Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 118018 / HA ZA 04-1717
Datum vonnis: 12 januari 2005
1. de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAREN [adres],
gevestigd te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
eisers in de hoofzaak,
verweerders in het bevoegdheidsincident,
(hierna gezamenlijk: de VvE c.s.)
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. S.M. van de Pest te 's-Gravenhage,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te Opijnen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het bevoegdheidsincident,
(hierna: [gedaagde])
procureur mr. F.J. Boom,
advocaat mr. J.J.Y. Kleingeld te Delft.
Het verloop van de procedure
Na het uitbrengen van de dagvaarding (met 19 producties) zijn de volgende processtukken gewisseld:
* een incidentele conclusie houdende een exceptie van onbevoegdheid van de zijde van [gedaagde];
* een antwoordconclusie in het bevoegdheidsincident met twee producties van de zijde van de VvE c.s..
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.1 [gedaagde] was eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. Hij heeft deze zaak gesplitst in twee appartementsrechten en deze verkocht aan [eiser 2] respectievelijk [eiser 3].
1.2 [eiser 2] heeft op 20 september 2002 het appartementsrecht gekocht dat recht geeft op het uitsluitende gebruik van de woning aan de [adres] te [woonplaats]. [eiser 3] heeft op 20 maart 2003 het andere appartementsrecht, aan de [adres] te [woonplaats], gekocht.
De akte van levering aan [eiser 2] is op 21 oktober 2002 gepasseerd ten overstaan van notaris Van den Broek te Graafstroom, die van levering aan [eiser 3] op 2 mei 2003 ten overstaan van notaris Spiekman te [woonplaats]. [eiser 2] en [eiser 3] zijn beiden lid van de VvE.
1.3 In de beide koopovereenkomsten en later in de beide leveringsakten hebben de partijen woonplaats gekozen ten kantore van de notarissen die de leveringsakten zouden passeren dan wel bewaren.
1.4 [eiser 2] en [eiser 3] hebben gebreken geconstateerd aan hun woningen, die voor een deel betrekking hebben op gemeenschappelijke delen van het pand. Door en namens de VvE c.s. is [gedaagde] herhaaldelijk verzocht om en gemaand tot herstel van die gebreken. Uiteindelijk hebben de VvE c.s. (een deel van) de herstelwerkzaamheden door derden laten uitvoeren.
Het geschil in de hoofdzaak en in het incident
2.1 In de hoofdzaak hebben de VvE c.s. gevorderd [gedaagde] te veroordelen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan hen te betalen een bedrag van € 34.163,96, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de verschillende facturen, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening en te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 998,00, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
2.2 Aan deze vordering hebben zij, samengevat en zakelijk weergegeven, ten grondslag gelegd dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verbintenissen uit de koopovereenkomsten, aangezien het geleverde niet beantwoordt aan de overeenkomst (art. 7:17 BW). Op grond daarvan moet [gedaagde] hun schade, bestaande uit de kosten van de herstelwerkzaamheden, vergoeden althans moet door [gedaagde] het deel van de koopsom ter hoogte van het bedrag van deze schade wegens gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomsten aan hen worden terugbetaald. Ook menen zij dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en uit dien hoofde verplicht is hun schade te vergoeden, doordat [gedaagde] wist (althans had moeten en kunnen weten) dat de woningen gebreken hadden en zij die had moeten verhelpen of daarvan mededeling had moeten doen.
2.3 [gedaagde] heeft bij incidentele conclusie de exceptie van onbevoegdheid opgeworpen met een beroep op de woonplaatskeuzes
van de partijen bij de koopovereenkomsten. Zij heeft gevorderd dat de rechtbank Arnhem zich onbevoegd verklaard en de zaak zal verwijzen naar de rechtbank Den Haag, één van de op grond van genoemde domiciliekeuzes wel bevoegde rechtbanken.
2.4 De VvE c.s. hebben verweer gevoerd tegen de incidentele eis van [gedaagde].
De beoordeling van het geschil in het incident
3.1 De woonplaatskeuzes zijn geschied door middel van de schriftelijke koopovereenkomsten en de leveringsakten. Zij hebben betrekking op (de uitvoering van) die overeenkomsten. Niet is gesteld of gebleken dat voor de woonplaatskeuzes geen redelijk belang aanwezig is en was. Daarmee is voldaan aan de vereisten voor vrijwillige woonplaatskeuze (art. 1:15 BW).
3.2 Het is voldoende aannemelijk dat die woonplaatskeuzes in het belang van alle partijen bij de koopovereenkomsten zijn geschied, zodat de VvE c.s. die keuzes bij het uitbrengen van de dagvaarding, die te maken heeft met de uitvoering van de koopovereenkomsten, niet hadden mogen negeren. Hieraan doet niet af dat de VvE daarbij geen partij was. Haar vordering is afgeleid van die van [eiser 2] en [eiser 3], haar enige twee leden. Redelijkerwijs is ook zij daarom aan de woonplaatskeuzes gebonden. De door [gedaagde] opgeworpen exceptie van onbevoegdheid treft dan ook doel: uitgangspunt voor de bepaling van de in deze kwestie bevoegde rechtbank zijn de gekozen woonplaatsen van [gedaagde] en niet de werkelijke. Op grond daarvan zijn de rechtbanken te Den Haag respectievelijk Dordrecht bij uitsluiting bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
3.3 Gelet op het voorgaande zal de rechtbank Arnhem zich onbevoegd verklaren. Gevorderd is de zaak naar de rechtbank te Den Haag te verwijzen. Aangezien de VvE c.s. daar op zichzelf mee kan instemmen, zal de zaak naar die rechtbank worden verwezen voor voortzetting van de procedure in de stand waarin deze zich thans bevindt.
3.4 Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de VvE c.s. worden veroordeeld in de kosten van het incident.
3.5 Tegen het vonnis in het incident staat geen hogere voorziening open (art. 110 lid 3 Rv).
De rechtbank, recht doende
1. verklaart zich onbevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen;
2. verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt ter behandeling naar de rechtbank te Den Haag;
3. veroordeelt de VvE c.s. in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 579,-- wegens salaris procureur;
4. verklaart de onder 3. gegeven veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5. verstaat dat tegen dit vonnis geen hogere voorziening open staat.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Vaessen en in het openbaar uitgesproken op woensdag 12 januari 2005.