Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummers :05/091103-04, 05/096105-04, 05/076163-04, 05/090168-03 (jeugdstrafrecht), 05/094000-03 TUL (jeugdstrafrecht) en 05/076147-04 (jeugdstrafrecht)
Datum zitting : 26 januari 2005
Datum uitspraak : 9 februari 2005
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in [adres]
Raadsman: mr. A.S. van der Biezen, advocaat te 's-Hertogenbosch.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank, in de zaak met parketnummer 05/091103-04 toegelaten vordering nadere omschrijving tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
parketnummer 05/091103-04
1.
hij in of omstreeks de avond/nacht van 21 op 22 februari 2004 te Velp,
gemeente Rheden, en/of te Arnhem en/of te Lathum, gemeente Angerlo,
althans in het arrondissement Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door opzettelijk een dreigende situatie te creëren, hierin bestaande dat
verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk die [slachtoffer] heeft/hebben
meegevoerd vanuit de stad Arnhem, in een auto, naar een afgelegen donkere plek bij een rivier (de IJssel) te Velp, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] gedurende die autorit afwisselend en/of onophoudelijk, in elk geval meermalen, met kracht en/of met de vuist(en) slagen/klappen tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft/hebben gegeven en/of (meermalen) heeft/hebben bedreigd met de dood ("ik maak je kapot" en/of "ik maak je dood"),waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] bij aankomst op die afgelegen plek te Velp (vervolgens) heeft/hebben bevolen, althans dwingend tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat deze uit die auto moest komen en/of waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] met geschoeide voet en met kracht in de zij, althans tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of een of meermalen tegen het lichaam heeft/hebben geduwd en/of die [slachtoffer] diens jas en/of diens trui uit heeft laten trekken (terwijl de temperatuur rondom het vriespunt schommelde) en/of die [slachtoffer] heeft/hebben belet zich te bewegen in een andere richting dan die van het water doordat verdachte en/of diens mededader(s) zich hadden gegroepeerd rondom die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] heeft/hebben achtervolgd/achterna is/zijn gerend, toen deze trachtte weg te vluchten uit de door verdachte en/of verdachtes mededader(s) gecreëerde dreigende situatie waardoor/waarna die [slachtoffer] in het koude (ongeveer 5,7 graden Celsius) rivierwater is gesprongen en de rivier is overgezwommen, en/of die [slachtoffer] (vervolgens) in hulpeloze toestand heeft/hebben achtergelaten, door welk handelen en/of nalaten voornoemde persoon is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de avond/nacht van 21 op 22 februari 2004 te Velp,
gemeente Rheden, en/of te Arnhem en/of te Lathum, gemeente Angerlo,
althans in het arrondissement Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer] heeft mishandeld, door opzettelijk een dreigende situatie te creëren, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk die [slachtoffer] heeft/hebben meegevoerd vanuit de stad Arnhem, in een auto, naar een afgelegen donkere plek bij een rivier (de IJssel) te Velp,
terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] gedurende die
autorit afwisselend en/of onophoudelijk, in elk geval meermalen, met kracht
en/of met de vuist(en) slagen/klappen tegen het hoofd en/of in het gezicht
heeft/hebben gegeven en/of (meermalen) heeft/hebben bedreigd met de dood ("ik maak je kapot" en/of "ik maak je dood"), waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] bij aankomst op die afgelegen plek te Velp (vervolgens) heeft/hebben bevolen, althans dwingend tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat deze uit die auto moest komen en/of waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] met geschoeide voet en met kracht in de zij, althans tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of een of meermalen tegen het lichaam heeft/hebben geduwd en/of die [slachtoffer] diens jas en/of diens trui uit heeft laten trekken (terwijl de temperatuur rondom het vriespunt schommelde) en/of die [slachtoffer] heeft/hebben
belet zich te bewegen in een andere richting dan die van het water doordat
verdachte en/of diens mededader(s) zich hadden gegroepeerd rondom die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] heeft/hebben achtervolgd/achterna is/zijn gerend, toen deze trachtte weg te vluchten uit de door verdachte en/of verdachtes mededader(s) gecreëerde dreigende situatie waardoor/waarna die [slachtoffer] in het koude (ongeveer 5,7 graden Celsius) rivierwater is gesprongen en de rivier is
overgezwommen, en/of die [slachtoffer] (vervolgens) in hulpeloze toestand heeft/hebben achtergelaten, terwijl dit feit de dood tengevolge heeft gehad;
hij in of omstreeks de avond/nacht van 21 op 22 februari 2004 te Velp,
gemeente Rheden, en/of te Arnhem en/of te Lathum, gemeente Angerlo,
althans in het arrondissement Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig [slachtoffer] heeft/hebben meegevoerd vanuit de stad Arnhem, in een auto, naar een afgelegen donkere plek bij een rivier (de IJssel) te Velp, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] gedurende die autorit afwisselend en/of onophoudelijk, in elk geval meermalen, met kracht en/of met de vuist(en) slagen/klappen tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft/hebben gegeven en/of (meermalen) heeft/hebben bedreigd met de dood ("ik maak je kapot" en/of "ik maak je dood"), waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] bij aankomst op die
afgelegen plek te Velp (vervolgens) heeft/hebben bevolen, althans dwingend
tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat deze uit die auto moest komen en/of
waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] met geschoeide voet en met kracht in de zij, althans tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of een of meermalen tegen het lichaam heeft/hebben geduwd en/of die [slachtoffer] diens jas en/of diens trui uit heeft laten trekken (terwijl de temperatuur rondom het vriespunt schommelde) en/of die [slachtoffer] heeft/hebben belet zich te bewegen in een andere richting dan die van het water doordat verdachte en/of diens mededader(s) zich hadden gegroepeerd rondom die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] heeft/hebben achtervolgd/achterna is/zijn gerend, toen deze trachtte weg te vluchten uit de door verdachte en/of verdachtes mededader(s) gecreëerde dreigende situatie waardoor/waarna die [slachtoffer] in het koude (ongeveer 5,7 graden Celsius) rivierwater is gesprongen en de rivier is overgezwommen, en/of die [slachtoffer] (vervolgens) in hulpeloze toestand heeft/hebben achtergelaten, waardoor het aan zijn/hun schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] aan de gevolgen daarvan is overleden;
2.
hij in of omstreeks de avond/nacht van 21 op 22 februari 2004 te Velp,
gemeente Rheden, en/of te Arnhem en/of te Lathum, gemeente Angerlo,
althans in het arrondissement Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk
die [slachtoffer] heeft/hebben meegevoerd vanuit de stad Arnhem, in een auto, naar
een afgelegen donkere plek bij een rivier te Velp, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] gedurende die autorit (meermalen) heeft/hebben bedreigd met de woorden "ik maak je kapot" en/of "ik maak je dood" en/of "nou moet ik je weer slaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de avond/nacht van 21 op 22 februari 2004 te Velp,
gemeente Rheden, en/of te Arnhem en/of te Lathum, gemeente Angerlo,
althans in het arrondissement Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van diens jas (waarin zich ondermeer een telefoon bevond) en/of diens trui, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] voornoemd, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk die [slachtoffer] heeft/hebben meegevoerd vanuit de stad Arnhem, in een auto, naar een afgelegen donkere plek bij een rivier (de IJssel) te Velp, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] gedurende die autorit afwisselend en/of onophoudelijk, in elk geval meermalen, met kracht en/of met de vuist(en) slagen/klappen tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft/hebben gegeven en/of (meermalen) heeft/hebben bedreigd met de dood ("ik maak je kapot" en/of "ik maak je dood"), waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] bij aankomst op die afgelegen plek te Velp (vervolgens) heeft/hebben bevolen, althans dwingend tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat deze uit die auto moest komen en/of waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer] met geschoeide voet en met kracht in de zij, althans tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of een of meermalen tegen het lichaam heeft/hebben geduwd en/of die [slachtoffer] diens jas en/of diens trui uit heeft laten trekken (terwijl de temperatuur rondom het vriespunt schommelde) en/of die [slachtoffer] heeft/hebben belet zich te bewegen in een andere richting dan die van het water doordat verdachte en/of diens mededader(s) zich hadden gegroepeerd rondom die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] heeft/hebben achtervolgd/achterna is/zijn gerend, toen deze trachtte weg te vluchten uit de door verdachte en/of verdachtes mededader(s) gecreëerde dreigende situatie waardoor/waarna die [slachtoffer] in het koude (ongeveer 5,7 graden Celsius) rivierwater is gesprongen en de rivier is overgezwommen, en/of die [slachtoffer] (vervolgens) in hulpeloze toestand heeft/hebben achtergelaten, terwijl dit feit de dood tengevolge heeft gehad;
parketnummer 05/096105-04
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van januari 2004 t/m
april 2004 te Arnhem en/of te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) ander(en), genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], door geweld of één of meer andere feitelijkheden of door bedreiging met geweld of bedreiging met één of meer andere feitelijkheden heeft gedwongen of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding tot prostitutie heeft gebracht, in elk geval onder voornoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die ander(en) daardoor in de prostitutie zou(den) belanden, bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of bedreiging met die andere feitelijkhe(i)d(en), althans bovenomschreven misbruik hieruit dat -zakelijk weergegeven-
- verdachte en/of verdachtes mededader(s) zich ten overstaan van die [slachtoffer 2]
en/of die [slachtoffer 3] heeft/hebben voorgedaan als was/waren hij/zij (een/de)
vriend(en) van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of
- verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) dat die [slachtoffer 2] voornoemd
lijdt aan een psychische stoornis, althans (zeer) gemakkelijk te beïnvloeden
is en/of
- verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer 2] voornoemd en/of die [slachtoffer 3] voornoemd onderdak heeft/hebben verschaft en/of aan die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] geld heeft/hebben gegeven en/of
- verdachte en/of verdachtes mededader(s) zich ten overstaan van die [slachtoffer 2]
voornoemd en/of die [slachtoffer 3] voornoemd (zeer) agressief heeft/hebben
gedragen (schreeuwen en/of dreigend spreken dat zij, [slachtoffer 3] voor verdachte en/of verdachtes mededader(s) in de prostitutie moest werken of anders moest oprotten omdat verdachte en/of verdachtes mededader(s) veel voor haar, [slachtoffer 3] had(den) gedaan en/of dat het tijd werd dat zij, [slachtoffer 3] daar iets voor terug zou/moest doen) en/of
- verdachte en/of verdachtes mededader(s) de huissleutel(s) van [slachtoffer 2] woning
van die [slachtoffer 2] heeft/hebben afgenomen en/of die [slachtoffer 2] voornoemd
heeft/hebben opgesloten in haar, [slachtoffer 2] eigen woning, althans haar
heeft/hebben belet die woning te verlaten wanneer zij dat wilde en/of
- verdachte en/of verdachtes mededader(s) een of meermalen (onrechtmatig)
(een) geldbedrag(en) van de bankrekening van die [slachtoffer 2] heeft/hebben
afgehaald zodat die [slachtoffer 2] (bijna) geen geld tot haar (directe) beschikking
had, en/of bestaande die handeling(en) hieruit dat
- verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2]
heeft/hebben gebracht/vervoerd naar (een) plaats(en) waar prostitutie werd
bedreven en/of
- verdachte en/of verdachtes mededader(s) (gedurende de werktijd) in de
directe omgeving van die Van zetten en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben gewacht op die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] na
werktijd heeft/hebben opgehaald en/of
- verdachte en/of verdachtes mededader(s) een of meer mannen/jongens
heeft/hebben meegenomen naar de woning van die [slachtoffer 2] waarmee die [slachtoffer 2] seks had om aldus het vak van prostitue te leren en/of
-verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3]
instructies en/of opdrachten heeft/hebben gegeven hoe te handelen en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] in contact heeft/hebben gebracht met een of meer (andere) prostitues om haar/hen te instrueren en/of
- verdachte en/of verdachtes mededader(s) die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2]
geld heeft/hebben gegeven om een kamer te huren alwaar zij als prostitue
kon(den)/moest(en) werken en/of
- verdachte en/of verdachtes mededader(s) lingerie voor die [slachtoffer 3] en/of
die [slachtoffer 2] heeft/hebben gekocht en/of
- verdachte en/of verdachtes mededader(S) die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2]
heeft/hebben bewogen, althans ertoe heeft/hebben gebracht (een (groot) deel
van) haar/hun verdiensten uit de prostitutie aan hem/hen, verdachte en/of
diens mededader(s) af te staan;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2004 t/m
4 april 2004 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een aantal sloffen sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (verwijderen van een raam uit de sponning); (map 6, blz. 139-155)
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 01 t/m 5 april 2004 te Arnhem, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en / of heeft overgedragen een aantal sloffen sigaretten, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld(e) goed(eren) wist dat dit/deze door diefstal in elk geval door enig misdrijf was/waren verkregen;
3.
hij op of omstreeks 12 november 2003 te Velp, gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een decoupeerzaag en/of een hoeveelheid gereedschap en/of een computer met toebehoren en/of een aantal cd's en/of een paspoort en/of een rijbewijs en/of een videocamera en/of een (drietal) fotocamera('s) en/of een laptop en/of een keyboard en/of een (aantal) telefoon(s) en/of een DVD-speler en/of een printer en/of een walkietalkie en/of een aantal DVD's en/of een antenneversterker en/of een zonnebril en/of een flitser en/of een handtas met inhoud en/of een bankpas en/of een filmtas en/of een aantal sleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/hetweg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (vernielen van een raamen/of (vervolgens) naar binnen geklommen);
(map 6, blz. 156-199)
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 november 2003
t/m 30 november 2003 te Velp, gemeente Rheden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een auto (Opel Astra Station, [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (autosleutel afkomstig van diefstal);
(map 6, blz. 156-199)
Parketnummer 05/076163-04
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 april 2003
tot en met 4 augustus 2003 te Ede, in elk geval in de gemeente Ede,
(telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 7]),
meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft geslagen en/of gestompt en/of met een koevoet en/of een paraplu, in elk geval (een) hard(e) voorwerp(en) tegen het lichaam en/of een of meer lichaamsdelen heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal een brandende sigaret tegen de ontblote huid van het lichaam en/of lichaamsdelen van die [slachtoffer 7] heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 t/m 14 oktober 2003 te Arnhem, in elk
geval in de gemeente Arnhem, opzettelijk en wederrechtelijk een aantal meubels en/of serviesgoed en/of kleding en/of vloerbedekking welke zich bevonden in de woning gelegen aan de [adres], althans enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt door die bank kapot te snijden met een mes, althans een
scherp voorwerp en/of door siroop op de vloerbedekking uit te schenken en/of
door een of meer deurtje(s) van die kast af te breken en/of door (een)
gedeelte(n) van het bed af te breken en/of door serviesgoed kapot te gooien,
althans op enige wijze die goederen te beschadigen/onbruikbaar te maken en/of te vernielen;
Parketnummer 05/090168-03
1.
hij op of omstreeks 11 oktober 2002 te Ede tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een snackbar ([adres]) heeft weggenomen meerdere
sloffen sigaretten en/of shag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming (forceren van een deur);
zaak 11
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2002 te Ede tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een kapsalon ([adres]) heeft weggenomen een
computer (met toebehoren) en/of meerdere tondeuses en/of meerdere cd's en/of meerdere haarverzorgingsprodukten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming (forceren van een
toegangsdeur); zaak 19
3.
hij op of omstreeks 16 oktober 2002 te Ede tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit cafe ([slachtoffer 10], [adres]) heeft weggenomen
een bedrag van ongeveer 1020 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming (forceren van een ruit); zaak 20
4.
hij op of omstreeks 27 oktober 2002 te Ede tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit cafetaria ([slachtoffer 11], [adres]) heeft weggenomen een geldlade met een geldbedrag van ongeveer 250 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (forceren van een ruit);zaak 28
5.
hij op of omstreeks 28 november 2002 te Ede tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening in/uit een kapsalon ([slachtoffer 12], [adres]) heeft
weggenomen een kluis (o.a. inhoudende een geldbedrag van ongeveer 3244 euro, althans enig geldbedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 12], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
(forceren van een ruit van een toegangsdeur);zaak 29
parketnummer 05/076147-04
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2002
tot en met 23 april 2003 te Ede, in elk geval in de gemeente Ede, althans in
Nederland, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 7]), meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd en/of het lichaam en/of een of meer (andere) lichaamsdelen heeft geslagen en/of gestompt en/of een afstandsbediening, althans een soortgelijk hard voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 7] heeft gegooid en/of geslagen en/of brandende sigaretten tegen de ontblote huid van het lichaam en/of een of meer lichaamsdelen heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/094000-03).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 juli 2004, 29 september 2004, 8 december 2004,
22 december 2004 en 26 januari 2005 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.S. van der Biezen, advocaat te 's-Hertogenbosch.
Ter terechtzitting van 29 september 2004 zijn de zaken van de officier van justitie in het arron-dissement Arnhem, onder bovenstaande parketnummers bij afzonderlijke dagvaardingen aanhangig gemaakt, gevoegd.
Ten aanzien van parketnummer 05/091103-04
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd en is tevens ter terechtzitting verschenen:
- feit 1 en 3. [slachtoffer 1]], wonende [adres] voor een bedrag ter grootte van € 3.186,19.
Ten aanzien van parketnummer 05/090168-03
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
- feit 1. [slachtoffer 8], wonende [adres] te [woonplaats] voor een bedrag ter grootte van € 453,78; en
- feit 5. [slachtoffer 12], wonende [adres] te [woonplaats] voor een bedrag ter grootte van € 3.715,-.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het bij:
parketnummer 05/091103-04 onder 1 primair, 2 en 3,
parketnummer 05/096105-04 onder 1 en 2 primair,
parketnummer 05/076163-04,
parketnummer 05/090168-03 (met toepassing van het meerderjarigen- strafrecht),
parketnummer 05/076147-04 (met toepassing van het meerderjarigen- strafrecht),
tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen aan hem teruggegeven zullen worden.
Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft de officier van justitie gevorderd de tenuitvoerlegging van twee (2) weken gevangenisstraf die door de kinderrechter te Arnhem op 19 september 2003 voorwaardelijk als jeugddetentie is opgelegd.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 8] en [slachtoffer 12] in het geheel worden toegewezen en dat er een schadever-goedingsmaat-regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opge-legd tot respectievelijk € 3.186,19, € 453,78 en € 3.715,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door respectievelijk 63, 9 en 74 dagen hechte-nis.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij
parketnummer 05/091103-04 onder 1 primair, 2 en 3,
parketnummer 05/096105-04 onder 1 en 2 primair,
parketnummer 05/076163-04,
parketnummer 05/090168-03,
parketnummer 05/076147-04,
tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
parketnummer 05/091103-05
hij in de nacht van 21 op 22 februari 2004 te Velp,
gemeente Rheden, en te Arnhem en te Lathum, gemeente Angerlo,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, door opzettelijk een dreigende situatie te creëren, hierin bestaande dat
verdachte en verdachtes mededaders opzettelijk die [slachtoffer] hebben
meegevoerd vanuit de stad Arnhem, in een auto, naar een afgelegen donkere plek bij een rivier (de IJssel) te Velp, terwijl verdachte die [slachtoffer] gedurende die autorit meermalen, met kracht slagen/klappen tegen het hoofd en in het gezicht heeft gegeven en heeft bedreigd met de dood ( "ik maak je dood"), waarna verdachte die [slachtoffer] bij aankomst op die afgelegen plek te Velp vervolgens heeft bevolen, dat deze uit die auto moest komen waarna verdachte die [slachtoffer] met geschoeide voet en met kracht in de zij heeft geschopt/getrapt en/of tegen het lichaam heeft geduwd en die [slachtoffer] diens jas uit heeft laten trekken (terwijl de temperatuur rondom het vriespunt schommelde) en verdachte en twee van zijn mededader die [slachtoffer] hebben achtervolgd/achterna zijn gerend, toen deze trachtte weg te vluchten uit de door verdachte en verdachtes mededader gecreëerde dreigende situatie waardoor die [slachtoffer] in het koude (ongeveer 5,7 graden Celsius) rivierwater is gesprongen en de rivier is overgezwommen, en verdachte en diens mededader die [slachtoffer] vervolgens in hulpeloze toestand hebben achtergelaten, door welk handelen en nalaten voornoemde persoon is overleden;
2.
hij in de avond van 21 op 22 februari 2004 te Velp,
gemeente Rheden, en te Arnhem opzettelijk [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hierin bestaande dat opzettelijk
die [slachtoffer] heeft meegevoerd vanuit de stad Arnhem, in een auto, naar
een afgelegen donkere plek bij een rivier te Velp, terwijl die [slachtoffer] gedurende die autorit heeft bedreigd met de woorden "ik maak je dood" en "nou moet ik je weer slaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in de avond van 21 op 22 februari 2004 te Velp,
gemeente Rheden, en/of te Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van diens jas (waarin zich ondermeer een telefoon bevond) toebehorende aan die [slachtoffer] voornoemd, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en verdachtes mededaders opzettelijk die [slachtoffer] hebben meegevoerd vanuit de stad Arnhem, in een auto, naar een afgelegen donkere plek bij een rivier (de IJssel) te Velp, terwijl verdachte die [slachtoffer] gedurende die meermalen, met slagen/klappen tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft gegeven en heeft bedreigd met de dood ("ik maak je dood"), waarna verdachte die [slachtoffer] bij aankomst op die afgelegen plek te Velp vervolgens heeft bevolen, dat deze uit die auto moest komen en waarna verdachte die [slachtoffer] met geschoeide voet en met kracht in de zij, heeft geschopt/getrapt en/of tegen het lichaam heeft geduwd en die [slachtoffer] diens jas uit heeft laten trekken
parketnummer 05/096105-04
1.
hij in de periode van januari 2004 t/m april 2004 te Arnhem en te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, anderen, genaamd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], door feitelijkheden heeft gedwongen en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht tot prostitutie heeft gebracht, bestaande die feitelijkheden en bovenomschreven misbruik hieruit dat -zakelijk weergegeven-
- verdachte en verdachtes mededader zich ten overstaan van die [slachtoffer 2]
en die [slachtoffer 3] hebben voorgedaan als waren zij vrienden van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en
- verdachte en verdachtes mededader wisten dat die [slachtoffer 2] voornoemd
lijdt aan een psychische stoornis, althans (zeer) gemakkelijk te beïnvloeden
is en
- verdachtes mededader die [slachtoffer 3] voornoemd onderdak heeft verschaft en verdachte en verdachtes mededader aan die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] geld hebben gegeven en
- verdachte zich ten overstaan van die [slachtoffer 3] voornoemd (zeer) agressief heeft gedragen (schreeuwen en dreigend spreken dat zij, [slachtoffer 3] voor verdachte en/of verdachtes mededader(s) in de prostitutie moest werken of anders moest oprotten omdat verdachte en/of verdachtes mededader(s) veel voor haar, [slachtoffer 3] had(den) gedaan en/of dat het tijd werd dat zij, [slachtoffer 3] daar iets voor terug zou/moest doen) en
- verdachte en verdachtes mededader de huissleutel(s) van [slachtoffer 2] woning
van die [slachtoffer 2] hebben afgenomen en verdachtes mededader die [slachtoffer 2] voornoemd hebben opgesloten in haar, [slachtoffer 2] eigen woning, althans haar hebben belet die woning te verlaten wanneer zij dat wilde en
- verdachte en verdachtes mededader (onrechtmatig)
een geldbedrag van de bankrekening van die [slachtoffer 2] hebben
afgehaald zodat die [slachtoffer 2] (bijna) geen geld tot haar (directe) beschikking
had, en
- verdachte en/of verdachtes mededader die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2]
hebben gebracht naar plaatsen waar prostitutie werd
bedreven en
- verdachte en/of verdachtes mededader gedurende de werktijd in de
directe omgeving van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] hebben gewacht op die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en
- verdachtes mededader die [slachtoffer 3] in contact heeft gebracht met een prostituee om haar te instrueren en
- verdachte en verdachtes mededader lingerie voor die Van hebben gekocht en
- verdachte en verdachtes mededader die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 2]
hebben bewogen een (groot) deel van hun verdiensten uit de prostitutie aan hen, verdachte en diens mededader af te staan;
2.
hij op 4 april 2004 te Arnhem, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een winkelpand gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een aantal sloffen sigaretten, toebehorende aan [slachtoffer 4] waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak (verwijderen van een raam uit de sponning);
3.
hij op 12 november 2003 te Velp, gemeente Rheden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een decoupeerzaag en een hoeveelheid gereedschap en een computer met toebehoren en een aantal cd’s en een paspoort en een rijbewijs en een videocamera en een (drietal) fotocamera('s) en een laptop en een keyboard en een (aantal) telefoon(s) en een DVD-speler en een printer en een walkietalkie en een aantal DVD’s en een antenneversterker en een zonnebril en een flitser en een handtas met inhoud en een bankpas en een filmtas en een aantal sleutel(s), toebehorende aan [slachtoffer 5], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak, en inklimming (vernielen van een raam en/of (vervolgens) naar binnen geklommen);
4.
hij omstreeks 12 november 2003 te Velp, gemeente Rheden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een auto (Opel Astra Station, [kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer 6], waarbij het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (autosleutel afkomstig van diefstal);
parketnummer 05/076163-04
1.
hij in de periode van 24 april 2003 tot en met 13 mei 2003 te Ede, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 7]), met een koevoet tegen het lichaam heeft geslagen waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 13 oktober 2003 te Arnhem, opzettelijk en wederrechtelijk een aantal meubels en serviesgoed en vloerbedekking welke zich bevonden in de woning gelegen aan de [adres], toebehorende aan [slachtoffer 7], heeft vernield en/of beschadigd door die bank kapot te snijden met een mes, althans een scherp voorwerp en door siroop op de vloerbedekking uit te schenken en
door deurtjes van die kast af te breken en door een gedeelte van het bed af te breken en door serviesgoed kapot te gooien,
parketnummer 05/090168-03
1.
hij op of omstreeks 11 oktober 2002 te Ede tezamen en in vereniging met een
anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening uit een snackbar ([adres]) heeft weggenomen meerdere
sloffen sigaretten en shag, toebehorende aan [slachtoffer 8], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft
door middel van braak (forceren van een deur);
2.
hij op of omstreeks 30 oktober 2002 te Ede tezamen en in vereniging met een
anderen met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening uit een kapsalon ([adres]) heeft weggenomen een
computer met toebehoren en tondeuses en haarverzorgingsprodukten toebehorende aan [slachtoffer 9], waarbij verdachte en zijn mededaders
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en
de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht
door middel van braak (forceren van een toegangsdeur);
3.
hij op 16 oktober 2002 te Ede tezamen en in vereniging met een
ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening uit cafe [slachtoffer 10], [adres] heeft weggenomen
een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 10], waarbij verdachte
en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak (forceren van een ruit);
4.
hij op of omstreeks 27 oktober 2002 te Ede tezamen en in vereniging met een
ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening uit cafetaria [slachtoffer 11] heeft weggenomen een toebehorende aan [slachtoffer 11], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak (forceren van een ruit);
5.
hij op of omstreeks 28 november 2002 te Ede tezamen en in vereniging anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening uit een kapsalon ([slachtoffer 12], [adres]) heeft
weggenomen een kluis inhoudende een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer 12], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, (forceren van een ruit van een toegangsdeur);
parketnummer 05/076147-04
hij in de periode van 1 oktober 2002 tot en met 23 april 2003 te Ede opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 7]), een afstandsbediening tegen het hoofd van die [slachtoffer 7] heeft gegooid , waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Ten aanzien van het bij parketnummer 091103-04 onder 1 bewezenverklaarde, overweegt de rechtbank als volgt:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer] is overleden door onderkoeling.
Weliswaar is deze doodsoorzaak niet als zodanig aangetoond door de pathologen , maar te dien aanzien geldt dat volgens de deskundigen onderkoeling postmortaal medisch niet, althans lang niet altijd, eenduidig als doodsoorzaak is vast te stellen . Indien de omstandigheden en de aangetroffen symptomen daarbij passen, kan men wel tot onderkoeling als doodsoorzaak concluderen door alle andere mogelijke doodsoorzaken uit te sluiten.
Deze conclusie is in dit geval juridisch gerechtvaardigd. Bij het uitgebreide pathologische onderzoek aan het lichaam van deze jonge man, het toxicologisch onderzoek en het cardiologische onderzoek aan partikels van het hart zijn geen aanwijzingen voor een andere doodsoorzaak gevonden en ook de feiten geven geen aanleiding om enige andere doodsoorzaak aannemelijk te achten. Integendeel, alle feiten en omstandigheden wijzen op overlijden door onderkoeling.
[slachtoffer] is immers midden in de winter in de nacht van 21 op 22 februari 2004 tussen 22.11 en 23.10 uur bij een buitentemperatuur van iets boven de 0? C gekleed in een spijkerbroek en een T-shirt te water geraakt in een rivier met een watertemperatuur van ongeveer 5,7? C en hij moet tussen de 2 en 15 minuten in dat koude water hebben gezwommen om de overkant te bereiken, alwaar zijn lijk is aangetroffen . Aangezien zijn lijk aan die overkant op enige afstand van het water is aangetroffen, moet [slachtoffer] daar, mede gezien ook de modder onder zijn zolen, hebben gelopen. Hoe lang dat is geweest en welke afstand hij daarbij heeft afgelegd, is niet bekend geworden, mede omdat niet kan worden vastgesteld op welke plaats [slachtoffer] op de oever is gekropen. Feit is dat zijn lijk meer dan anderhalf etmaal later is aangetroffen, verstrikt in het prikkeldraad van de afrastering van een weiland en onder de krassen. In die tussentijd varieerde de luchttemperatuur van -4,7 tot +5,8? C. De thermofysiologische deskundigen van TNO Technische Menskunde hebben op overtuigende wijze gerapporteerd dat bij die temperaturen geen mens die tijdsspanne van anderhalf etmaal overleeft. Na het uit het water komen heeft in een zogenaamde fysiologische afterdrop een sterke daling van de kerntemperatuur plaats doordat het koude bloed uit de weefsels in de circulatie komt en het hart sterk afkoelt. In combinatie met de voortdurende verdamping van vocht uit de kleding daalt, ondanks rillen, de kerntemperatuur daarna geleidelijker totdat na maximaal ongeveer een uur een kerntemperatuur van 34? C is bereikt, waarbij een fase van verwarring en desoriëntatie begint in te treden. De motorische vaardigheden zijn dan minimaal; lopen gaat nog maar uitermate moeizaam. Al eerder was de fijne motoriek vrijwel onmogelijk geworden en was het gevoel op de huid zeer sterk verminderd. [slachtoffer] is vermoedelijk in die toestand van verwarring en desoriëntatie verstrikt geraakt in dat prikkeldraad en hij was blijkbaar onvoldoende bij zinnen en fysiek bij machte om zich daaruit los te maken en verder te gaan. Vervolgens is hij, vastliggend aan dat prikkeldraad, verder afgekoeld en bewusteloos geraakt. Na ongeveer 6 tot 8 uren moet zijn lichaam zijn afgekoeld tot een temperatuur beneden de 25? C onder welke temperatuur de kans op overleving gering is en niet lang daarna moet [slachtoffer] zijn overleden door hartfalen en/of zuurstoftekort in de vitale weefsels.
Indien [slachtoffer] tijdig zou zijn gevonden, had hij nog opgewarmd en gereanimeerd kunnen worden, maar dat is niet gebeurd.
DE TOEDRACHT EN HET CAUSALE VERBAND
De rechtbank acht bewezen dat [slachtoffer] door toedoen van de verdachte en zijn mededaders is terechtgekomen in deze levensbedreigende situatie, waarin hij onderkoeld is geraakt en vervolgens is overleden, en dat dit gevolg redelijkerwijs kan worden toegerekend aan hun handelen c.q. nalaten.
[slachtoffer] is laat in de avond door verdachte en zijn mededaders in een auto meegevoerd naar de afgelegen Veerweg te Velp langs de IJssel . Het was daar op dat moment “pikkedonker” . Onderweg in de auto werd [slachtoffer], terwijl hij op de achterbank zat ingeklemd tussen [verdachte] en [mededader 1], meermalen en tot bloedens toe door [verdachte] in het gezicht geslagen . Daarbij werd hij door [verdachte] ook verbaal bedreigd, onder meer met de dood . [verdachte] en/of [mededader 2] zeiden tegen [mededader 3], die de auto bestuurde en reed als een wildeman, dat hij naar een plek moest rijden waar het rustig was . Toen zij op de Veerweg reden, merkte [verdachte] nog op dat het daar een mooie stille plek was en vroeg [mededader 2]i aan [slachtoffer] of hij kon zwemmen .
Vervolgens werd de auto op die verlaten Veerweg tot stilstand gebracht en schreeuwde [verdachte] tegen [slachtoffer] dat hij moest uitstappen . [verdachte] ging dreigend voor hem staan, schopte [slachtoffer] en/of duwde hem en beval hem om zijn jas uit te doen . Intussen liep [mededader 3], opgefokt, langs hem heen en ging vlak achter [slachtoffer] staan, terwijl [verdachte] en [mededader 2] vlak vóór hem stonden en [mededader 1] ook was uitgestapt en zich derhalve op enkele meters afstand bevond .
Opeens rende [slachtoffer] weg, maar onmiddellijk werd hij achterna gezeten door [verdachte] en [mededader 3], terwijl [mededader 2] volgde . [slachtoffer] zwenkte af en dook de rivier in, waarbij hij eerst met een klap terechtkwam op een krib en vervolgens het koude water inging en weg zwom . Terwijl hij daar zwom gooiden [verdachte] en [mededader 3] nog met stenen en stokken naar hem . [verdachte] en [mededader 3] schreeuwden wel dat hij terug moest komen, maar niet alsof zij bezorgd waren, maar omdat zij hem nog steeds te pakken wilden nemen .
Volgens de rechtbank moet het gebeuren in de auto, op de Veerweg en langs de waterkant zeer bedreigend op [slachtoffer] zijn overgekomen. Dat volgt uit zijn wanhopige vlucht, waarbij hij in die ijskoude nacht op die verlaten plaats, ver van de bewoonde wereld, het ijskoude water indook en naar de overkant zwom, waar het even donker was en waar volgens een of meer van de verdachten en waarschijnlijk ook bij weten van [slachtoffer] alleen maar weiland was en dus geen hulp voorhanden. Weliswaar stond daar een eenzame boerderij, maar geen van de verdachten heeft verklaard dat dat huis op dat moment vanaf de Velpse kant zichtbaar was en er bestaat geen aanleiding om aan te nemen dat [slachtoffer] dat huis wel heeft gezien toen hij in het water dook.
Bij het toxicologisch onderzoek en ook overigens zijn geen aanwijzingen gevonden voor recent gebruik van relevante hoeveelheden drugs of alcohol, dan wel een andere reden voor onbezonnenheid. Derhalve moet worden aangenomen dat [slachtoffer] weliswaar in paniek, maar toch bewust in het water is gedoken en van de verdachten is weggezwommen naar de donkere overkant.
In het water moet [slachtoffer] hebben gevoeld hoe koud het was en zich hebben gerealiseerd hoe gevaarlijk dat was . Desondanks heeft hij het niet aangedurfd om terug naar de kant te gaan, maar is hij naar de overkant gezwommen waar hij later door onderkoeling is bezweken.
De enige plausibele verklaring voor zijn wanhopige vlucht is dat [slachtoffer] in de gedragingen van de verdachte en zijn mededaders goede redenen zag om te vrezen dat zij hem ernstig geweld zouden aandoen. Daarmee is het causaal verband tussen die gedragingen en die vlucht gegeven.
Weliswaar heeft [slachtoffer] op dat moment kunnen ontkomen aan de verdachten, maar hij is daarna overleden door onderkoeling, omdat hij niet tijdig hulp heeft gevonden. Gezien de situatie ter plaatse en de door de thermofysioloog beschreven fysieke toestand, had [slachtoffer] niet op eigen kracht naar huis kunnen lopen. Hij had dus hulp nodig en hulp was nauwelijks voorhanden op die afgelegen plaats.
Het verstoken blijven van tijdige hulp in een situatie waarin die hulp onontbeerlijk was, is de volgende en misschien wel meest relevante schakel in de causale keten.
In de tenlastelegging wordt dit ook aan de verdachte en zijn mededaders verweten: zij hebben [slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten. Verdachte en zijn mededaders zijn immers nadat zij [slachtoffer] hadden zien wegzwemmen, met medeneming van zijn droge kleren, in hun auto gestapt en teruggereden naar Arnhem zonder verder naar [slachtoffer] te zoeken en zonder alarm te slaan, terwijl zij de enigen waren die wisten in welke levensbedreigende situatie [slachtoffer] zich bevond. Zijn dood dient daarom in redelijkheid te worden toegerekend aan hun verzuim om hulp te bieden. Dat achteraf is gebleken dat in de nabijheid van het aangetroffen lichaam van [slachtoffer] een woning stond, welke woning [slachtoffer] niet heeft weten te bereiken, doet daaraan niet af.
De twee schakels in de causale keten, die in samenhang moeten worden gezien en die aan de handelingen c.q. het nalaten van de verdachte en zijn mededaders moeten worden toegerekend, zijn derhalve dat [slachtoffer] eerst door hun actief handelen (geweld en bedreiging in groepsverband, achtervolging op de vlucht en dreigend gooien met stenen en stokken) zich gedwongen heeft gezien om in het koude water te springen en de rivier over te zwemmen en dat [slachtoffer] vervolgens, terwijl hij door hun toedoen in een levensbedreigende situatie was terecht gekomen, door hun nalaten (niet zoeken, geen alarm slaan) niet de nodige hulp heeft gekregen en is overleden.
Met dit causaal verband is echter nog niet gegeven dat de verdachte en zijn mededaders het opzet hebben gehad dat [slachtoffer] dood zou gaan. Daarvoor moet worden onderzocht waarvan zij zich bewust zijn geweest en wat zij hebben gewild. Te dien aanzien overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank wil aannemen dat de verdachte en zijn mededaders het een en het ander niet tevoren hebben beraamd en dat zij niet bij voorbaat uit waren op zijn dood. Moord is ook niet tenlastegelegd. Maar de rechtbank acht wel bewezen dat de verdachte en zijn mededaders het een en het ander opzettelijk hebben gedaan c.q. nagelaten in de vorm van zogenaamd voorwaardelijk opzet.
De verdachten hebben [slachtoffer] dan wel niet in het water geduwd, maar zij hebben wel zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] het door een van hen gepleegde geweld en de door hen tezamen gecreëerde bedreigende situatie zou proberen te ontvluchten door in het water te springen en van hen weg te zwemmen. Nog in de auto was al geopperd of hij wel kon zwemmen en eenmaal buiten kon [slachtoffer] geen kant meer op, alleen naar het water . Over de Veerweg terug vluchten of door de uiterwaarden richting de snelweg, had niet veel zin, omdat zijn achtervolgers met hun vieren waren en bovendien gemotoriseerd. En ook al zou dat anders zijn, dan zou dat in deze omstandigheden toch voor hun risico zijn gebleven, in die zin dat zij bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard, dat [slachtoffer] een onverstandige vluchtroute zou kiezen.
Ook het nalaten om hulp te bieden, moet als opzettelijk worden aangemerkt. Ook hier oordeelt de rechtbank dat de verdachte en zijn mededaders, wetende dat [slachtoffer] -als hij de kant al zou halen- zich in een direct levensbedreigende situatie bevond, zich willens en wetens hebben blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou overlijden indien hij geen hulp zou krijgen.
Dat de verdachte en zijn mededaders zich realiseerden hoe gevaarlijk het was om bij die temperaturen in het water te springen, volgt uit het feit dat zij [slachtoffer] toen voor gek hebben verklaard . Toen de verdachten [slachtoffer] voor het laatst zagen, zwom hij in de rivier en was hij nog in leven. Daarna raakten zij hem kwijt. Zij hebben nog naar hem geroepen, onder meer dat zij weg zouden gaan. Hieruit volgt dat zij, toen zij wegreden, dachten dat hij wellicht nog in leven was. Zij hebben echter [slachtoffer]’s droge jas en trui meegenomen, waarbij zij zich, zoals ieder ander mens onder die omstandigheden, hadden moeten beseffen dat hij die kleding in die koude hard nodig zou hebben indien hij aan de kant zou komen. In de auto op de terugweg is tussen hen nog besproken dat [slachtoffer] misschien nog leefde . Desondanks heeft geen van vieren, desnoods anoniem, de politie gebeld om hem te gaan zoeken, niet op de terugweg met een van de telefoontjes die zij bij zich hadden maar ook niet daarna, nadat zij uiteen waren gegaan.
Ieder voor zich moeten de verdachte en zijn mededaders zich hebben gerealiseerd dat de kans aanmerkelijk was dat [slachtoffer] zou komen te overlijden wanneer hij geen hulp zou krijgen, en ieder voor zich hebben zij die kans bewust aanvaard en op de koop toe genomen. Zij hebben [slachtoffer] echter aan zijn lot overgelaten en zich ontdaan van het bewijsmateriaal dat in hun richting zou kunnen wijzen .
IEDERS INDIVIDUEEL AANDEEL
Het was [verdachte], die het feitelijk geweld heeft gepleegd. De drie anderen hebben echter bijgedragen aan de bedreigende situatie, reeds door hun lijfelijke aanwezigheid en door [slachtoffer] niet in bescherming te nemen. [mededader 3] heeft voorts wezenlijk aan die bedreigende situatie bijgedragen door zijn agressieve rijstijl en door opgefokt langs [slachtoffer] te lopen en vlak achter hem te gaan staan, door [slachtoffer] op zijn vlucht te achtervolgen en door met stenen en stokken naar hem te gooien. Dat geldt ook voor [mededader 2]í, die [mededader 3] naar die afgelegen plaats heeft gedirigeerd en die daar vóór [slachtoffer] ging staan en hem ook achtervolgde tot aan de waterkant. [mededader 1] had de geringste rol, maar voor hem geldt dat hij [slachtoffer], zijn ‘achterneef’, met geruststellende woorden heeft overgehaald om te komen, terwijl hij wist dat de kans groot was dat [slachtoffer] klappen zou krijgen . Het was ook [mededader 1], die de jas van [slachtoffer] heeft opgeraapt. Voor alle vier geldt dat zij ieder voor zich hebben nagelaten om [slachtoffer] na zijn ontsnapping te gaan zoeken en om alarm te slaan.
Primair is aan de verdachte en zijn mededaders het misdrijf van art. 287 Sr. tenlastegelegd. De delictsomschrijving van deze strafbepaling luidt: “hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie”. In beginsel is dit een commissiedelict. Het ziet op een actief handelen, gericht op de dood van een ander. De eerste schakel in de causale keten betreft een actief handelen, de tweede een nalaten. In de jurisprudentie is aanvaard dat het delict ‘doodslag’ bij uitzondering ook kan worden begaan door een passief blijven waar handelen was geboden . Een dergelijk uitzonderlijk geval doet zich hier voor. De verdachte en zijn mededaders waren geen willekeurige getuigen van de doodsnood van [slachtoffer]. Hun verzuim om hulp te bieden valt niet te kwalificeren als de overtreding van art. 450 Sr , maar moet beschouwd worden in samenhang met het feit dat zij zelf door actief crimineel handelen -geweldpleging en bedreiging in groepsverband- het slachtoffer als het ware in de direct levensbedreigende situatie hebben gedreven. Dit levert het misdrijf van opzettelijke levensberoving op.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/091103-04:
feit 1 primair:
medeplegen van doodslag;
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
afpersing, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen;
parketnummer 09/096105-04:
feit 1:
Medeplegen van iemand door een feitelijkheid dwingen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht bewegen tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling;
feit 2 primair:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 4:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
parketnummer 05/076163-04:
feit 1:
mishandeling;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen;
parketnummer 05/090168-03:
feit 1, 2, 3, 4 en 5, telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf verschaft door middel van braak;
parketnummer 05/076147-04:
mishandeling.
Ten aanzien van het bij parketnummer 05/096105-04 onder feit 1 bewezenverklaarde, merkt de rechtbank het volgende op:
De bewezenverklaring ziet op artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht. Hoewel in de bewezenverklaring de in dat artikel vermelde bestanddelen ‘het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling’ niet genoemd staan, is de rechtbank van oordeel dat de wel in de bewezenverklaring genoemde woorden ‘tot prostitutie heeft gebracht’ niet anders geïnterpreteerd kunnen worden dan ‘het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling’, zodat de rechtbank van oordeel is dat het bewezenverklaarde aldus gekwalificeerd kan worden.
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt door drs. C. Moerland, GZ-psycholoog en dr. L.H.W.M. Kaiser, psychi-ater, respectievelijk geda-teerd 7 juli 2004 en 28 juni 2004, waarin beide deskundigen rapporteren dat verdachte geen medewerking heeft willen verlenen aan het onderzoek.
Nu verdachte geen inzicht heeft willen geven in zijn persoonlijkheid, en ook niet anderszins van het tegendeel is gebleken -en overigens ook niet is gesteld-, kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat verdachte geheel toerekeningsvatbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 13 januari 2005;
- de onder 5. genoemde multidisciplinaire rapportage;
- een briefrapportage betreffende verdachte, opgemaakt op 11 juni 2004 door de afdeling reclassering van het Leger des Heils te Arnhem.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich in Arnhem, Velp en Lathum, in de avond/nacht van 21 op 22 februari 2004, samen met drie anderen, schuldig gemaakt aan de opzettelijke levensberoving, de bedreiging met de dood en de afpersing met de dood als gevolg van [slachtoffer]. Hierbij beschouwt de rechtbank deze bedreiging en deze afpersing als een eendaadse samenloop in de zin van artikel 55, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft verdachte samen met twee anderen, in de periode van januari 2004 tot en met april 2004, in Arnhem en Amsterdam als zogenaamde loverboys twee meisjes tot prostitutie gebracht. Eén van deze meisjes was -zoals verdachte wist- lijdende aan een psychische stoornis, althans makkelijk te beïnvloeden.
Ook heeft verdachte in de periode van oktober 2002 tot en met april 2003 tot tweemaal toe zijn vriendin mishandeld door haar te slaan met een koevoet en een afstandsbediening tegen haar gezicht te gooien en heeft hij een deel van haar huisraad vernield en beschadigd.
Verdachte heeft zich tevens over een langere periode schuldig gemaakt aan een autodiefstal en verschillende inbraken in woningen en bedrijfspanden. Van deze vermogensdelicten zijn er acht tenlastegelegd en hierboven bewezenverklaard. Voorts zijn er vier ad informandum gevoegd op de dagvaarding met parketnummer 05/090168-03. Verdachte heeft deze feiten bekend en deze worden meegenomen in de strafmaat.
De feiten van de dagvaardingen met de parketnummers 05/090168-03 en 05/076147-04 heeft verdachte gepleegd toen hij wel de leeftijd van zestien jaren maar nog niet die van achttien jaren had bereikt. In de ernst van de feiten, de persoonlijkheid van de verdachte en de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan, vindt de rechtbank reden om ook voor deze feiten het volwassenen sanctierecht toe te passen.
Verdachte en zijn drie mededaders, te weten [mededader 1], [mededader 2] en [mededader 3], hebben in de avond van 21 februari 2004 in Arnhem het latere slachtoffer [slachtoffer] opgepikt met een door [mededader 3] bestuurde auto, omdat verdachte geld en kleding van het slachtoffer tegoed had. Verdachte was kwaad op het slachtoffer en was opgefokt. Ook [mededader 3] was, om andere redenen, kwaad en opgefokt. In de auto nam het slachtoffer op de achterbank tussen [mededader 1] en verdachte plaats. [mededader 2] zat voorin op de passagiersstoel.
In de auto heeft verdachte het slachtoffer tot bloedens toe geslagen en heeft hij het slachtoffer bedreigd terwijl [mededader 3] met grote snelheid en deels met aanwijzingen van [mededader 2] naar een stille, donkere en afgelegen plek langs de IJssel in Velp reed. Even voordat het voertuig door [mededader 3] tot stilstand werd gebracht, vroeg [mededader 2] aan het slachtoffer of hij kon zwemmen. Nadat de auto tot stilstand was gebracht, stapten verdachte en zijn mededaders uit de auto en moest ook het slachtoffer uitstappen. Het slachtoffer moest achter de auto gaan staan. Verdachte ging voor hem staan terwijl [mededader 3] vlak achter hem ging staan. Verdachte schopte vervolgens het slachtoffer in diens zij en/of duwde hem, en het slachtoffer moest op bevel van verdachte zijn jas uittrekken. De temperatuur schommelde op dat moment rond het vriespunt. Het slachtoffer vluchtte plotseling weg waarbij verdachte, [mededader 3] en [mededader 2] achter het slachtoffer aangingen.
Kennelijk om zich van zijn achtervolgers te ontdoen, is het slachtoffer de IJssel ingerend. Verdachte en [mededader 3] hebben stokken en stenen in het water gegooid. Kort nadat zij [slachtoffer] niet langer zagen, zijn verdachte en zijn mededaders, met meeneming van de jas en de mobiele telefoon van het slachtoffer, weer in de auto gestapt en weggereden. In de auto is door verdachte en zijn mededaders er nog over gesproken dat het slachtoffer misschien nog in leven was. Hoewel verdachte en zijn mededaders zich ervan bewust waren dat het slachtoffer zich in een levensbedreigende situatie bevond, hebben zij toen en ook later niets ondernomen om het slachtoffer hulp te bieden. Zij zijn weggereden en hebben het slachtoffer in het koude water van de IJssel aan zijn lot overgelaten. Het slachtoffer is op 23 februari 2004 aan de andere zijde van de rivier, met zijn been verstrengeld in prikkeldraad, gevonden. Hij bleek te zijn overleden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige delicten.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij samen met zijn mededaders moedwillig een voor het slachtoffer zeer bedreigende situatie heeft gecreëerd. Verdachte was lange tijd agressief en gewelddadig naar het slachtoffer toe en heeft het slachtoffer alle aanleiding gegeven te veronderstellen dat zijn leven daadwerkelijk werd bedreigd waardoor deze geen andere uitweg zag dan, in die koude en donkere februarinacht, de IJssel in te rennen.
De rechtbank neemt het verdachte vooral ook kwalijk dat hij nadien, terwijl hij zich er van bewust was dat het slachtoffer zich in een levensbedreigende situatie bevond, geen enkele actie heeft ondernomen om het slachtoffer te redden. Verdachte heeft daarmee een grote onverschilligheid getoond ten opzichte van het leven van een ander. Ook ter terechtzitting, heeft verdachte er geen blijk van gegeven inzicht te hebben in de ernst van zijn handelen én van zijn nalaten, nu hij de dood van [slachtoffer] heeft bestempeld als een ongeluk.
Met hun daad hebben verdachte en zijn mededaders het slachtoffer diens meest waardevolle bezit -zijn leven- ontnomen en hebben zij onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn mededaders de rechtsorde hevig geschokt hebben. Een delict als het onderhavige roept in de samenleving gevoelens van grote onveiligheid op, hetgeen ook in de straftoemeting tot uitdrukking moet komen.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatie-register blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten, vernieling en geweldsdelicten is veroor-deeld. Ook de mishandelingen van de vriendin van verdachte en de vernieling van de huisraad van die vriendin laten zien dat verdachte agressief van aard is en conflictsituaties doorgaans met geweld oplost.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting zijn strafeis uitgesplitst in zes jaren gevangenisstraf voor de feiten tenlastegelegd onder parketnummer 05/091103-04 en drie jaren gevangenisstraf voor de overige tenlastegelegde feiten.
Hoewel de rechtbank met de officier van justitie van oordeel is dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur op zijn plaats is, acht zij de strafwaardigheid van deze overige bewezenverklaarde feiten minder zwaar dan de officier van justitie en komt zij tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen toebehoren aan de verdachte en aan verdachte moeten worden teruggegeven.
6a. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke
veroordeling
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vordering van de officier van justitie juist.
Nu verdachte de leeftijd van achttien jaren reeds heeft bereikt en verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, niet meer voor jeugddetentie in aanmerking komt, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in het arrondissement Arnhem d.d. 19 september 2003, met dien verstande dat de straf van jeugddetentie zal worden vervangen door gevangenisstraf.
6b. De beoordeling van de civiele vorde-ring(en), alsmede de
gevor-derde op-legging van de schadevergoedings-maat-regel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak voor het aan verdachte onder parketnummer 05/091103-04 tenlastegelegde en verzoekt daarom om afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1].
De rechtbank heeft het tenlastegelegde bewezen verklaard en de vordering komt de rechtbank gegrond voor. De recht-bank zal de vordering dan ook in het geheel toewijzen.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 8] en [slachtoffer 12] behorende bij parketnummer 05/090168-03 onder feit 1 en 5 zijn niet betwist door verdachte en komen de rechtbank gegrond voor. De recht-bank zal de vorderingen dan ook in hun geheel toewijzen.
Voor de toewijsbare delen van de vorderingen geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex art. 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplich-ting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen.
Gelet op het bepaalde in artikel 60a jo 24c van het Wetboek van Strafrecht wordt bij de maatregel betreffende de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 8] en [slachtoffer 12] het aantal dagen hechtenis op respectievelijk 63, 9 en 74 dagen bepaald.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevor-derde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14g, 27, 36f, 47, 55, 57, 77b, 77k, 77dd, 250a, 285, 287, 300, 310, 311, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) jaren.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8], parketnummer 05/090168-03, feit 1.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 8], wonende [adres] te [woonplaats], te betalen € 453,78 (zegge vierhonderd en drieenvijftig euro en achtenzeventig).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 453,78, subsidiair 9 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8], wonende [adres] te [woonplaats], te betalen € 453,78 (zegge vierhonderd en drieenvijftig euro en achtenzeventig), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 8], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 12], parketnummer 05/090168-03, feit 5.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 12], wonende [adres] te [woonplaats] te betalen € 3.715,-
(zegge drieduizend zevenhonderdenvijftien euro).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 3.715,-, subsidiair 74 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12], wonende [adres] te [woonplaats] te betalen € 3.715,- (zegge drieduizend zevenhonderdenvijftien euro), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 74 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde heeft
voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12], de verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], parketnummer 05/091103-04 feit 1 en 3.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [mededader 1], [mededader 2] en/of [mededader 3] betaalt/betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer 1] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer 1], wonende [adres] te betalen € 3.186,19 (zegge drieduizend honderdzesentachtig euro en negentien cent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 3.186,19, subsidiair 63 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende [adres], te betalen € 3.186,19, (zegge drieduizend honderdzesentachtig euro en negentien cent), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 63 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat, indien en voor zover de veroordeelde of heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], het daarmee corresponderende gedeelte van de civielrechtelijke verplichting van veroordeelde om aan de benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien en voor zover veroordeel-de aan de benadeelde partij heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Gelast de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie voor de duur van twee (2) weken voorwaar-delijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in het arrondissement Arnhem, d.d. 19 september 2003 onder parketnummer 05/09400-03.
Gelast op grond van artikel 77k van het Wetboek van Strafrecht de vervanging van die jeugddetentie door een gevangenisstraf.
Aldus gewezen door:
mr. N.W. Huijgen, vice-president, tevens kinderrechter plv., als voorzitter,
mr. M.C.G.J. van Well, rechter,
mr. M. Jansen, rechter,
in tegenwoordigheid van
mr. M.G.J. Post, griffier en
mr. H.G. Eskes, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2005.