Rechtbank Arnhem
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 05/ 1433
van de voorzieningenrechter ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[verzoekers], allen wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. P.H.N. van Spanje,
burgemeester en wethouders van Wageningen, verweerder,
de Stichting Openbare Bibliotheek Wageningen, te Wageningen, partij ex artikel 8:26 van de Awb.
Bij brief van 11 april 2005 hebben verzoekers verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van de openbare bibliotheek aan de Stationsstraat 2 te Wageningen, in die zin dat Stichting Openbare Bibliotheek (verder: de stichting) wordt gelast het gebruik van de bibliotheek voor andere activiteiten dan het uitlenen van boeken en geluids- en beelddragers na 1 mei 2005 te staken, zulks op straffe van verbeurdverklaring van een nader te bepalen dwangsom.
Bij besluit van 26 april 2005 heeft verweerder het verzoek om handhaving afgewezen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Tevens is de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 28 april 2005. Van de zijde van verzoekers zijn aldaar verschenen [verzoekers], bijgestaan door mr. P.H.N. van Spanje, advocaat te Wageningen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M. Heimgartner. Namens de Stichting is verschenen [X], bijgestaan door mr. I. Goedings, advocaat te Ede.
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Vaststaat, en tussen partijen is niet in geschil, dat het gebruik van het perceel Stationsstraat 2 te Wageningen ten behoeve van een openbare bibliotheek in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Bergpoort”. Teneinde de bouw van de bibliotheek niettemin mogelijk te maken heeft verweerder bij besluit van 17 mei 1982 vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning verleend. Op 1 april 2003 is, onder gebruikmaking van dezelfde vrijstelling als die uit 1982, bouwvergunning verleend voor een verbouwing en uitbreiding van de bibliotheek. De bouwvergunningen zijn thans onherroepelijk.
Uit een door verzoekers overgelegd (en niet betwist) overzicht van activiteiten blijkt dat de bibliotheek thans zowel binnen als buiten de reguliere openingstijden wordt gebruikt voor -voor het publiek toegankelijke- lezingen, muziekvoorstellingen, try-outs, cabaret, discussieavonden, informatieavonden, politieke bijeenkomsten e.d..
De voorzieningenrechter ziet zich voor de vraag geplaatst of vorenbedoeld gebruik van openbare bibliotheek aan de Stationsstraat te Wageningen in overeenstemming is met de daartoe in 1982 en 2003 verleende vrijstelling en bouwvergunningen. Daarbij wordt opgemerkt dat verweerder, anders dan hij zelf kennelijk meent, bij de kwalificatie van de feiten geen beoordelingsruimte toekomt.
Overwogen wordt als volgt.
Voorop dient te staan dat de basisfunctie van een bibliotheek, kort samengevat, kan worden omschreven als het verzamelen, ontsluiten en ter beschikking stellen van boeken, cd’s e.d. aan het publiek. Dit neemt niet weg dat het karakter van de bibliotheek in zijn algemeenheid een verandering heeft ondergaan en er heden ten dage activiteiten worden ontplooid die verder gaan dan (sec) de vorenbedoelde basisactiviteiten. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het houden van activiteiten ter bevordering van het lezen, signeersessies en literaire evenementen. Deze activiteiten kunnen worden geacht te behoren tot de algemeen aanvaarde omvang van de door een bibliotheek te verlenen diensten.
Voorgaande geldt te meer voor de openbare bibliotheek te Wageningen. Uit de bij de bouwvergunning van 1 april 2003 behorende tekeningen blijkt immers dat de bibliotheek is voorzien van een podium met tribune en vaste zitplaatsen, hetgeen eveneens wijst op een ruimer gebruik dan een gebruik enkel ten behoeve van de basisfunctie. Voor zover verzoekers hebben betoogd dat enkel activiteiten met betrekking tot de uitleen als zodanig zijn toegestaan, kunnen zij in dit betoog dan ook niet worden gevolgd. Dit neemt evenwel niet weg dat een zekere begrenzing in de activiteiten dient te worden aangebracht, opdat het gebruik van de bibliotheek haar band met de kernactiviteiten niet (in overwegende mate) verliest. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is waar deze begrenzing moet worden aangebracht.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de bibliotheek in Wageningen een belangrijke maatschappelijke, sociale en culturele rol vervult en in die zin activiteiten ontplooit die daarmee samenhangen, de door verzoekers genoemde activiteiten daaronder begrepen. Verweerder acht zulk een gebruik toelaatbaar en heeft in dit verband verwezen naar de op 1 april 2003 verleende bouwvergunning, waaruit
-naar verweerder stelt- kan worden afgeleid dat een gebruik voor maatschappelijk-culturele doeleinden in ruime zin is toegestaan.
De voorzieningenrechter volgt verweerder hierin voorshands niet. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat het toelaten van de bouw van een podium met tribune (voor 60-80 mensen) op zichzelf nog geen inzicht geeft op de vraag welke activiteiten zijn toegelaten en en in welke omvang; ook anderszins kan uit bouwaanvraag niet worden afgeleid welk gebruik de stichting voor ogen heeft gestaan, te minder nu de aanvraag om bouwvergunning op dit onderdeel niet nader is gespecificeerd. Naar voorlopig oordeel bestaan dan ook onvoldoende aanknopingspunten voor het standpunt van verweerder dat hij moet worden geacht vrijstelling te hebben verleend voor een ruimer gebruik dan enkel ten behoeve van meergenoemde basisfunctie en de daarvan direct en eenduidig te herleiden activiteiten. Daarbij wordt aangetekend dat evenmin aanleiding bestaat te veronderstellen dat een gebruik van de bibliotheek buiten de reguliere openingstijden, dit wil zeggen op een moment dat de basisvoorzieningen als zodanig niet worden aangeboden, als in overeenstemming met de verleende vrijstelling dient te worden toegestaan. Het standpunt van de stichting dat het daarbij te allen tijde gaat om bijeenkomsten die vrij voor het publiek toegankelijk zijn, doet daaraan niet af, nog daargelaten dat het begrip “publieke bijeenkomsten” zodanig ruim is dat daaronder ook die activiteiten kunnen worden begrepen waarbij iedere inhoudelijke samenhang met de bibliotheek is verdwenen.
Voorgaande brengt mee dat het er voor moet worden gehouden dat een gebruik dat niet direct en eenduidig kan worden gerelateerd aan de vorenbedoelde basisfunctie en/of plaatsvindt buiten de reguliere openingstijden dient te worden tegengegaan. Daaronder dient naar voorlopig oordeel in ieder geval te worden verstaan het houden van zogenaamde “try-outs” van cabaretgroepen, muziekuitvoeringen en politiek getinte bijeenkomsten, zoals deze tot op heden in de bibliotheek kennelijk hebben plaatsgevonden. Voor zover door of namens de stichting een ruimer gebruik aan de bibliotheek wordt gegeven, is verweerder naar voorlopig oordeel dan ook bevoegd om ter zake handhavend op treden.
In geval van overtreding van wettelijke regels kan -naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State- alleen in bijzondere omstandigheden van het bestuursorgaan worden verlangd dat het afziet van handhavend optreden. Van zulk een bijzonder geval kan onder meer sprake zijn indien concreet zicht bestaat op legalisatie van de illegale situatie. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Van een concreet zicht op legalisatie, zoals hierboven bedoeld, is de voorzieningenrechter niet gebleken. Daarbij wordt opgemerkt dat weliswaar ambtelijk een nieuw bestemmingsplan wordt voorbereid maar dat van een terinzagelegging van een ontwerp daarvan thans nog geen sprake is en bovendien de raad van de gemeente Wageningen, zijnde het in dit verband bevoegde orgaan, zich daarover nog niet heeft uitgelaten. Aldus is de uitkomst van de planherziening thans nog ongewis.
Gezien het vorenstaande is verweerder in beginsel gehouden tot handhaving over te gaan. Van bijzondere omstandigheden die tot het afzien van een handhavend optreden nopen is de voorzieningenrechter voorshands niet gebleken. Aldus bestaat aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen op een wijze als hieronder in het dictum weergegeven. Teneinde de stichting in de gelegenheid te stellen zich op de gewijzigde situatie voor te bereiden, bestaat aanleiding daarbij een overgangstermijn op te nemen. Binnen die termijn kunnen de gebruikers, indien noodzakelijk, tevens omzien naar een vervangende ruimte.
De voorzieningenrechter hecht er tot slot aan te benadrukken dat hetgeen in deze uitspraak is overwogen niet meebrengt dat nimmer een activiteit, die niet voortvloeit uit de kernfunctie van een bibliotheek, mag plaatsvinden. Indien sprake is van een kortdurend en incidenteel gebruik hoeft van een strijdig gebruik in afwijking van de verleende vrijstelling en bouwvergunning geen sprake te zijn. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar de bij partijen bekende uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJ-nummer AT3708.
De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:84, vierde lid jo. artikel 8:75, eerste lid, van de Awb en verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 644,- aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is de voorzieningenrechter niet gebleken. Voorts ziet de voorzieningenrechter aanleiding de gemeente Wageningen te gelasten het door verzoekers betaalde griffierecht aan hen te vergoeden.
I wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
II schorst het besluit van verweerder van 26 april 2005, kenmerk 05.0000555/VGht;
III treft de voorziening dat verweerder handhavend optreedt tegen het gebruik van de openbare bibliotheek aan de
Stationsstraat te Wageningen ten aanzien van activiteiten die niet direct herleidbaar zijn tot de basisfunctie van een
bibliotheek en/of plaatsvinden buiten de reguliere openingstijden;
IV bepaalt dat deze voorziening ingaat op 15 mei 2005 en vervalt zes weken nadat de beslissing op bezwaar op de daartoe
voorgeschreven wijze is bekendgemaakt;
V veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten ten bedrage van € 644,- en wijst de gemeente
Wageningen aan als de rechtspersoon die deze kosten aan hen dient te vergoeden;
VI bepaalt dat de gemeente Wageningen aan verzoekers het door hem betaalde griffierecht van € 138,- vergoedt
Aldus gegeven door mr. W.F. Bijloo, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van Hoof, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2005.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.