ECLI:NL:RBARN:2005:AT7151

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
2 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
125567
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.W. Collewijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Distributieovereenkomst en schadevergoeding in kort geding tussen Beachcomber en Aqua World

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem werd behandeld, hebben de eiseressen, Beachcomber Hot Tubs Inc. en Beachcomber Hot Tubs Europe B.V., Aqua World gedagvaard in kort geding. De eiseressen vorderden voorzieningen in verband met een geschil over een distributieovereenkomst voor Beachcomber-producten in de Benelux. Aqua World had eerder beslag gelegd op de voorraden van Beachcomber, omdat zij stelde schade te lijden door het stopzetten van leveringen en de opzegging van de distributieovereenkomst. De voorzieningenrechter oordeelde dat Aqua World onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vordering tot schadevergoeding, met uitzondering van de kosten die zij had gemaakt voor de huishoudbeurs 2005, waarvoor zij zich had ingeschreven voordat de overeenkomst was opgezegd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het beslag tot een bedrag van € 15.000,-- rechtmatig was, maar dat voor het overige het beslag moest worden opgeheven. De rechter benadrukte dat de bevoegdheid om van het geschil kennis te nemen niet betwist werd en dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in acht moesten worden genomen bij de beoordeling van de vordering tot opheffing van het beslag. De uitspraak werd gedaan op 2 mei 2005, waarbij de proceskosten tussen partijen werden gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 125567 / KG ZA 05-219
Datum vonnis: 2 mei 2005
Vonnis in kort geding
in de zaak van
1. de besloten vennootschap
BEACHCOMBER HOT TUBS INC.,
gevestigd te Surrey, Britisch Columbia V3W SVB (Canada),
2. de besloten vennootschap
BEACHCOMBER HOT TUBS EUROPE B.V.,
gevestigd te Tilburg,
eiseressen,
procureur mr. J.A.M.P. Keijser,
advocaat mr. C.J. Diks,
beiden te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap
HARMON INTERIEURBOUW B.V.,
gevestigd te Westervoort,
handelende onder de naam Aqua World,
gedaagde,
advocaat en procureur mr. C.W. Reintjes te Duiven.
Partijen zullen hierna respectievelijk Beachcomber Inc., Beachcomber Europe (gezamenlijk ook wel Beachcomber Inc. c.s.) en Aqua World genoemd worden.
Het verloop van de procedure
Beachcomber Inc. c.s. heeft Aqua World ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Aqua World heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaat van Beachcomber Inc. c.s. en de advocaat van Aqua World hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities en de daarbij behorende producties.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. Hiervoor wordt allereerst verwezen naar het tussen partijen (onder
rolnummer 123842/KG ZA 05-107) in kort geding gewezen vonnis van deze voorzieningenrechter d.d. 30 maart 2005. Daarin is, samengevat, beslist dat de door Aqua World op 21 januari 2005 ten laste van Beachcomber Inc. c.s. gelegde beslagen dienen te worden gehandhaafd en dat het bedrag van de daaraan ten grondslag liggende vordering van Aqua World op Beachcomber Inc. c.s. wordt teruggebracht tot
€ 40.000,--, inclusief rente en kosten. Voorts zijn de volgende vaststaande feiten thans relevant.
2. Omstreeks medio januari 2005 heeft Beachcomber Inc. c.s. de distributierechten van Beachcomber-producten voor de Benelux verleend aan de toenmalige directeur van Beachcomber Europe,
[betrokkene 1] c.q. aan een door hem inmiddels opgerichte vennootschap.
3. Nadat Beachcomber Inc. c.s. in januari 2005 aan Aqua World had laten weten dat de levering van Beachcomber-producten aan haar zou worden stopgezet, heeft de advocaat van Beachcomber Inc. c.s. bij aan Aqua World gerichte brief van 27 januari 2005 de op 15 augustus 2003 tussen partijen gesloten distributie-overeenkomst opgezegd met ingang van 28 maart 2005. Als reden daarvan worden in die brief de tussen partijen gerezen geschillen genoemd.
4. Aqua World heeft op 31 maart 2005 andermaal ten laste van Beachcomber Inc. c.s. conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de besloten vennootschap Heerema Logistics Centre B.V. te Duiven, na
daartoe verlof verkregen te hebben van de voorzieningenrechter in deze rechtbank, die daarbij de door Aqua World gepretendeerde vordering op Beachcomber Inc. c.s. heeft begroot op € 95.000,--.
Het geschil
1. Als grondslag voor de -hernieuwde- beslaglegging heeft Aqua World aangevoerd dat zij door toedoen van Beachcomber Inc. c.s. schade heeft geleden, omdat:
a. Beachcomber Inc. c.s. haar toezegging om aan Aqua World de distributierechten voor de Benelux te verstrekken, niet is nagekomen;
b. Beachcomber Inc. c.s. geen Beachcomber-producten meer levert aan Aqua World;
c. Beachcomber Inc. c.s. de tussen partijen gesloten distributie-overeenkomst zonder enige grond en zonder enige compensatie heeft opgezegd.
2. Aqua World stelt dat zij hierdoor niet meer in staat wordt gesteld de door haar ten behoeve van Beachcomber Inc. c.s. gedane investeringen terug te verdienen, hetgeen een schadepost van minimaal € 75.000,-- oplevert.
3. Beachcomber Inc. c.s. betwist de juistheid van de aan de beslaglegging ten grondslag gelegde vordering(en). Zij ontkent dat zij op enig moment aan Aqua World het distributeurschap van Beachcomber-producten voor de Benelux in het vooruitzicht heeft
gesteld. Daarnaast betwist zij dat Aqua World schade heeft geleden tengevolge van de opzegging van de distributie-overeenkomst, althans
dat eventueel geleden schade voor rekening van Beachcomber Inc. c.s. behoort te komen.
Tot slot stelt Beachcomber Inc. c.s. zich (andermaal) op het standpunt dat Aqua World (in elk geval) geen vordering op Beachcomber Europe B.V. heeft (en het beslag in zoverre onrechtmatig is), nu zij enkel met Beachcomber Inc. heeft gecontracteerd en de vennootschappen niet met elkaar kunnen worden vereenzelvigd.
Volgens Beachcomber Inc. c.s. is het beslag al met al onrechtmatig en zij vordert daarom thans, kort gezegd, opheffing daarvan althans Aqua World daartoe te veroordelen op straffe van verbeurte van een dwangsom. Aqua World voert daartegen gemotiveerd verweer.
De beoordeling van het geschil
de bevoegdheid
De voorzieningenrechter acht zich -evenals in het vorige kort geding- op grond van artikel 705, lid 1 jo. art. 254 Rv. bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
Deze bevoegdheid wordt door partijen ook niet betwist.
de spoedeisendheid
De voorzieningenrechter is, anders dan Aqua World meent, van oordeel dat het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen voldoende voortvloeit uit de stellingen van Beachcomber Inc. c.s., met name nu het onderhavige beslag rust op voorraden van Beachcomber Inc. c.s., die uitgeleverd moeten worden. Daaraan doet niet af (de stelling van Aqua World) dat op die voorraden reeds een ander beslag
rust, omdat dat beslag beperkt is tot een waarde van € 40.000,-- en het bovendien niet uitgesloten moet worden geacht dat dat beslag door het stellen van (voldoende) zekerheid door/namens Beachcomber Inc. c.s. zal worden opgeheven.
de inhoudelijke beoordeling
1. Allereerst wordt verwezen naar hetgeen in het vorige kort geding-vonnis (onder 1) is overwogen/voorop is gesteld omtrent het toe te
passen criterium bij de beoordeling van een vordering tot opheffing van een beslag; dat criterium geldt ook in dit kort geding.
2. Met betrekking tot de hiervoor onder 1 en 2 genoemde geschilpunten tussen partijen wordt als volgt overwogen.
A. De distributierechten van Beachcomber-producten voor de Benelux
3. Ter zitting heeft Beachcomber Inc. c.s. een verklaring van [betrokkene 1], gedateerd 15 april 2005, overgelegd. Deze verklaring houdt (onder meer) in dat Beachcomber Inc. c.s. in het najaar van 2004 op zoek ging naar een distributeur van Beachcomber-producten voor de Benelux, dat zowel (de onderneming van) [betrokkene 1] als Aqua World daarvoor in aanmerking kwamen en dat uiteindelijk aan de hand van de door deze beide gegadigden ingediende businessplannen op 18 januari 2005 gekozen is voor [betrokkene 1] althans voor het door hem inmiddels opgerichte bedrijf Health & Wellness Company.
Aqua World heeft de juistheid van deze verklaring niet althans onvoldoende betwist. Daarnaast heeft zij nagelaten haar
stelling dat aan haar het (exclusief) distributeurschap voor de Benelux zou zijn toegezegd, nader te onderbouwen.
4. Gelet op het voorgaande is in het kader van dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden dat door/namens Beachcomber Inc. c.s. aan Aqua World bindende toezeggingen met betrekking tot een exclusief distributeurschap van Beachcomber-producten voor de Benelux zijn gedaan.
Aqua World mocht er daarom evenmin gerechtvaardigd op vertrouwen dat daarover een -mondelinge of schriftelijke- overeenkomst tussen partijen tot stand zou komen. Dat betekent -voorshands geoordeeld- dat de (eventuele) door Aqua World met het oog daarop gedane investeringen niet voor rekening van Beachcomber Inc. c.s. behoren te komen. De daarop gerichte vordering van Aqua World is dus (summierlijk) ondeugdelijk gebleken.
B. Het uitblijven van leveranties van Beachcomber-producten aan Aqua World
5. Als onweersproken is komen vast te staan dat Beachcomber Inc. c.s. sedert omstreeks januari 2005 geen Beachcomber-producten meer levert aan Aqua World. In het kader van dit kort geding is echter -mede in het licht van de opzegging van de distributie-overeenkomst door Beachcomber Inc. c.s. (waarover hierna meer)- onvoldoende aannemelijk geworden dat Aqua World daardoor schade heeft geleden (behoudens de hierna onder 8. te noemen kwestie met betrekking tot de huishoudbeurs 2005). Dat geldt temeer nu niet is gesteld of gebleken dat Aqua World elders duurdere producten heeft moeten inkopen of dat zij inmiddels Beachcomber-producten aan klanten heeft (door)verkocht maar nog niet heeft kunnen leveren en dat zij daarvoor aansprakelijk is gesteld.
Dat betekent dat ook dit onderdeel van de vordering van Aqua World op Beachcomber Inc. c.s. (summierlijk) ondeugdelijk is gebleken.
C. De opzegging van de distributie-overeenkomst
6. Artikel 11 van de op 15 augustus 2003 tussen partijen gesloten distributie-overeenkomst bepaalt dat ieder van partijen deze overeenkomst schriftelijk kan opzeggen met inachtneming van een termijn van 60 dagen, indien en zodra er een geschil tussen partijen ontstaat dat zij niet onderling kunnen oplossen.
De voorzieningenrechter acht, anders dan Aqua World kennelijk meent, een dergelijk geschil hier aanwezig; dit vloeit immers reeds voldoende voort uit de inhoud van het vorige kort geding-vonnis.
Dat betekent dat Beachcomber Inc. c.s. (naar Nederlands recht) in beginsel bevoegd was de distributie-overeenkomst tussen partijen op te zeggen. Gelet op de duur van die overeenkomst (ongeveer 1½ jaar) wordt de overeengekomen opzegtermijn (van 60 dagen) voorshands ook niet onredelijk geacht.
7. Naar Nederlands recht resteert de vraag of Aqua World door deze opzegging schade heeft geleden en zo ja of deze schade (geheel of ten dele) voor rekening van Beachcomber Inc. c.s. dient te komen.
Volgens vaste jurisprudentie kunnen in een geval als het onderhavige
ondanks de redelijke duur van de opzegtermijn de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat aan de distributeur een schadevergoeding wordt toegekend op grond van de door hem gepleegde investeringen, die hij nog niet heeft kunnen terugverdienen.
Aqua World heeft in dit verband aangevoerd dat zij aanzienlijke kosten heeft moeten maken die met name betrekking hadden op het opzetten en de inrichting van haar showroom, de verzorging van beurzen
alsmede kosten voor het plaatsen van advertenties en het maken van brochures. Aannemelijk is dat een gedeelte van deze
- ongespecificeerde- kosten tevens betrekking hebben gehad op de voorbereiding door Aqua World van het volgens haar door Beachcomber Inc. c.s. toegezegde dealerschap voor de Benelux.
In zoverre dienen deze kosten -gelet op het hiervoor onder 4. overwogene- voor rekening en risico van Aqua World te blijven met uitzondering van de hierna onder 8. te noemen kosten van de huishoudbeurs 2005.
8. Aqua World heeft ter staving van haar schade een aantal facturen overgelegd die grotendeels betrekking hebben op het verzorgen van beurzen in 2004. Voorshands wordt evenwel aangenomen dat tegenover de daarvoor gemaakte kosten ook inkomsten hebben gestaan en dat Aqua World de daarvoor door haar gedane investeringen inmiddels grotendeels heeft kunnen terugverdienen. Dat geldt echter niet voor de door haar gemaakte kosten van de huishoudbeurs die van 1 tot en met 10 april 2005 heeft plaatsgehad. Aqua World had zich hiervoor immers al vóór de opzegging door Beachcomber Inc. c.s. ingeschreven, maar zij heeft zich daarvoor moeten terugtrekken, omdat haar dealerschap teneinde liep en zij geen Beachcomber-producten meer geleverd kreeg.
Blijkens de daarvan door Aqua World overgelegde, aan haar toegezonden factuur is hiermee een bedrag van ruim
€ 11.000,-- gemoeid geweest. Voorshands moet niet uitgesloten worden geacht dat hier sprake is van een deugdelijke/toewijsbare schadevordering, zodat in zoverre het beslag rechtmatig is gelegd.
Anders dan Beachcomber Inc. c.s. meent, wordt deze beslaglegging ten laste van Beachcomber Europe niet onrechtmatig geacht, omdat
-zoals in het vorige kort gedingvonnis (onder rechtsoverweging 4.) reeds is overwogen- ook Beachcomber Europe als contractspartij bij de op 15 augustus 2003 gesloten distributie-overeenkomst moet worden aangemerkt.
9. Voor het overige acht de voorzieningenrechter voorshands onvoldoende aangetoond dat Aqua World door de opzegging van de distributie-overeenkomst (of anderszins) zodanige schade heeft geleden, dat toekenning van een vergoeding daarvoor ten laste van Beachcomber Inc. c.s. gerechtvaardigd is. Dat de (eventuele) bodemrechter een dergelijke vergoeding zal toekennen, lijkt, voorlopig
geoordeeld, dan ook niet waarschijnlijk. Dat betekent dat de vordering van Aqua World in zoverre ondeugdelijk is gebleken.
10. Dat het voorgaande naar Canadees recht (dat partijen in beginsel op die overeenkomst van toepassing hebben verklaard) anders zou zijn, acht de voorzieningenrechter voorshands niet aannemelijk.
Een nadere toetsing daarvan gaat het kader van dit kort geding -waar het immers (slechts) gaat om een summier onderzoek naar de deugdelijkheid van het vorderingsrecht van Aqua World als beslaglegger- te buiten. Partijen hebben zich over het resultaat van de toepassing van Canadees recht op de onderhavige casus ook niet nader uitgelaten.
11. Gelet op al het vorenstaande dient het ten laste van Beachcomber Inc. c.s. gelegde beslag tot een bedrag van € 15.000,-- (inclusief rente en kosten) te worden gehandhaafd en voor het overige te worden opgeheven. Met inachtneming hiervan zal als volgt worden beslist.
12. Aangezien partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van dit kort geding tussen hen worden gecompenseerd.
De beslissing
De voorzieningenrechter
1. bepaalt -met intrekking in zoverre van de beschikking van de voorzieningenrechter in deze rechtbank van 31 maart 2005- het bedrag van de vordering van Aqua World tot verzekering waarvan het verlof tot het leggen van het onderhavige beslag is verleend, nader op
€ 15.000,-- inclusief rente en kosten,
2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3. compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
4. weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Collewijn en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
de griffier de rechter