ECLI:NL:RBARN:2004:AR8528
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.L. Drabbe
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot machtiging voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis op basis van Wet BOPZ
In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 3 augustus 2004 uitspraak gedaan in een verzoek van de officier van justitie om een machtiging tot voortgezet verblijf van de betrokkene, T.P., in een psychiatrisch ziekenhuis te verlenen. De betrokkene was op dat moment met voorwaardelijk ontslag uit het psychiatrisch ziekenhuis De Gelderse Roos te Wolfheze. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de eerder verleende machtiging tot voortgezet verblijf, afgegeven op 9 juli 2003, nog steeds aanwezig zijn. Echter, met de invoering van artikel 14a van de Wet BOPZ, dat de mogelijkheid biedt voor een voorwaardelijke machtiging, had de officier van justitie deze optie moeten overwegen. De rechtbank heeft op basis van de wet en de antwoorden van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op vragen uit de Tweede Kamer geconcludeerd dat in dit geval een voorwaardelijke machtiging meer passend zou zijn geweest. De rechtbank heeft de officier van justitie op 21 juni 2004 en 21 juli 2004 gehoord, waarbij de betrokkene en haar advocaat, mr. S.A. van der Heiden, aanwezig waren. Ondanks de bezwaren van de betrokkene tegen de voorwaarden van haar voorwaardelijk ontslag, heeft de rechtbank geoordeeld dat er voldoende vertrouwen is dat zij zich aan de voorwaarden zou houden. De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf afgewezen, omdat deze niet had verzocht om een voorwaardelijke machtiging, wat volgens de nieuwe wetgeving noodzakelijk was.