ECLI:NL:RBARN:2005:AT4846

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
73389
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.W. Collewijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zekerheidstelling in civiele procedure met betrekking tot meerdere eisers en gedaagden

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Arnhem, is op 30 maart 2005 een vonnis gewezen in een zaak waarin meerdere rechtspersonen en natuurlijke personen betrokken zijn. De zaak betreft een verzoek tot zekerheidstelling door de eisers, die voornamelijk gevestigd zijn in Ecuador en Nederland. Het tussenvonnis van 12 juli 2001, dat de rechtbank eerder heeft uitgesproken, had een provisioneel karakter en stelde de eisers in de gelegenheid om zekerheid te stellen voor een bedrag van € 38.750,00. De rechtbank overweegt dat de beroepstermijn voor het instellen van tussentijds beroep is verstreken, waardoor de eisers in beginsel de door de rechtbank bepaalde zekerheid moeten stellen om de procedure voort te zetten.

De rechtbank handhaaft haar eerdere beslissing en biedt de eisers, Floricola c.s., voor de laatste keer de mogelijkheid om bewijs van de gestelde zekerheid in het geding te brengen. De eisers hebben aangegeven dat twee van hen zich willen onttrekken aan de procedure, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet mogelijk is zonder toestemming van de gedaagde. De rechtbank wijst erop dat de eisers geen hoger beroep hebben ingesteld tegen het eerdere vonnis en dat er geen nieuwe feiten zijn die een heroverweging van de hoogte van de zekerheid rechtvaardigen. De rechtbank benadrukt dat de eisers de zekerheidstelling moeten voldoen, bij voorkeur door middel van een bankgarantie van een eersteklas Nederlandse bank.

De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en verwijst de zaak naar de rol van 13 april 2005 voor het nemen van een akte door de eisers, waarbij zij bewijs van de zekerheidstelling in het geding dienen te brengen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. H.W. Collewijn en is openbaar gemaakt op 30 maart 2005.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 73389 / HA ZA 01-713
Datum vonnis: 30 maart 2005
Vonnis
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar Ecuadoriaans recht
FLORICOLA LA ROSALEDA,
gevestigd te Quito, Ecuador,
2. de rechtspersoon naar Ecuadoriaans recht
MAGIC FLOWERS,
gevestigd te Guayaquil, Ecuador,
3. de rechtspersoon naar Ecuadoriaans recht
DE AGRIFEG S.A.,
gevestigd te Quito, Ecuador,
4. de rechtspersoon naar Ecuadoriaans recht
ROSE GARDEN,
gevestigd te Quito, Ecuador,
5. de rechtspersoon naar Ecuadoriaans recht
FLOR PACIFIC,
gevestigd te Cayambe, Ecuador,
6. [eiser 6], handelend onder de naam KOOMAN ISOLATIEBOUW,
gevestigd te Voorburg,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EVELEENS BLOEMEN B.V.,
gevestigd te Voorburg,
8. [eiser 8],
wonende te Dordrecht,
9. de rechtspersoon naar Ecuadoriaans recht
SCHRYVER DEL ECUADOR S.A.,
gevestigd te Quito, Ecuador,
10. [eiser 10],
wonende te Los Angeles, Verenigde Staten van Amerika,
11. [eiser 11], handelend onder de naam THE FLOWER FIRM,
gevestigd te De Kwakel, gemeente Uithoorn,
12. de rechtspersoon naar Ecuadoriaans recht
BELLA ROSA,
gevestigd te Quito, Ecuador,
eisers in de hoofdzaak,
de eisers 1 tot en met 5, 9, 10 en 12 verweerders in het incident tot het stellen van zekerheid,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. P.W.M. Steenbergen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Doorwerth,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident tot het stellen van zekerheid,
procureur en advocaat mr. R.C. Tubbergen.
In het hierna volgende zullen de eisers in de hoofdzaak 1 tot en met 5, 9 en 12 ook Floricola c.s. (gezamenlijk in enkelvoud) worden genoemd. Gedaagde in de hoofdzaak zal hierna ook [gedaagde in de hoofdzaak] worden genoemd.
Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 6 oktober 2004 wordt verwezen naar dat vonnis.
Na het tussenvonnis heeft Floricola c.s. een akte tot onttrekking eisers, alsmede tot verzoek verlaging zekerheidstelling ex artikel 152 Rv. (oud) genomen. Daarop heeft [gedaagde in de hoofdzaak] een antwoordakte genomen. Vervolgens is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling van het geschil in de hoofdzaak
ten aanzien van de aankondiging van Floricola van onttrekking van twee eisers
2.1 Floricola c.s. heeft bij akte kenbaar gemaakt dat de eisende partijen sub 4 (Rose Garden, Ecuador) en sub 12 (Bella Rosa, Ecuador) zich per direct willen onttrekken aan de procedure.
[gedaagde in de hoofdzaak] verzet zich daartegen en verklaart, kort samengevat, onder verwijzing naar artikel 277 (lid 2) Rv. oud, dat hij daarvoor geen toestemming geeft.
2.2 De rechtbank overweegt dat wanneer een partij geen voorzetting van de procedure meer wenst, die partij tegen betaling van de proceskosten van de wederpartij afstand van instantie kan doen, op grond van artikel 249 Rv. Dit is alleen mogelijk zolang de gedaagde nog niet voor antwoord heeft geconcludeerd. [gedaagde in de hoofdzaak] heeft op 9 augustus 2001 reeds geantwoord, hoewel niet ten aanzien van Rose Garden en Bella Rosa. Het tweede lid van artikel 249 Rv. schrijft voorts voor dat de eisende partij, die afstand van instantie wil doen, verplicht is de proceskosten van de gedaagde te betalen. Gesteld noch gebleken is dat Rose Garden en Bella Rosa, op enig moment in de procedure, een voorstel hebben gedaan tot het betalen van de proceskosten van [gedaagde in de hoofdzaak], noch dat daartoe thans enige bereidheid bestaat. De rechtbank is met het oog daarop van oordeel dat het Rose Garden en Bella Rosa niet vrijstaat afstand van instantie te doen.
ten aanzien van het verzoek om verlaging van de zekerheidsstelling
2.3 Floricola c.s. verzoekt de rechtbank voorts terug te komen op een onderdeel van het incidenteel vonnis van 12 juli 2001 van de rechtbank. Zij wenst dat het bedrag waarvoor zij zekerheid moet stellen, wordt teruggebracht van ? 85.255,00 (omgerekend € 38.687,00, bij vonnis van 6 oktober 2004 in navolging van het aanbod van Floricola c.s. bepaald op € 38.750,00) tot € 15.000,00. Daartoe voert zij ten eerste aan dat twee van de zeven eisers zich terugtrekken uit de procedure. Ten tweede stelt zij dat de vereiste zekerheidstelling voor Floricola c.s. financieel nauwelijks is op te brengen. Ten slotte betoogt Floricola c.s., samengevat, dat moeilijk voorstelbaar is dat een eventuele proceskostenveroordeling in het nadeel van Floricola c.s. kan uitkomen op een bedrag van (bijna) € 39.000,00.
2.4 [gedaagde in de hoofdzaak] voert aan dat Floricola c.s. niet tegen het vonnis van 12 juli 2001 in beroep is gegaan en dat de wet geen mogelijkheid biedt een nieuw incident op te werpen. Voorts voert [gedaagde in de hoofdzaak] aan dat het Floricola c.s. er uitsluitend om is te doen de procedure te vertragen, en dat zij misbruik van procesrecht maakt.
2.5 Het tussenvonnis van 12 juli 2001, waarbij deze rechtbank zekerheidstelling heeft bevolen, heeft een provisioneel karakter. Op grond van het eerste lid van artikel 337 Rv. oud was het mogelijk om tegen een provisioneel vonnis ofwel direct – met inachtneming van de geldende beroepstermijn – in beroep te gaan, ofwel het hoger beroep pas in te stellen tegelijk met het appèl tegen het eindvonnis in de hoofdzaak.
Gesteld noch gebleken is dat Floricola c.s. tussentijds hoger beroep heeft ingesteld. De beroepstermijn voor het instellen van tussentijds beroep is verstreken. Floricola c.s. zal dus in beginsel, indien zij wenst dat de procedure wordt voortgezet, de door de rechtbank bepaalde zekerheid moeten stellen. De rechtbank ziet geen reden om thans terug te komen op de eerdere vaststelling van de hoogte van het bedrag. Er is geen sprake van een evidente feitelijke of juridische misslag. De door Floricola c.s. aangevoerde feitelijke aanvullingen werpen niet een zodanig nieuw licht op de zaak, dat het onaanvaardbaar zou zijn indien het bedrag van € 38.750,00 wordt gehandhaafd. Daar komt bij dat een fors tijdsverloop heeft plaatsgevonden, waarbinnen Floricola c.s. geen hoger beroep heeft ingesteld en evenmin op andere wijze aan de rechtbank of aan de wederpartij heeft kenbaar gemaakt dat en waarom zij niet wilde of kon betalen. Ten slotte heeft Floricola c.s. bij akte van 7 juli 2004 verklaard dat zij het bedrag van € 38.750,00 reeds heeft doen overboeken naar de derdengeldrekening van haar advocaat, zodat ook om die reden niet kan worden ingezien waarom zekerheidstelling thans niet mogelijk is.
2.6 De rechtbank handhaaft haar beslissing en zal Floricola c.s., voor de laatste maal, in de gelegenheid stellen bij akte bewijs in het geding te brengen van door haar gestelde zekerheid, ter omvang van € 38.750,00. Dit dient, zoals in het vonnis van 6 oktober 2004 is overwogen, te geschieden door middel van een door een eersteklas Nederlandse bank afgegeven bankgarantie, (bijvoorbeeld) conform het Rotterdams garantieformulier, laatste versie. De rechtbank merkt daarbij op dat het de voorkeur verdient indien de totstandkoming van de bankgarantie geschiedt in onderling overleg tussen de partijen.
Indien Floricola c.s. van de haar geboden gelegenheid geen gebruik maakt, zal de rechtbank overgaan tot het wijzen van eindvonnis.
De beslissing
De rechtbank
1. verwijst de zaak naar de rol van 13 april 2005 voor het nemen van een akte door Floricola c.s., waarbij zij bewijs van zekerheidstelling in het geding dient te brengen, zoals onder 2.6 van dit vonnis is overwogen,
2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Collewijn en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2005.