting voortvloeiend uit de overeenkomst van opdracht zoals neergelegd in de brief van 25 september 2001, niet is nagekomen. Voorshands geoordeeld heeft Hommersom BV derhalve een gerechtvaardigd beroep kunnen doen - en ook gedaan - op haar opschortingsrecht, door afgifte van de financiële bescheiden aan [eiser] op te schorten. Het door [eiser] in conventie gevorderde zal daarom worden afgewezen.
5. Voor zover [eiser] nog heeft betoogd dat het retentierecht niet
van toepassing is op de stukken over 2001, aangezien [eiser] de nota die daar betrekking op heeft wel heeft voldaan, wordt dit verweer verworpen. De door [eiser] niet betaalde nota van € 836,39 ziet immers volgens Hommersom BV óók op het verzorgen van de administratie over het jaar 2001, gedurende het jaar 2002 (zoals blijkt uit de nota van 8 januari 2003 en de daarbij behorende urenspecificatie).
in reconventie
6. Voor toewijzing van een geldvordering binnen het kader van een
kort geding moet in ieder geval de voorwaarde zijn vervuld dat het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn. Dit is het geval als de vordering niet wordt bestreden of indien met voldoende mate van zekerheid is te verwachten dat de bodemrechter met verwerping van de gevoerde verweren de vordering zal toewijzen. Voorts moet uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist zijn en mag het risico van onmogelijkheid van terugbetaling - bij afweging van de belangen van partijen - niet aan toewijzing in de weg staan.
7. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat, gelet op
de overgelegde stukken en hetgeen daarover ter zitting door partijen naar voren is gebracht - waarbij met name van belang is dat [eiser] de geldvordering van Hommersom BV gemotiveerd heeft betwist - de omvang van de vordering van Hommersom BV vooralsnog door haar onvoldoende aannemelijk is gemaakt om in deze procedure te kunnen worden toegewezen. Het door Hommersom BV in reconventie gevorderde zal derhalve worden afgewezen.
in conventie en reconventie
8. Aangezien partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen
de kosten van dit kort geding tussen hen worden gecompenseerd.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie en reconventie:
1. weigert de gevorderde voorzieningen;
2. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere
partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 28 oktober.
de griffier de voorzieningenrechter