ECLI:NL:RBARN:2005:AT2862

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
23 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
115282
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van boedelschuld door curator in faillissement

In deze zaak vorderde LEASEMAATSCHAPPIJ OOST GELDERLAND B.V. (LOG) veroordeling van de curator tot betaling van € 33.624, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 juli 2004, en veroordeling van de curator in de proceskosten. LOG stelde dat de curator het gebruik van drie gehuurde ambulances had voortgezet en daarom gehouden was tot betaling van de daarvoor overeengekomen vergoeding als boedelschuld. De curator betwistte de ontvankelijkheid van LOG, stellende dat het faillissement van de Regionale Zieken- en Ongevallendienst District Maas en Waal B.V. (RZOD) op 9 juli 2004 was geëindigd, waardoor hij niet langer curator was en LOG geen rechten meer kon ontlenen aan de overeenkomst.

De rechtbank oordeelde dat LOG niet-ontvankelijk was in haar vorderingen, omdat de vorderingen zich richtten tegen de failliete boedel van RZOD, die inmiddels leeg was. De rechtbank concludeerde dat LOG bekend was met de leegte van de boedel en dat de vordering van LOG niet kon leiden tot betaling. De rechtbank wees de vorderingen van LOG af en veroordeelde haar in de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitgesproken op 23 februari 2005 door de rechtbank Arnhem, met de rechters F.J. de Vries, F.M.A. 't Hart en M.J. Blaisse.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 115282 / HA-ZA 04-1206
Datum vonnis: 23 februari 2005
Vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEASEMAATSCHAPPIJ OOST GELDERLAND B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
procureur mr. P.A.C. de Vries,
advocaat mr. P.M.A.C. van de Laak te Moergestel,
tegen
[curator],
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Regionale Zieken- en Ongevallendienst District Maas en Waal B.V.,
kantoorhoudende te Heilige Landstichting (gemeente Groesbeek),
gedaagde,
procureur mr. W.M.J.M. Heijltjes,
advocaat mr. A.T. de Putter.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “LOG” en “de curator”. De gefailleerde zal worden aangeduid als “RZOD”.
Het verloop van de procedure
Na het uitbrengen van de dagvaarding zijn de volgende processtukken gewisseld:
* akte overlegging producties
* een conclusie van antwoord;
* een conclusie van repliek;
* een conclusie van dupliek.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten op 7 februari 2005 doen bepleiten. De pleitnotities zijn als gedingstuk overgelegd. Ten slotte is vonnis bepaald.
1. De vaststaande feiten
1.1 Tussen LOG en RZOD is op 10 november 1999 een “Hoofdover-eenkomst van lease” met nummer 91/1911/B01 gesloten, die de afspraken bevat op basis waarvan LOG ambulances verhuurde aan RZOD. Ter uitvoering van deze overeenkomst hebben partij-en in oktober 1995, april 1997 en maart 1998 een “Individueel Lease Contract” getekend voor een drietal ambulances. Ge-noemde contracten worden hierna tezamen aangeduid als de “overeenkomst”. De maandelijkse huurprijs voor de drie ambu-lances bedroeg NLG 24.449,49 ex. BTW.
1.2 De huidige directeur van LOG, de heer [betr[betrokkene], was voorheen directeur van RZOD. Ten tijde van het totstandkomen van de overeenkomst was de heer [betrokkene] als aandeelhouder bij LOG betrokken.
1.3 RZOD is op 10 november 1999 in staat van faillissement ver-klaard met benoeming van gedaagde tot curator.
1.4 Noch de curator noch LOG heeft de overeenkomst opgezegd of anderszins doen eindigen.
1.5 De werkzaamheden van RZOD zijn na het uitspreken van het faillissement voortgezet door de GGD Nijmegen (hierna “GGD”), eerst op basis van een tijdelijke regeling en per medio januari definitief. Kort voor het faillissement is een afspraak gemaakt tussen RZOD en GGD uit hoofde waarvan de laatste gebruik maakte van de ambulances van RZOD. Deze afspraak, die be-trekking had op de periode 4 tot 11 november 1999, is vastgelegd in een brief van GGD aan RZOD van 4 november 1999 en had de instemming van LOG. Na het uitspreken van het faillissement heeft GGD het gebruik van de ambulances nog enige tijd voort-gezet.
1.6 LOG heeft de huur voor de ambulances in de periode 10 no-vember 1999 - 10 februari 2000, tezamen voor een bedrag van NLG 103.809,45, aan de curator gefactureerd en verzocht dit be-drag als boedelschuld te voldoen. De curator heeft dat gewei-gerd. Wél heeft de curator in juli 2000 een vergoeding betaald voor genoemde periode van NLG 29.711,90, welk bedrag na af-trek van een boedelbijdrage, resteerde van een vergoeding be-taald door GGD aan de boedel voor het gebruik van de ambu-lances.
1.7 Najaar 2001 heeft de curator zijn eindverslag geschreven en ter goedkeuring voorgelegd aan de rechter-commissaris. Vervolgens heeft uitkering van het gehele beschikbare actief plaatsgevonden aan boedelschuldeisers en preferente crediteuren. Er was onvol-doende in de boedel voor een betaling op de concurrente schul-den. Ook LOG die voor de huurtermijnen voor de ambulances die opeisbaar zijn geworden in de periode tót de faillissements-datum, een concurrente vordering had ingediend, heeft daarop geen uitkering ontvangen.
1.8 De heer [betrokkene] heeft zich vervolgens tegen de opheffing van het faillissement van RZOD verzet. Hij heeft de curator verzocht een procedure te voeren bij het College Sanering Ziekenhuis-voorziening teneinde het tekort in faillissement aangezuiverd te krijgen. De curator heeft deze procedure gevoerd, hetgeen heeft geresulteerd in een beslissing van 1 december 2003 waarbij de curator niet-ontvankelijk is verklaard.
1.9 Vervolgens heeft de curator opnieuw de beëindiging van het faillissement in gang gezet. Bij fax van 2 juni 2004 heeft de cu-rator de advocaat van LOG in kennis gesteld van deze aanstaan-de beëindiging. Op 28 juni 2004 is de slotuitdelingslijst gedepo-neerd na een vooraankondiging in de Staatscourant van 9 juni 2004.
1.10 Het faillissement van RZOD is op 9 juli 2004 geëindigd door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst.
2. Het geschil
2.1 LOG vordert veroordeling van de curator bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 33.624,=, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2004 en met veroordeling van de curator in de kosten van de procedure.
2.2 LOG legt aan haar vordering ten grondslag dat de curator het gebruik van de drie door RZOD van LOG gehuurde ambulances heeft voortgezet en daarmee gehouden is tot betaling van de daarvoor in de overeenkomst vastgelegde vergoeding bij wijze van boedelschuld. LOG heeft voorts bij repliek aangevoerd dat de curator door het faillissement te doen eindigen zonder deze schuld (volledig) af te wikkelen, onrechtmatig handelt en scha-deplichtig is geworden jegens LOG.
2.3 De curator concludeert dat LOG niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vorderingen danwel dat deze dienen te worden afgewezen met veroordeling van LOG in de kosten van de procedure, alles bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
2.4 De curator legt aan zijn standpunt ten grondslag dat LOG niet-ontvankelijk is in haar vorderingen nu het faillissement inmid-dels - op 9 juli 2004 - is geëindigd en hij derhalve geen curator meer is. De curator stelt voorts dat hij direct na de aankondiging van de dagvaarding, LOG in kennis heeft gesteld van het nade-rende einde van het faillissement hetgeen bij het uitbrengen van de dagvaarding dus aan LOG bekend was. De curator stelt voorts dat hij LOG heeft gewezen op de mogelijkheid om de afwikke-ling te stuiten namelijk door verzet aan te tekenen tegen de slot-uitdelingslijst.
2.5 Subsidiair meent de curator dat de vorderingen van LOG dienen te worden afgewezen wegens gebrek aan belang dan wel mis-bruik van procesrecht, omdat een toewijzing van de vorderingen van LOG niet kan leiden tot enige betaling aan LOG nu het fail-lissement is geëindigd en de boedel sinds de uitkering eind 2001 leeg is.
2.6 Meer subsidiair stelt de curator dat sprake is van rechtsverwer-king nu LOG gedurende een periode van bijna vier jaar in de si-tuatie zou hebben berust.
2.7 Ten slotte, ook meer subsidiair, stelt de curator dat reeds vóór het faillissement een afwijkende betalingsregeling is overeenge-komen met GGD, die na faillissement met instemming van LOG is voortgezet, zodat LOG geen rechten meer kan ontlenen aan de overeenkomst. De vergoeding voor het gebruik van de ambulan-ces is betaald door GGD, waarbij de curator slechts is opgetre-den als vertegenwoordiger van de laatste dan wel als tussenper-soon tussen LOG en GGD.
2.8 Voor zover de vordering van LOG beschouwd moet worden als een vordering ingesteld tegen de curator in privé en niet in hoedanigheid, stelt de curator dat nu hij in hoedanigheid is ge-dagvaard, hij niet in privé kan worden veroordeeld. De curator stelt voorts dat voor een aansprakelijkheid in privé zwaardere ei-sen gelden (waaraan - zo begrijpt de rechtbank deze stelling - in casu kennelijk niet is voldaan).
3. De beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid
3.1 De rechtbank zal LOG niet-ontvankelijk verklaren in haar vorde-ringen.
3.2 LOG heeft de curator gedagvaard in zijn hoedanigheid van cu-rator van RZOD. Weliswaar heeft LOG bij repliek een stelling in-genomen die betrekking lijkt te hebben op een aansprakelijkheid van de curator in privé maar naar vaste jurisprudentie behoeft de rechtbank deze grondslag van de vordering niet te behande-len nu LOG de curator niet in privé heeft gedagvaard.
3.3 De vorderingen van LOG richten zich dus - in materiële zin - tegen de failliete boedel van RZOD. Eind 2001 is het gehele daarin beschikbare actief uitgekeerd. Daarna is de beëindiging van het faillissement aangehouden uitsluitend in afwachting van de uitkomst van de op verzoek van de heer [betrokkene] aange-spannen procedure. In periode dat deze procedure is gevoerd zijn er geen nieuwe baten geweest. Na afloop van de procedure is (opnieuw) de beëindiging van het faillissement in gang gezet. Op dat moment was de boedel dus al geruime tijd leeg, hetgeen LOG bekend was. De vordering van LOG zal derhalve nimmer kunnen leiden tot het beoogde resultaat, te weten een betaling aan LOG.
3.4 Bij gelegenheid van het pleidooi is van de zijde van LOG nog gesteld dat LOG met haar vordering (tevens) beoogt zich een sterkere positie te verschaffen in een mogelijke procedure tegen de curator in privé. De rechtbank is echter van mening dat het-geen zij hiervoor heeft overwogen in de weg staat aan het reali-seren van een dergelijk oogmerk in deze procedure. Indien LOG van oordeel is dat de curator zijn taken op zodanige wijze heeft vervuld dat hij daardoor schadeplichtig is geworden jegens LOG, zal LOG dat in een afzonderlijke procedure tegen de curator in privé aan de orde kunnen stellen.
3.5 De overige stellingen van partijen behoeven in het licht van het bovenstaande geen bespreking meer.
3.6 Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van LOG zullen worden afgewezen met veroordeling van LOG in de kosten van het geding.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart LOG niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
veroordeelt LOG in de kosten van deze procedure; deze kosten wor-den, voor zover tot op heden aan de zijde van de curator gevallen, be-paald op € 3.404,00 (€ 1.088,00 wegens verschotten en € 2.316,00 we-gens salaris procureur);
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. de Vries, mr. F.M.A. 't Hart en mr. M.J. Blaisse met mr. D.W. van Putten als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2005.
de griffier de voorzitter