ECLI:NL:RBARN:2004:AR8772

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
29 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/1085
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning en vrijstelling bestemmingsplan in Wijchen

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 29 december 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen over de weigering van een bouwvergunning. Eisers hadden een vergunning aangevraagd voor het gedeeltelijk veranderen van een garage/berging op hun perceel, maar deze was door de gemeente geweigerd op basis van strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente terecht had geweigerd om vrijstelling te verlenen op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De rechtbank oordeelde dat de belangenafweging die in het kader van het derde lid van artikel 19 WRO had plaatsgevonden, niet opnieuw hoefde te worden uitgevoerd in het kader van het eerste lid van dat artikel. Dit was in lijn met de opzet van de wet, die beoogt een vereenvoudigde afdoening mogelijk te maken. De rechtbank volgde de eisers niet in hun standpunt dat de gemeente onvoldoende gemotiveerd had waarom geen gebruik was gemaakt van de vrijstellingsmogelijkheden. De rechtbank concludeerde dat de gemeente de weigering van de bouwvergunning op juiste gronden had gehandhaafd, en dat de stellingen van eisers tegen het bestreden besluit geen doel troffen. Het beroep van eisers werd dan ook ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 04/1085
Uitspraak
ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[eisers],
wonende te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder van 13 april 2004.
2. Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2003 heeft verweerder geweigerd om aan eisers een vergunning te verlenen voor het gedeeltelijk veranderen van de garage/berging op het perceel [adres] te [woonplaats].
Bij het in rubriek 1 aangeduide besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar ongegrond verklaard en het eerder genoemde besluit gehandhaafd.
Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 29 november 2004. Eisers zijn aldaar verschenen, bijgestaan door [gemachtigde]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. E.A. Rinsampessy en Y. Jansen, werkzaam bij verweerders gemeente.
3. Overwegingen
Op 28 april 2003 heeft verweerder aan eisers een bouwvergunning verleend voor de bouw van een woning met garage op het perceel [adres] te [woonplaats]. Tijdens een bouwcontrole is namens verweerder geconstateerd dat de garage niet werd gebouwd conform de verleende vergunning. Daarop is de bouw stilgelegd. Eisers hebben op 17 september 2003 een nieuwe aanvraag ingediend om het in afwijking van de vergunning gebouwde alsnog te vergunnen.
De afwijking van de vergunning bestaat daaruit dat de bebouwingshoogte (nokhoogte) van de inmiddels vrijwel gerealiseerde garage 4,95 meter bedraagt. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 5.3.4, onder b, van het bestemmingsplan Dorpshart Balgoij, waarin staat dat de bebouwingshoogte van een bijgebouw ten hoogste 4,50 meter mag bedragen. Ingevolge artikel 1, vijfde lid, van het bestemmingsplan is de garage een bijgebouw.
In het geding moet worden beoordeeld of het bestreden besluit de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Bij het bestreden besluit is verweerder - kort samengevat - tot de conclusie gekomen dat de op 17 september 2003 aangevraagde bouwvergunning terecht geweigerd is wegens strijd met het bestemmingsplan en dat geen legalisatie mogelijk is.
Eisers kunnen zich hiermee niet verenigen. Zoals ter zitting nog eens is toegelicht beperken eisers hun beroep tot het punt dat verweerder ten onrechte - door geen gebruik te maken van de mogelijkheid van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) - geen vrijstelling van maximaal 10% heeft verleend voor wat betreft de nokhoogte van de garage waarna de gevraagde bouwvergunning alsnog had kunnen worden verleend.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 44 van de Woningwet (Wow), zakelijk weergegeven en voor zover hier van toepassing, mag een bouwvergunning alleen, en moet een bouwvergunning worden geweigerd, indien:
a. […];
b. […];
c. het bouwwerk in strijd is met het bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen;
d. […].
Ter zitting is door de vertegenwoordiger van de gemeente bevestigd dat binnen de gemeente Wijchen de bevoegdheid om gebruik te maken van het gestelde in artikel 19, eerste lid, van de WRO door de gemeenteraad is gedelegeerd aan burgemeester en wethouders.
Zoals in het aanvullend beroepschrift alsmede ter zitting is verduidelijkt, stellen eisers zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft waarom geen gebruik is gemaakt van voornoemd artikel.
De rechtbank volgt het door eisers gestelde niet. De rechtbank stelt vast dat verweerder heeft geweigerd om vrijstelling te verlenen ex artikel 19, derde lid van de WRO, onder verwijzing naar het daartoe door verweerder opgestelde beleid. De concrete toepassing van dit beleid is in dit geding niet meer aan de orde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de belangenafweging welke heeft plaatsgevonden in het kader van het derde lid van artikel 19 WRO en welke tot een voor eisers ongunstig resultaat heeft geleid tot gevolg, dat niet opnieuw een afweging van diezelfde belangen hoeft plaats te vinden in het kader van het eerste lid van dat artikel. Een en ander strookt niet met de opzet van artikel 19 WRO om middels de minder zware vrijstellingsprocedure van het derde lid een vereenvoudigde afdoening mogelijk te maken. Indien in gevallen waarin de toepassing van het derde lid niet mogelijk is, vervolgens ook de weg van het eerste lid gevolgd zou kunnen worden, zou een deel van de ratio aan artikel 19, derde lid, van de WRO komen te ontvallen. Hoewel de rechtbank met eisers van oordeel is dat verweerder zijn standpunt dat het bouwplan niet in aanmerking komt voor een vrijstelling van artikel 19, eerste lid, van de WRO duidelijker had kunnen motiveren, zal de rechtbank hieraan geen gevolgen verbinden. De motivering van het standpunt van verweerder dat zij teneinde de openheid in het bestemmingsplangebied te waarborgen alsmede verstedelijking tegen te gaan heeft besloten geen gebruik te maken van de mogelijkheden van dit artikel, komt de rechtbank niet onjuist voor. Het door eisers in hun aanvullend beroepschrift alsmede ter zitting naar voren gebrachte dat in andere recente bestemmingsplannen binnen de gemeente Wijchen wel sprake is van een algemene 10%-vrijstelling doet daaraan, naar het oordeel van de rechtbank, niet af aangezien deze bestemmingsplannen niet van belang zijn voor de beoordeling van het onderhavige geschil. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder heeft kunnen besluiten deze procedure niet toe te passen voor dit concrete geval en daarmee terecht heeft geweigerd de bouwvergunning te verstrekken.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eisers tegen het bestreden besluit geen doel treffen.
Het beroep dient mitsdien ongegrond te worden verklaard.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.J.M. van Engelen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.J. Litjens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2004.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
Verzonden op: