ECLI:NL:RBARN:2005:AT4181
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen vonnis inzake betaling aan Auclair Bauunternehmung GmbH
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], verzet aangetekend tegen een eerder vonnis van de rechtbank. De zaak betreft een geschil tussen eiser en de vennootschap Auclair Bauunternehmung GmbH, gevestigd te Goch-Kessel, over een betalingsverplichting van eiser aan Auclair. Eiser heeft in zijn verzet aangevoerd dat Auclair verklaringen in strijd met de waarheid heeft afgelegd en heeft aangekondigd een procedure wegens meineed te zullen starten. Echter, de rechtbank oordeelt dat, gezien de bekrachtiging van de eerdere beslissing van het Amtsgericht Kleve op 22 december 2004, het verzoek tot aanhouding van de uitspraak in deze zaak niet kan worden gehonoreerd. De rechtbank verwijst naar artikel 46 lid 1 van de EG-Verordening nr. 44/2001, dat bepaalt dat de bekrachtiging van de eerdere beslissing niet leidt tot een aanhouding van de huidige procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn zoals bedoeld in de artikelen 34 en 35 van de EEX-Verordening. Het verzet van eiser wordt ongegrond verklaard, en de beschikking van 24 februari 2004 blijft in stand. Eiser wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure, die aan de zijde van Auclair worden begroot op € 576,-. Het vonnis is uitgesproken door mr. O. Nijhuis op 16 maart 2005.