Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 112796 / HA ZA 04-791
Datum vonnis: 8 december 2004
[eiseres],
wonende te Aerdt, gemeente Rijnwaarden,
eiseres,
procureur mr. A.J.B. Ross,
advocaat mr. R.H. van de Beeten,
beiden te Zevenaar,
[gedaagde],
wonende te Babberich,
gedaagde,
procureur mr. F.J. Boom te Arnhem,
advocaat mr. F.R.H. Kuiper te Apeldoorn.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 4 augustus 2004 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.1. [eiseres] heeft in 2000 een bruine merrie gekocht. Deze merrie, Savanne genaamd, is in november 2000 gekeurd om haar in de verzekering te kunnen opnemen. Savanne is ‘goedgekeurd’ en verzekerd.
1.2. Via gemeenschappelijke kennissen is [eiseres] in contact gekomen met de echtgenote van [gedaagde], die hobbymatig paarden houdt en over enkele stallen beschikt. Met haar heeft [eiseres] de afspraak gemaakt om Savanne bij [gedaagde] te stallen.
Als tegenprestatie zou [eiseres] het paard van de echtgenote van [gedaagde] berijden. Daarnaast betaalde zij maandelijks een vast bedrag van ongeveer fl. 180,00.
1.3. Op 9 maart 2002 is Savanne tijdens het trainen in de springbak op het terrein van [gedaagde] ten val gekomen. Behalve [eiseres], haar vader en haar vriend bevond zich op dat moment ook [gedaagde] in de springbak. Na de val heeft [eiseres] op 11 maart 2002 met Savanne een dierenkliniek in Zeddam geconsulteerd, waarvoor op 10 april 2002 een bedrag van € 230,40 in rekening is gebracht. Op 8 mei 2002 respectievelijk 28 mei 2002 heeft [eiseres] met Savanne wederom de dierenkliniek geconsulteerd, waarvoor op 13 juni 2002 een bedrag van € 209,13 aan [eiseres] is gefactureerd.
1.4. Vanaf 1 juli 2002 heeft [eiseres] een aantal malen een in paarden gespecialiseerde dierenartsenpraktijk in Bodegraven geconsulteerd. Savanne heeft daar onderzoeken ondergaan en heeft medicatie en manuele therapie gekregen. Op 22 juli 2002 is daarvoor een bedrag van € 50,43 gefactureerd, op 15 september 2002 een bedrag van € 635,23.
1.5 [eiseres] heeft Savanne op 11 oktober 2003 aan [betrokkene], een dierenarts in België, aangeboden ter onderzoek. Op 30 november 2003 heeft [betrokkene] onder andere geschreven:
‘Anamnese:
Het paard heeft duidelijke coördinatiestoornissen en kan bijna niet achteruitgaan.
Verslag:
Het paard wordt op 11/10/03 aangeboden ter onderzoek. Klinische testen wijzen inderdaad een gebrek aan coördinatie aan ingevolge ataxie. Het paard vertoont het ‘syndroom van Wobbler’ ingevolge een opgelopen letsel in het halsmerg. Deze symptomen van ataxie zijn dermate ernstig dat het paard niet meer bereden kan worden en enkel nog als fokmerrie kan gebruikt worden. Er is geen behandeling mogelijk.’
1.6. Tot aan het consult bij [betrokkene] is [eiseres] Savanne blijven berijden. Nadat door [betrokkene] is geconstateerd dat Savanne niet meer te berijden is, heeft [eiseres] van haar beide verzekeraars, De Liemers en Amev, een bedrag van ongeveer de € 3.600,00 uitgekeerd gekregen.
1.7. [eiseres] heeft [gedaagde] op 23 december 2003 bij aangetekende brief aansprakelijk gesteld en hem gesommeerd de schade te betalen die zij als gevolg van de val van Savanne heeft geleden. [gedaagde] heeft daaraan niet voldaan.
2. [eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van
€ 8.797,19 te vermeerderen met de dagrente over € 8.135,19, te rekenen vanaf 9 maart 2002 en de diverse vervaldata. Daaraan legt zij ten grondslag dat haar paard Savanne op 9 maart 2002, als gevolg van ongevraagd en onbesuisd optreden van [gedaagde], ten val is gekomen en letsel heeft opgelopen, waardoor Savanne niet meer te berijden is. De vordering bestaat uit onderzoek - en behandelingskosten van het paard ad in totaal € 1.735,19 en uit de gestelde waardevermindering ad
€ 6.400,00 die zij thans op [gedaagde] als aansprakelijke wenst te verhalen. Voorts vordert zij betaling van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 662,00 en de kosten van de procedure.
3. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Daarop zal, voor zover van belang, hierna worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
4. Het geschil draait om de vraag of [gedaagde] jegens
[eiseres] door zijn (ongevraagde en onbesuisde) gedragingen in de springbak onrechtmatig heeft gehandeld en of de thans door [eiseres] gevorderde schade daar het gevolg van is.
5. [eiseres] heeft daartoe aangevoerd dat [gedaagde] op 9 maart 2002, terwijl zij samen met haar vader en haar vriend in de springbak Savanne aan het trainen was, ongevraagd en onverwacht de springbak heeft betreden, de longeerzweep uit de hand van haar vader heeft genomen en daarmee naar de hoek is gelopen waar Savanne stond. Savanne is geschrokken van [gedaagde] die met de zweep op haar toeliep en van het knallen van de zweep door [gedaagde]. Of [gedaagde] haar paard daadwerkelijk heeft geraakt met de zweep, weet [eiseres] niet. Van haar vader en haar vriend zijn door [eiseres] schriftelijke verklaringen overgelegd waarin deze hebben verklaard dat [gedaagde] Savanne een harde klap gaf met de zweep, waardoor ze in paniek raakte, de controle over zichzelf verloor en dwars door een hindernis galoppeerde, waarna ze ten val kwam. Als gevolg van deze val heeft [eiseres] direct daarna bemerkt dat Savanne aan haar knie geblesseerd was. Naar later is gebleken heeft zij bovendien een blijvende beschadiging opgelopen aan haar hals, aldus [eiseres].
6. Vast staat dat [gedaagde] op 9 maart 2002 de springbak heeft betreden, waar [eiseres] in het bijzijn van haar vader en haar vriend haar paard aan het trainen was. [gedaagde], die ter comparitie heeft verklaard geen verstand te hebben van paarden of paardrijden, heeft echter betwist dat hij onverwacht en ongevraagd de springbak is ingelopen. Hij heeft aangevoerd dat hij op verzoek van [eiseres] in de hoek van de springbak is gaan staan, omdat alle paarden, ook Savanne, zich daar graag ophouden vanwege de bomen die daar staan. Door hem in de hoek te laten plaatsnemen was het de bedoeling van [eiseres] dat Savanne níet in die hoek zou gaan staan, maar de springbak zou inlopen, aldus [gedaagde]. Ter comparitie is door [gedaagde] verklaard dat hij het paard met de longeerzweep niet heeft geslagen maar dat de zweep “wel kan hebben geknald”.
7. Waar [gedaagde] blijkbaar de enige was met een zweep in de hand en zwepen niet uit zichzelf knallen, moet het ervoor gehouden worden dat [gedaagde] dit dan heeft gedaan. Niet in geschil is dat Savanne daarna de springbak is ingelopen en over een hindernis ten val is gekomen.
8. Uit de enkele mogelijkheid dat [gedaagde] het paard heeft geslagen volgt evenwel nog niet dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld, te minder nu evenmin vaststaat of hij de bak al dan niet ongevraagd heeft betreden. Omdat [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist dat hij ongevraagd de springbak heeft betreden en aldaar onbesuisd heeft gehandeld, zal [eiseres] moeten aantonen dat [gedaagde] de springbak ongevraagd heeft betreden en dat door het optreden van [gedaagde] het paard is geschrokken en uiteindelijk ten val is gekomen.
9. Slaagt [eiseres] niet in het onder 8 genoemde bewijs dan dient haar vordering te worden afgewezen. Indien [eiseres] wél slaagt in het bewijs dan ligt in de rede dat [gedaagde] in strijd met artikel 6:162 BW en derhalve onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.
10. In dat geval moet aan de orde komen of de door [eiseres] gestelde schade is veroorzaakt door de val van Savanne. Voor de beantwoording van die vraag lijkt een deskundigenbericht noodzakelijk. Zonodig zal na de getuigenverhoren het aantal en de persoon van de te benoemen deskundige(n) aan de orde kunnen worden gesteld alsook de door de deskundige(n) te beantwoorden vragen.
11. Hoger beroep van dit vonnis staat slechts open tegelijk met dat van het eindvonnis (art. 337, tweede lid, Rv). Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
laat [eiseres] toe te bewijzen dat [gedaagde] op 9 maart 2002 ongevraagd de springbak heeft betreden en Savanne door zijn onbesuisd optreden zo is geschrokken dat ze uiteindelijk ten val is gekomen,
bepaalt dat, voor zover [eiseres] dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, de getuigen door de rechtbank (mr. M.F. Gielissen) gehoord zullen worden in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
verwijst de zaak naar de tweede rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het opgeven van eventuele getuigen met hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden december 2004 tot en met februari 2005, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat het aan de hand van de gedane opgave(n) vastgestelde tijdstip in beginsel niet zal worden gewijzigd,
verstaat dat bij gebreke van de gevraagde opgave van getuigen geen gelegenheid meer zal worden gegeven voor het doen horen van getuigen,
verwijst in dat geval de zaak naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van [eiseres], waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren, of voor bepaling datum vonnis,
bepaalt dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn,
bepaalt voorts dat de partijen in persoon, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
bepaalt dat, voor zover partijen in verband met de getuigenverhoren zich nog van (schriftelijke) (bewijs)stukken willen bedienen, zij deze stukken uiterlijk twee weken tevoren in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toe zullen zenden,
verstaat dat hoger beroep van dit vonnis alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen en uitgesproken in het openbaar op 8 december 2004.