Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 115205 / HA ZA 04-1192
Datum vonnis: 4 mei 2005
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DIENST VOOR HET KADASTER EN DE OPENBARE REGISTERS,
gevestigd te Arnhem,
eiser,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. J.A. Kopp te Apeldoorn,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KONDOR WESSELS OOST B.V.,
gevestigd te Rijssen,
gedaagde,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. J.J. Spronk te Enschede.
Partijen zullen hierna het Kadaster en Kondor Wessels genoemd worden.
Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
het tussenvonnis van 1 december 2004;
het proces-verbaal van comparitie van 11 februari 2005.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Op basis van een Europese aanbestedingsprocedure is op 26 juni 1997 een overeenkomst tot stand gekomen tussen het Kadaster en Kondor Wessels inzake de ontwikkeling, het ontwerp en de realisatie van de huisvesting van de vestiging van het Kadaster te Arnhem.
2.2. Op grond van deze overeenkomst was Kondor Wessels verplicht een bouwplan voor het project te ontwikkelen en uit te voeren, zodanig dat het project gebruiksklaar aan het Kadaster kon worden opgeleverd. Bij de bouwwerkzaamheden voerde Kondor Wessels de directie. In artikel 7 van de overeenkomst is voorts vermeld dat het bouwplan in overeenstemming dient te zijn met het door de Rijksgebouwendienst aangeleverde programma van eisen en de daarbij behorende prestatiespecificaties d.d. 26 september 1995. Op grond van artikel 20 lid 1 van de overeenkomst is Kondor Wessels jegens het Kadaster aansprakelijk voor fouten in het ontwerp van het project en gebreken in de bouw daarvan, ongeacht (tussentijdse) toetsing van de prestaties van Kondor Wessel door het Kadaster.
2.3. De prestatiespecificaties d.d. 26 september 1995 luiden voor wat betreft het onderdeel F 65.00 “RUIMTEN, Arbeidsomstandigheden, Behaaglijkheid” als volgt:
F 65.00
Het binnenklimaat in de werkruimten dient tijdens de gebruiksuren te voldoen aan de PMV (Predicted Mean Vote) eisen die tussen de -0,5 en +0,5 moeten liggen (berekeningswijze conform NEN-ISO 7730).
Maximale overschrijding buiten dit gebied:
- Zomerperiode: 150 weeguren; resp. 500 weeguren voor inpandige
vertrekken en gevelvertrekken waarbij door omstandigheden
(verkeersgeluid, beveiliging) de ramen niet geopend kunnen worden.
- Winterperiode: 150 weegurenn.
Het PMV verschil tussen verschillende werkruimten in het gebouw dient gedurende de verbruiksuren hoogstens een waarde te hebben van 0,1 ten gevolge van:
- gevelorientatie;
- exteme/interne warmtebelasting;
- hoogteligging van de bouwlaag.
Bij de berekeningen dient te worden uitgegaan van een interne belasting ten gevolge van kantoorapparatuur van tenminste 20 W/m2 n.o. in kantoorruimten, van de volledig ingeschakelde verlichting en van een personenbelasting van 1 persoon per 8 m2 f.n.o.
In de vergaderruimten, het restaurant en dergelijke dient te worden uitgegaan van het voor de desbetreffende ruimte maximale aantal aanwezige personen.
Recepties, balies en wachtruimten die deel uitmaken van een verkeersruimte moeten worden beschouwd als een verblijfsruimte.
In de computerruimte, lichtdrukkerij en overige bijzondere ruimten met hoge interne warmtelast, moet worden uitgegaan van het maximale warmtevermogen tgv. apparatuur en personen.
Voor eisen tav asymmetrische straling- en opppervlaktetemperaturen zie
T 36.00 en T 37.00
De relatieve vochtigheid in de verblijfsruimten dient tenminste 30% RV te zijn.
De gemiddelde luchtsnelheid in het verblijfsgebied mag tijdens de gebruiksuren de volgende waarden niet overschrijden:
- winterperiode 0,15 m1s:
- zomerperiode 0,20 m/s
met een turbulentiegraad van maximaal 40%
In de verblijfsruimten dient tijdens de gebruiksuren een maximale vervuiling van 1 decipol te worden gewaarborgd.
Deze eisen als ontwerpcriteria voor de planontwikkeling.
De P.M.V.-waarden dienen bij de bestekstukken door de aanbieder te worden overlegd.
Berekening van de P.M.V. conform de NEN-ISO 7730. Berekening van de overschrijdingsweeguren volgens Rgd-rapport nr. TK 11117 (april 1991).
Uitgangspunten van de berekeningen volgens Rgd-rapport nr. TK 12010 “Temperatuur Simulatie Programma's” (september 1989).
Berekening met de programma's VABI 114, SUNCODE of gelijkwaardig volgens goedkeuring Rgd.
De C02 concentratie in de verblijfsruimten mag tijdens de gebruiksuren de waarde van 0,1% niet overschrijden.
De zonweringsinstallatie en de verlichting dient individueel bedienbaar en centraal bestuurbaar te zijn.
De temperatuur in de verblijfsruimten dient +2K resp. -2K tov. de nominale temperatuur individueel regelbaar te zijn.
2.4. Het ontwerp van het gebouw voorzag in een mechanisch ventilatiesysteem zonder koeling en zonder zonwering. Op verzoek van het Kadaster is het ontwerp aangepast en is één topkoelingunit geplaatst. De meerkosten hiervan zijn gedeeld tussen Kondor Wessels en het Kadaster.
2.5. Op 15 januari 1999 heeft het Kadaster het gebouw in gebruik genomen. Op die datum was de koelinstallatie nog niet opgeleverd.
2.6. Uit een verslag van een bespreking van 9 juli 1999 blijkt dat het Kadaster op die datum aan onder andere Kondor Wessels en de architect [betrokkene 1] heeft aangegeven dat in diverse kantoorvertrekken de temperatuur – ook bij relatief lage buitentemperaturen – zodanig opliep dat werknemers zich ziek meldden.
2.7. In een bespreking van 23 februari 2000 zijn, zoals blijkt uit een daarvan opgesteld verslag, de warmteklachten wederom tussen alle partijen besproken. In het verslag is onder meer het volgende vermeld:
Tijdens het afgelopen seizoen liep de binnentemperatuur te vaak en te snel op ook in het voorseizoen. De beoogde werking van het gebouwconcept in combinatie met de koelinstallatie is onvoldoende gebleken. Het aantal overschreidingsweeguren lag ver boven de 150 uur, waarbij de maximale temperatuur van 28 C vaak is overschreden.
(…)
Oplossing.
Partijen zijn het erover eens dat verlagen van de inblaastemperatuur en bijplaatsing van koelvermogen onvermijdelijk is om het binnenklimaat te laten voldoen aan de gestelde uitgangspunten. (…)
In een besprekingsverslag van 31 maart 2000 is het volgende te lezen:
Vastgesteld wordt dat met de huidige installatie onvoldoende extra koelcapaciteit geleverd kan worden om de warmteklachten te verhelpen. Eveneens wordt vastgesteld dat aanvullende koelcapaciteit noodzakelijk is.
2.8. Op verzoek van het Kadaster heeft Ingenieursbureau DGMR In juni 2000 een temperatuursoverschrijdingsberekening gemaakt. De berekening is gemaakt met het computersimulatiemodel Suncode-PC. Als basis voor de berekening zijn de gegevens uit het berekeningsmodel van de architect [betrokkene 2] gebruikt. Volgens de berekening van DGMR bedraagt het aantal weeguren 268 GTO.
2.9. In een rapportage van 11 juli 2000 concludeert de adviseur van Kondor Wessels met betrekking tot de klimaatinstallatie, [betrokkene 2], op grond van in zijn opdracht gemaakte herberekeningen:
Samenvatting
De hier berekende vertrekken zijn representatief voor het gehele gebouw. De berekeningen tonen dus het volgende beeld: Alle vertrekken met gesloten (metselwerk)gevel voldoen aan de zgn. 150 weegureneis met uitzondering van het vertrek gelegen op de 1e verdieping (vertrek met beperkt gerasterde beglazing). Bij extra rastering voldoet ook dit vertrek.
De laatste zin van deze samenvatting is met pen gewijzigd in “Bij extra rastering voldoet dit vertrek nog niet”.
2.10. In de tweede helft van 2000 is door Bouwbedrijf Wessels Rijssen B.V. een tweede topkoelunit geïnstalleerd en een zonwering aangebracht. De kosten van deze tweede topkoeling zijn voor 1/3 deel gedragen door het Kadaster en voor 2/3 deel door Kondor Wessels. De kosten van de zonwering zijn gedragen door het Kadaster.
2.11. In een rapport van GTI Klimaatkontrakt van 12 juni 2003 wordt geconcludeerd:
Conclusie en advies:
Bij herberekening van de installatie is gebleken dat de temperatuurklachten in de ruimten terecht zijn. De reden is dat bij bepaling van de capaciteit van de koeling niet of onvoldoende rekening is gehouden met de extra warmtebelasting door de glasgevel. Dit probleem is alleen op te lossen middels uitbreiding van de installatie.
2.12. In een rapportage van het adviesbureau voor installatie- en besturingstechniek Bongers/Jansen van 15 december 2003 wordt geconcludeerd dat
Al met al kan worden vastgesteld dat de huidige installatie, ondanks de aanvullende maatregelen niet levert wat ervan verwacht zou mogen worden.
Wij zijn ervan overtuigd dat de capaciteiten van de installatie onvoldoende worden benut.
In het rapport wordt een aantal aanbevelingen gedaan om de installatie beter te laten functioneren.
2.13. Bij brief van 27 juni 2000 heeft het Kadaster Bouwbedrijf Wessels Rijssen, dat het binnenklimaatsysteem en de zonwering feitelijk heeft doen ontwerpen en aangelegd, aansprakelijk gesteld voor de gemaakte ontwerpfouten.
3.1. Het Kadaster vordert de veroordeling van Kondor Wessels, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 200.469,99, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 juni 2000, althans vanaf de dag der dagvaarding (17 juni 2004) tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de veroordeling van Kondor Wessels in de kosten van het geding.
3.2. Het Kadaster stelt hiertoe, kort samengevat, dat Kondor Wessels krachtens de overeenkomst gehouden is het kantoorpand te ontwikkelen en gebruiksklaar op te leveren overeenkomstig het overeengekomen programma van eisen en de prestatie-specificaties d.d. 26-09-1995. Kondor Wessels is daarbij verantwoordelijk voor (de selectie van) haar adviseurs en onderaannemers. Volgens het Kadaster voldoet het binnenklimaat van het gebouw niet aan de in de prestatie-specificaties gestelde normen ten aanzien van de behaaglijkheid. De maximale weegurenoverschrijding zou aanmerkelijk hoger zijn dan de maximaal toegestane 150. Ondanks de later – in afwijking van het ontwerp – aangebrachte topkoelunits en zonwering zouden de overschrijdingsweeguren nog steeds niet tot het toegestane maximum zijn gereduceerd. Gevolg hiervan is een hoog percentage klachten en ziekmeldingen van de gebruikers van het gebouw.
3.3. Het Kadaster stelt dan ook dat Kondor Wessels toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming (realisatie) van de prestatie-specificaties/behaaglijkheid c.q. in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Het Kadaster houdt Kondor Wessels aansprakelijk voor alle voor hem hierdoor opgetreden schade. Deze schade bestaat uit de kosten die het Kadaster heeft moeten maken voor het aanbrengen van een extra koelinstallatie ad € 71.144,33 en de kosten voor het aanbrengen van zonwering ad € 129,325,66. Het Kadaster vordert thans vergoeding van deze totale schade ad € 200.469,99 van Kondor Wessels.
3.4. Kondor Wessels heeft de vordering gemotiveerd weersproken. Daarbij heeft zij met name aangevoerd dat het gebouw wat betreft het binnenklimaat wel degelijk voldeed – en ook thans nog voldoet – aan de specifieke prestatiespecificaties, en wel zonder de toevoegingen in de vorm van een extra koelunit en een zonwering. De vraag of het maximale aantal overschrijdingsuren is bereikt kan slechts rekentechnisch worden beantwoord en feitelijke klachten van de gebruikers kunnen hier niet aan afdoen. Omdat het klimaat van het gebouw aan de door het Kadaster opgegeven specificaties voldoet, kan Kondor Wessels niet verplicht worden de kosten van aanvullende maatregelen, zoals een tweede koelunit en een zonwering, op zich te nemen.
3.5. Kondor Wessels heeft voorts aangevoerd dat het Kadaster de door hem gedragen kosten vrijwillig op zich heeft genomen zonder Kondor Wessels tevoren in gebreke te stellen. Aldus is stilzwijgend tussen partijen een regeling getroffen. Hierop kan het Kadaster volgens Kondor Wessels niet terugkomen.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Aan de vordering ligt de stelling ten grondslag dat het gerealiseerde gebouw voor wat betreft het binnenklimaat niet beantwoordt aan het overeengekomen programma van eisen en de prestatie-specificaties d.d. 26-09-1995. De standpunten van de partijen hieromtrent zijn tegengesteld.
4.2 De rechtbank acht het nodig met betrekking tot dit punt een deskundigenbericht in te winnen. Op de comparitie van partijen is dit reeds besproken. Daarbij hebben beide partijen als mogelijk deskundige DHV Raadgevend Ingenieursbureau Bouw en Industrie te Den Haag genoemd. De rechtbank heeft contact opgenomen met DHV en is vervolgens uitgekomen bij de vestiging van dit bureau in Eindhoven. Deze vestiging heeft aangegeven de vereiste deskundigheid te bezitten.
4.3 De rechtbank stelt zich daarom voor als deskundige te benoemen:
De heer P. Hartman
DHV Bouw en Industrie
Larixplein 1
5616 VB Eindhoven
Tel. 040-2509333
De deskundige heeft zich bereid verklaard een benoeming te aanvaarden en heeft de kosten van zijn werkzaamheden ter beantwoording van de voorgestelde vragen begroot op een bedrag van € 15.000,- exclusief BTW. De kosten van eventueel aanvullend te verrichten thermische behaaglijkheidmetingen worden door de deskundige begroot op € 8.500,-.
4.4 De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van deze ene deskundige en dat hem de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
1. Kunt u aangeven in hoeverre de binnenklimaatinstallaties van het door Kondor Wessel gerealiseerde gebouw van het Kadaster Arnhem wat betreft systeem en capaciteit beantwoorden aan onderdeel F 65.00 van de prestatiespecificaties d.d. 26-09-1995? Wilt u daarbij de effecten van de beide aangebrachte topkoelunits en de zonwering buiten beschouwing laten?
2. Kunt u dezelfde vraag beantwoorden met inachtneming van de effecten van de eerste topkoelunit?
3. Wilt u de voor de beantwoording van de voorgaande vragen benodigde temperatuuroverschrijdings-berekeningen maken?
4. Is de inrichting van het gebouw in overeenstemming met het programma van eisen c.q. de prestatiespecificaties?
5. In hoeverre kunnen de klachten worden toegeschreven aan een onjuiste inregeling van de installaties?
6. Acht u het gerealiseerde binnenklimaat tegen de achtergrond van de genoemde prestatiespecificaties aanvaardbaar? In hoeverre acht u het nodig dat hiertoe aanvullend thermische behaaglijkheidsmetingen worden verricht?
7. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
4.5 Voordat zal worden overgegaan tot een definitieve benoeming, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de voorgestelde deskundige en de aan deze voor te leggen vragen. Desgewenst kunnen partijen dan voorstellen doen omtrent de benoeming van een of meer andere deskundigen en over nadere aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.6 De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door het Kadaster moeten worden betaald.
5.1 bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 18 mei 2005 voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage,
5.2 houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2005.