ECLI:NL:RBARN:2004:AR6846

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
119023
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.W. Collewijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgemeenschap en onrechtmatige onttrekking van een auto

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, zijn de ex-echtelieden betrokken bij een geschil over de verdeling van hun huwelijksgemeenschap. De vrouw, eiseres in conventie, heeft de man, gedaagde in conventie, aangeklaagd omdat hij in de nacht van 30 september op 1 oktober 2004 een Chrysler Voyager, die op naam van zijn holding staat, zonder toestemming bij haar heeft weggehaald. De vrouw vordert dat de man de auto aan haar teruggeeft en een voorschot van € 25.000,- betaalt voor advocaat- en accountantkosten. De man, die in reconventie vordert dat de vrouw meewerkt aan een omgangsregeling voor hun kinderen, betwist de vorderingen van de vrouw en stelt dat hij geen liquide middelen heeft om aan haar verzoeken te voldoen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw de auto feitelijk in gebruik heeft gehad en dat het weghalen van de auto door de man in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De rechter beveelt de man om de auto aan de vrouw af te geven en deze gedurende een jaar beschikbaar te stellen. De vordering van de vrouw om een voorschot te ontvangen voor advocaat- en accountantkosten wordt afgewezen, omdat er te veel onduidelijkheden zijn over de financiële situatie van de man en de waarde van de echtelijke woning. De man wordt in zijn vordering in reconventie ontvankelijk verklaard, en de vrouw heeft ter zitting aangegeven de omgangsregeling te zullen naleven. De kosten van het kort geding worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 119023 / KG ZA 04-660
Datum vonnis: 2 november 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
[eiseres],
wonende te Arnhem,
eiseres in conventie bij dagvaarding van 20 oktober 2004,
verweerster in reconventie,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. H.J.M. van Arkel te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te Arnhem,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat en procureur mr. E.L.M. Louwen te Tiel.
[eiseres] en [gedaagde] worden hierna aangeduid als respectievelijk de vrouw en de man.
Het verloop van de procedure
De vrouw heeft de man ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. De vrouw heeft ter zitting haar eis gewijzigd - waartegen de man zich niet heeft verzet - in die zin, dat de vordering tot het verlenen van medewerking door de man aan de afgifte van een paspoort voor het oudste minderjarige kind van partijen is komen te vervallen. De man heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De man heeft tevens een eis in reconventie ingesteld, zoals neergelegd in de conclusie van eis in reconventie. De verwerende partij heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De advocaat van de vrouw en de advocaat van de man hebben de zaak bepleit, laatstgenoemde overeenkomstig de door haar overgelegde pleitnotitie. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten in conventie en reconventie
1. De vrouw en de man zijn voormalig echtelieden. De
echtscheiding is uitgesproken bij beschikking van deze rechtbank van 13 november 2003, welke beschikking is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand op 5 februari 2004.
2. Partijen waren in gemeenschap van goederen gehuwd. De
vaststelling van de verdeling is thans aanhangig bij deze rechtbank.
3. De man is directeur groot aandeelhouder van de holding Dick
van den Heuvel BV, welke holding twee supermarkten (Dixshop 1 BV en Dixshop 2 BV) exploiteert. Op de balans van Dixshop 1 BV staat als vervoermiddel een Chrysler Voyager 2.4 SE, kenteken TL-LJ-22 (hierna: de auto).
4. De man heeft in de nacht van 30 september 2004 op 1 oktober
2004 de auto bij de vrouw weggehaald.
Het geschil
in conventie
1. De vrouw vordert primair - kort gezegd - dat de man wordt
veroordeeld:
a. de auto op straffe van een dwangsom aan de vrouw af te geven, onder afgifte van de sleutel, het kentekenbewijs en de groene kaart;
b. mee te werken aan betaling van een voorschot van € 25.000,- aan
de vrouw in verband met verschuldigde kosten voor advocaat en
accountant.
De vrouw vordert subsidiair - kort gezegd - dat de man wordt veroordeeld aan de vrouw een voorschot van € 15.000,- te voldoen voor de aankoop van een auto, welk voorschot zal worden verrekend bij gelegenheid van de uiteindelijke vaststelling van de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.
2. De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat de man door
het weghalen van de auto onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. Bovendien handelt de man in strijd met de redelijkheid en billijkheid door de vrouw niet in staat te stellen voor een alternatief zorg te dragen. De vrouw heeft de auto nodig voor vervoer voor haarzelf en de vier bij haar wonende kinderen.
Voorts wenst de vrouw een voorschot te ontvangen om de kosten voor advocaat en accountant te voldoen nu partijen reeds vanaf eind 2002 met elkaar in de echtscheidingsprocedure zijn verwikkeld en er tot op heden nog geen rekeningen zijn voldaan.
in reconventie
3. De man vordert dat de vrouw op straffe van een dwangsom wordt
veroordeeld mee te werken aan de door deze rechtbank bij beschikking van 3 juni 2004 vastgelegde omgangsregeling in het weekend van 4 en 5 december 2004.
4. De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij
nakoming door de vrouw van de eerder vastgestelde omgangsregeling wenst te verzekeren door middel van het opleggen van een dwangsom. Dit omdat hij vreest dat de vrouw, gelet op haar houding en de ervaringen van de man op dit punt uit het verleden, de kinderen niet of slechts gedeeltelijk in het weekend van 4 en 5 december 2004 zal afstaan.
in conventie en reconventie
5. De man en de vrouw voeren op de vorderingen van de ander
gemotiveerd verweer waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
in conventie
1. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van de
vrouw en de daarop door de vrouw ter zitting gegeven toelichting.
de auto
2. De voorzieningenrechter stelt voorop dat, gelet op de door
beide partijen overgelegde stukken alsmede op hetgeen daarover door beide partijen ter zitting naar voren is gebracht, geen van beide partijen vooralsnog voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de auto onmisbaar is voor hem/haar.
3. Wel staat vast, immers niet door de man betwist, dat de vrouw
gedurende het huwelijk tussen partijen en daarna de auto feitelijk in gebruik heeft gehad. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat dit gebruik door de vrouw valt te kwalificeren als het uitvoering geven aan een tussen de vrouw enerzijds en Dixshop 1 BV anderzijds geldende bruikleenovereenkomst. Deze BV kan als uitlener van de auto deze bruikleenovereenkomst opzeggen (en dus teruggave van de auto eisen), maar zal daarbij wel de eisen van redelijkheid en billijkheid in acht moeten nemen. Voorshands geoordeeld is het eerder aangeduide weghalen van de auto door de man bij de vrouw in strijd met genoemde redelijkheid en billijkheid. De voorzieningenrechter zal daarom bevelen dat de auto aan de vrouw, gedurende nog één (1) jaar na heden, of zoveel korter indien de boedelscheiding eerder wordt gerealiseerd, beschikbaar wordt gesteld.
4. Er bestaat aanleiding de ten behoeve van bovengenoemde
vordering gevorderde dwangsommen te matigen, in voege zoals hierna aan te geven.
5. Gelet op het voorgaande behoeft het subsidiair gevorderde geen
verdere bespreking.
het voorschot
6. De vrouw stelt dat de man over voldoende financiële middelen
beschikt om haar een voorschot te betalen in verband met verschuldigde kosten voor advocaat en accountant. De man betwist dit en stelt dat er teveel onzekere posten zijn om een voorschot in kort geding toe te wijzen. Daarbij geeft de man aan dat de vrouw de waarde van de echtelijke woning, waarin de vrouw thans woont en welke zij toegedeeld zal krijgen, veel te laag schat, en dat de vrouw zelf dus een aanzienlijk vermogensbestanddeel onder zich heeft. Bovendien kan hij, anders dan de vrouw stelt, geen liquide middelen aan zijn onderneming onttrekken.
7. De vrouw stelt dat de waarde van de echtelijke woning in ieder
geval niet hoger is dan de hoogte van de hypotheek, zijnde € 295.000,-. Uit de WOZ-beschikking over het jaar 2002 van de gemeente Arnhem blijkt echter dat de economische waarde van de woning € 319.915,- bedraagt. Indien deze waarde met 20% wordt vermeerderd, zoals de vrouw zelf bij dagvaarding heeft gesteld, komt de waarde van de woning op minimaal € 383.898,-. Dit betekent dat de vrouw, wanneer zij de echtelijke woning toegedeeld krijgt, de man voor een aanzienlijk bedrag zal moeten uitkopen waardoor er enkel uit deze hoofde van enige betaling door de man aan de vrouw geen sprake zal zijn.
8. De man stelt voorts dat hij geen liquide middelen aan zijn
onderneming kan onttrekken. Hij heeft echter geen concrete gegevens/cijfers overgelegd die deze stelling ondersteunen. De man heeft alleen in algemene bewoordingen (en met overlegging van een krantenartikel) aangegeven dat - kort gezegd - het slecht gaat in de supermarktbranche. Daar staat tegenover dat vooralsnog niet voldoende aannemelijk is geworden dat de onderneming van de man wél over voldoende liquide middelen beschikt. Ook over de - te verdelen - waarde van de onderneming zijn de standpunten aanzienlijk verdeeld. Een en ander is in deze kort gedingprocedure onduidelijk gebleven.
9. Gelet op de hiervoor onder 7 en 8 geschetste omstandigheden, in
onderlinge samenhang bezien, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat er thans teveel onduidelijkheden bestaan om een voorschot in verband met verschuldigde kosten voor advocaat en accountant aan de vrouw toe te wijzen. Het deel van de vordering in conventie dat hierop ziet, zal derhalve worden afgewezen.
in reconventie
10. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van de man.
11. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de man ontvankelijk
is in zijn vordering in reconventie nu deze vordering niet ziet op de eerder tussen partijen vastgelegde omgangsregeling zelf, maar op de nakoming (door de vrouw) daarvan en een bespreking op een omgangsregelingenzitting te lang op zich zal laten wachten.
12. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat zij de op 3 juni 2004
tussen partijen vastgelegde omgangsregeling zal naleven en dat de kinderen op 4 en 5 december 2004 bij de man zullen zijn. De voorzieningenrechter zal daarom het in reconventie gevorderde toewijzen in voege als hierna aan te geven.
in conventie en reconventie
13. Nu partijen gewezen echtelieden zijn, zullen de kosten van dit
kort geding worden gecompenseerd.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie
1. beveelt de man om binnen zeven (7) dagen na betekening van
dit vonnis de Chrysler Voyager 2.4 SE, kenteken TL-LJ-22, aan de vrouw af te geven, aan het adres van de echtelijke woning onder afgifte van de sleutel, het kentekenbewijs en de groene kaart en deze auto bij haar in gebruik te laten gedurende een (1) jaar na afgifte op zoveel korter, indien de boedelscheiding eerder wordt gerealiseerd;
2. veroordeelt de man om ingeval hij na betekening van dit
vonnis in gebreke mocht blijven aan bovenstaande veroordeling te voldoen, aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de man hiermee in gebreke is, echter tot een maximum van € 20.000,-;
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4. weigert het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5. veroordeelt de vrouw mee te werken aan de door de
rechtbank Arnhem bij beschikking van 3 juni 2004 vastgelegde omgangsregeling in het weekend van 4 en 5 december 2004;
6. veroordeelt de vrouw om ingeval zij na betekening van dit
vonnis in gebreke mocht blijven aan bovenstaande veroordeling te voldoen, aan de man een dwangsom te betalen van € 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de vrouw hiermee in gebreke is;
7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8. weigert het meer of anders gevorderde;
in conventie en reconventie
9. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere
partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Collewijn en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 2 november 2004.
de griffier de rechter