Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 113465 / HA ZA 04-905
Datum vonnis: 1 december 2004
1. [eiser 1],
wonende te Mijdrecht,
2. [eiser 2],
wonende te De Ronde Venen,
eisers,
procureur mr. M.W.G.J. IJsseldijk,
advocaat mr. R.D.A. van Boom te Utrecht,
1. [gedaagde 1],
wonende te Duiven,
2. [gedaagde 2],
wonende te Duiven,
gedaagden,
procureur en advocaat mr. R.L. Beckers te Westervoort.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als “[eiser 1]”, “[eiser 2]”, “[gedaagde 1]” en “[gedaagde 2]”
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 28 juli 2004 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van dit tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Het proces-verbaal daarvan bevindt zich bij de stukken. Ten slotte is vonnis bepaald.
1. Eisers hebben in september 2003 via internet een Audi A3 met kenteken TN-DG-38 te koop aangeboden voor een vraagprijs van
€ 11.950,-.
2. Op vrijdag 19 september 2003 zijn gedaagden naar Mijdrecht, de woonplaats van [eiser 1], gekomen om de auto te bekijken en na een proefrit met de auto door [gedaagde 2] werd een koopprijs van € 11.500,- overeengekomen. Verder werd afgesproken dat de auto op maandag 22 september 2003 naar Duiven, de woonplaats van gedaagden, zou worden gebracht.
3. Op 22 september 2003 bleek dat de auto de nacht ervoor was beschadigd door bekrassing met een scherp voorwerp. Van deze beschadiging is aangifte gedaan door eisers. Eisers hebben gedaagden telefonisch op de hoogte gesteld van de schade en partijen kwamen overeen dat de koop door zou gaan, maar dat het bedrag van de schade van de koopprijs zou worden afgetrokken. Eisers zijn vervolgens met de auto naar het woonhuis van gedaagden gereden. Partijen kwamen daar overeen dat [gedaagde 1] € 8.500,- zou betalen aan eisers en dat het restant van de overeen-gekomen koopsom, na vermindering met de getaxeerde waarde van de krasschade, later zou worden voldaan.
4. [gedaagde 2] heeft de auto vervolgens APK laten keuren en hierna zijn eisers met [gedaagde 2] naar Mijdrecht gereden teneinde de auto te laten overschrijven. Na de overschrijving heeft [gedaagde 2] de auto meegenomen. Eisers hebben deel III van het kenteken-bewijs achtergehouden.
5. Tussen eisers enerzijds en [gedaagde 1] anderzijds zijn vervolgens diverse sms-berichten verzonden. Op 26 oktober 2003 zijn eisers met een kennis naar de woning van gedaagden gereden, waar de situatie is geëscaleerd. Gedaagden hebben aangifte gedaan van diefstal met geweld althans afpersing en eisers zijn ook terzake vervolgd.
6. De officier van justitie heeft op 26 oktober 2003 strafrechtelijk beslag laten leggen op de auto. Op 11 maart 2004 is het strafrechtelijk beslag naar aanleiding van een klaagschrift van [gedaagde 2] opgeheven door de Rechtbank Arnhem. Diezelfde dag hebben eisers onder de Staat der Nederlanden conservatoir derdenbeslag laten leggen op de auto ten last van [gedaagde 1]
Op 3 mei 2004 hebben zij tevens conservatoir derdenbeslag laten leggen ten laste van [gedaagde 2] Eisers hebben hiervan de beslagstukken overgelegd.
7. Bij vonnis van 4 mei 2004 zijn eisers door de rechtbank te Arnhem vrijgesproken terzake van het onder 5 genoemde.
8. Eisers vorderen - kort samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, primair een verklaring voor recht dat zij met recht hun eigendomsvoorbehoud hebben ingeroepen en aldus eigenaar zijn (gebleven) van de personenauto merk Audi, type A3, gekentekend TN-DG-38, subsidiair een verklaring voor recht dat de koopover-eenkomst met betrekking tot genoemde personenauto is vernietigd, althans deze overeenkomst te vernietigen en meer subsidiair een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst met betrekking tot genoemde personenauto is ontbonden, althans deze overeenkomst te ontbinden. Voorts vorderen eisers de (hoofdelijke) veroordeling van gedaagden tot teruggaaf van deze auto aan eisers binnen een termijn van twee dagen na betekening van dit vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 15.000,- voor iedere dag dat gedaagden na betekening van dit vonnis in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, alsmede dat gedaagden worden veroordeeld in de kosten van dit geding, waaronder begrepen de kosten van het beslag.
9. Eisers stellen hiertoe dat er geen sprake is van een perfecte overdracht, omdat de eigendom van de auto pas zou overgaan nadat volledig zou zijn betaald. Nu dit nog niet is gebeurd zijn eisers op grond van het aldus gemaakte eigendomsvoorbehoud eigenaar gebleven van de auto en zijn gedaagden in verzuim met teruggaaf daarvan. Eisers wijzen in dit verband tevens op het achtergehouden deel van het kentekenbewijs (deel III) en vorderen revindicatie.
10. Eisers stellen subsidiair dat zij zijn opgelicht door gedaagden. Eisers stellen in dit verband dat gedaagden een betaling hebben gesimu-leerd met als doel de afgifte van de auto te bewerkstelligen. [gedaagde 1] heeft volgens eisers op 22 september 2003 gedaan alsof hij telefonisch € 8.500,- overmaakte. Eisers hebben daarop in goed vertrouwen de auto laten overschrijven. Achteraf is gebleken dat deze betaling niet heeft plaatsgevonden en gedaagden hebben volgens eisers tot op heden nog niets betaald. Bovendien weigeren zij mee te werken aan herstel van de overschrijving op naam van eisers. Eisers stellen dat gedaagden van rechtswege in verzuim zijn en zij vorderen vernietiging van de overeenkomst en teruggaaf van de auto.
11. Meer subsidiair stellen eisers dat gedaagden ernstig tekort zijn geschoten in de nakoming van de hun betalingsverplichtingen en dat gedaagden thans van rechtswege in verzuim zijn omdat de betalingstermijn is verstreken en uit uitlatingen van gedaagden moet worden afgeleid dat zij niet voornemens zijn na te komen. Eisers vorderen derhalve ontbinding van de overeenkomst en teruggaaf van de auto.
12. Gedaagden hebben de vordering gemotiveerd weersproken.
De beoordeling van het geschil
13. Eisers hebben zich primair op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van overdracht van de auto op grond van een gemaakt voorbehoud dat eerst volledig dient te zijn betaald. Gedaagden hebben hier tegen aangevoerd dat op 22 september 2003 contant € 8.500,- is betaald aan eisers en dat aan alle voorwaarden voor eigendomsoverdracht is voldaan. Van een voorbehoud is volgens hen niet gebleken.
14. De rechtbank overweegt als volgt. Uit art. 3:84 BW volgt dat voor de overdracht van een goed is vereist een levering krachtens geldige titel, verricht door hem die bevoegd is over het goed te beschikken.
Art. 3:90 bepaalt vervolgens dat de levering van roerende zaken die in de macht van de vervreemder zijn geschiedt door aan de verkrijger het bezit der zaak te verschaffen.
In het onderhavige geval staat vast dat eisers, waarvan onweer-sproken is gesteld dat zij beschikkingbevoegd waren, op grond van een met gedaagden gesloten koopovereenkomst op 22 september 2003 de auto hebben laten overschrijven en dat zij de auto vervolgens aan [gedaagde 2] hebben meegegeven, onder afgifte van deel I en II van het kentekenbewijs. Hiermee is in beginsel dan ook voldaan aan de vereisten van overdracht; eisers hebben als beschikkingbevoegden krachtens koopovereenkomst de auto aan gedaagden geleverd.
15. Dat geen sprake zou zijn van een ‘perfecte overdracht’ omdat de volledige koopprijs (nog) niet is voldaan, zoals eisers stellen, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Uit het gesloten stelsel van het goederenrecht volgt dat indien is voldaan aan de vereisten van art. 3:84 juncto 3:90 BW, zoals hierboven reeds is aangegeven, er in beginsel sprake is van overdracht.
Eén en ander kan echter anders liggen in geval van een tussen partijen overeengekomen opschortende voorwaarde, zoals eigendomsvoorbehoud (art. 3:92 BW). Uit laatstgenoemd artikel volgt - kort gezegd - dat partijen overeen kunnen komen dat een zaak in de macht van de verkrijger wordt gebracht, maar dat de eigendom van die zaak pas overgaat indien aan een door die verkrijger verschuldigde prestatie is voldaan.
16. Eisers stellen dat gelet op de feiten en de daaruit voortvloeiende bedoeling van partijen aangenomen moet worden dat zij zijn overeengekomen dat de eigendom pas over zou gaan nadat volledig zou zijn betaald. Eisers wijzen in dit verband ook op het achtergehouden deel III van het kentekenbewijs.
De rechtbank overweegt dat een eigendomsvoorbehoud een beding is dat uitdrukkelijk tussen partijen moet zijn overeengekomen. De stelling van eisers dat uit de bedoeling van partijen aangenomen zou moeten worden dat een dergelijk beding is gemaakt, is dan ook onvoldoende. Eisers hebben niet aangegeven hoe en waar is gesproken over dit voorbehoud, noch wat hierover precies is afgesproken. Het enkele achterhouden van deel III van het kentekenbewijs is evenmin voldoende om een eigendomsvoorbe-houd te kunnen aannemen, nu vast staat dat eisers wel hebben meegewerkt aan de overschrijving van de auto en deel III slechts het overschrijvingsbewijs is. De rechtbank is van oordeel dat eisers, gelet op de gemotiveerde betwisting door gedaagden, hun stelling dat een eigendomsvoorbehoud is overeengekomen, onvoldoende hebben onderbouwd, zodat deze stelling moet worden verworpen.
17. Gelet op het vorenstaande moet worden aangenomen dat door de overdracht de eigendom van de auto is overgegaan. De rechtbank gaat er in dit verband van uit dat de overdracht feitelijk heeft plaatsgevonden aan [gedaagde 2], nu de auto op zijn naam is overgeschreven en hij ook - onweersproken - feitelijk bezitter werd van de auto. Daaraan doet evenwel niet af dat de koopovereenkomst niet alleen met [gedaagde 2] maar ook met [gedaagde 1] is gesloten. Laatstgenoemde heeft immers een belangrijke rol gespeeld in het geheel, onder meer met betrekking tot de (niet) betaling van € 8.500,- . Het vorenstaande brengt dan ook mee dat [gedaagde 1] (mede)aansprakelijk kan zijn jegens eisers. De rechtbank zal eisers dan ook niet niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering jegens [gedaagde 1], zoals door gedaagden wordt betoogd.
18. Eisers stellen subsidiair dat er sprake is van oplichting door gedaagden, nu volgens hen achteraf is gebleken dat [gedaagde 1] op 22 september 2003 niet telefonisch een bedrag van € 8.500,- aan hen heeft overgemaakt, terwijl hij dit wel zo deed voorkomen. De rechtbank begrijpt uit de stelling van eisers dat zij vernietiging van de overeenkomst vorderen, op grond van bedrog door gedaagden. Uit art. 3:44 lid 3 volgt dat bedrog aanwezig is wanneer iemand een ander tot het verrichten een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep.
19. Eisers stellen dat [gedaagde 1] op 22 september 2003 een telefo-nische overboeking heeft gesimuleerd van het overeengekomen bedrag van € 8.500,- . De rechtbank begrijpt uit de stelling van eisers dat zij de auto niet hadden laten overschrijven op naam van gedaagden ([gedaagde 2]) indien zij hadden geweten dat het geld niet daadwerkelijk ‘onderweg’ was en dat zij door deze (opzettelijk) onjuiste mededeling van [gedaagde 1] op het verkeerde been zijn gezet. Indien [gedaagde 1] ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst niet voornemens was daadwerkelijk te betalen voor de auto en vervolgens inderdaad heeft gedaan alsof hij € 8.500,- aan gedaagden had overgemaakt, terwijl dit niet het geval was, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van bedrog. Eisers zouden zoals gezegd immers de overeenkomst niet hebben gesloten, indien zij wisten dat niet zou worden betaald, zodat er in dat geval wel degelijk sprake is van bedrog ten tijde van de totstandkoming van de rechtshandeling. Nu gedaagden echter gemotiveerd betwisten dat zij een betaling hebben gesimuleerd en daarentegen zelfs stellen dat contant is betaald op 22 september 2003, zullen eisers dienen te bewijzen dat één en ander is gegaan zoals zij stellen.
20. Indien eisers slagen in het bewijs dat gedaagden ([gedaagde 1]) op 22 september 2003 niet voornemens waren voor de auto te betalen en hebben gesimuleerd dat het overeengekomen bedrag ad € 8.500,- was overgemaakt, terwijl dit niet daadwerkelijk is gebeurd, moet, zoals gezegd, worden aangenomen dat er sprake is van bedrog en kan de overeenkomst in beginsel worden vernietigd. Alsdan komt ook de vordering van eisers tot teruggaaf van de auto voor toewijzing in aanmerking.
21. Indien eisers niet slagen in het hiervoor genoemde bewijs, dient de subsidiaire stelling te worden verworpen. Alsdan komt het meer subsidiair gestelde, dat de overeenkomst dient te worden ontbon-den vanwege het tekortschieten van gedaagden in hun betalings-verplichtingen, in beeld. De stelling van gedaagden dat van ontbinding geen sprake kan zijn omdat zij bereid zijn alsnog
€ 735,- te betalen, zodat er geen sprake is van verzuim, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Immers, van belang is niet enkel het door gedaagden genoemde ‘restbedrag’ van € 735,-, maar met name of het overeengekomen bedrag van € 8.500,- al dan niet door hen op of 22 september 2003 is betaald. Nu eisers stellen dat gedaagden zijn tekortgeschoten, dienen zij deze stelling te bewijzen.
22. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
draagt eisers op te bewijzen dat gedaagden op 22 september 2003 niet voornemens waren voor de auto te betalen en dat zij ([gedaagde 1]) opzettelijk betaling van een bedrag van € 8.500,- hebben gesimuleerd, terwijl dit bedrag niet daadwerkelijk is betaald,
draagt eisers voorwaardelijk, dat wil zeggen voor het geval zij niet slagen in het hiervoor genoemde bewijs, op te bewijzen dat gedaagden tekort zijn geschoten in hun betalingsverplichtingen,
bepaalt dat, voor zover eisers dit bewijs door middel van getuigen willen leveren, de getuigen door de rechtbank gehoord zullen worden in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
verwijst de zaak naar de tweede rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het opgeven van eventuele verhinderdata van de partijen en hun advocaten in de maanden januari tot en met maart 2005, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat het aan de hand van de gedane opgave(n) vastgestelde tijdstip in beginsel niet zal worden gewijzigd,
verstaat dat bij gebreke van de gevraagde opgave van getuigen geen gelegenheid meer zal worden gegeven voor het doen horen van getuigen,
verwijst in dat geval de zaak naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van eisers, waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kunnen leveren, of voor bepaling datum vonnis,
bepaalt dat partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn,
bepaalt voorts dat de partijen deugdelijk vertegenwoordigd voor, na of tijdens de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen voorzover daaraan naar zijn oordeel behoefte mocht bestaan om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het met elkaar eens kunnen worden, danwel om het verdere verloop van de procedure te bespreken,
bepaalt dat, voor zover partijen in verband met de getuigenverhoren zich nog van (schriftelijke) (bewijs)stukken willen bedienen, zij deze stukken uiterlijk twee weken tevoren in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toe zullen zenden,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken op woensdag 1 december 2004.