ECLI:NL:RBARN:2005:AT8556

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
11 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
116935
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Noordraven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in geschil tussen Vereniging van Eigenaars en bewoners over besluiten en overlast tijdens verbouwing

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit echtgenoten, een vordering ingesteld tegen de Stichting Openbare Bibliotheek Wageningen (OBW) vanwege vermeende onrechtmatige besluiten van de Vereniging van Eigenaars (VVE) en de daaruit voortvloeiende overlast tijdens een verbouwing. De eisers vorderen onder andere dat de rechtbank de OBW verbiedt om het appartementsrecht aan de Stationstraat 2 te Wageningen als muziek- of voorstellingsruimte te gebruiken en dat er geluidsisolatie wordt aangebracht om overlast te voorkomen. De OBW heeft in het incident een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen, stellende dat de rechtbank niet bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, maar dat de sector kanton hiervoor bevoegd zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij wel degelijk bevoegd is, omdat de vorderingen van eisers niet exclusief onder de bevoegdheid van de kantonrechter vallen. De rechtbank heeft de beslissing over de proceskosten aangehouden en een comparitie van partijen gelast om inlichtingen over de zaak te verkrijgen en te onderzoeken of partijen tot een vergelijk kunnen komen. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor het opgeven van verhinderdagen, waarna de comparitie zal worden vastgesteld. Hoger beroep van dit vonnis staat slechts open tegelijk met dat van het eindvonnis.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 116935 / HA ZA 04-1502
Datum vonnis: 11 mei 2005
Vonnis in incident
in de zaak van
1a. [eiser 1], en
1b. [eiseres 1],
echtgenoten,
2a. [eiser 2], en
2b. [eiseres 2],
echtgenoten,
3. [eiseres 3],
4. [eiser 4],
5. [eiseres 5],
6. [eiseres 6],
allen wonende te [woonplaats],
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
procureur mr. J.H. van Vliet,
advocaat mr. P.H.N. van Spanje te Wageningen,
tegen
de stichting
STICHTING OPENBARE BIBLIOTHEEK WAGENINGEN,
gevestigd te Wageningen,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
procureur en advocaat mr. H.M.G. van Lotringen te Ede.
Partijen zullen hierna [eiser 1] c.s. en de OBW genoemd worden.
Het verloop van de procedure
In deze procedure hebben [eiser 1] c.s. een eis ingesteld bij dagvaarding van 10 augustus 2004. De OBW heeft een incidentele conclusie tot onbevoegdheid tevens conclusie van antwoord genomen. [eiser 1] c.s hebben vervolgens een conclusie van antwoord in het incident genomen. De procedure is daarna op verzoek van de partijen verwezen naar mediation in de stand waarin de procedure zich op dat moment bevond. De partijen zijn niet tot een vergelijk gekomen, zodat thans vonnis is bepaald in het incident.
Het geschil in de hoofdzaak en in het incident
1. In de hoofdzaak hebben [eiser 1] c.s. gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de OBW binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis:
a) zal verbieden om het appartementsrecht aan de Stationstraat 2 te Wageningen als muziek- of voorstellingsruimte te gebruiken,
b) zal verbieden om de luchtbehandelingsinstallatie buiten de reguliere kantooruren (van 8.30 tot 17.30 uur) en met name op zon- en feestdagen te gebruiken en zal verbieden om op overige tijden meer geluid te maken op de gevel van woningen dan 40 dB(A) (LAeq) of 60 dB(A) piekniveau en/of meer trilling in de woning dan een trillingssterkte van 0,1,
c) zal gebieden om de letters “DE” op de schuifdeuren bij de hoofdingang te verwijderen en verwijderd te houden,
d) zal gebieden om de verlichting in de hal te verwijderen en te vervangen voor een verlichting die niet verblindt,
dit alles op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag of deel daarvan dat de overtreding voortduurt.
[eiser 1] c.s. hebben ook gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de OBW binnen twee maanden na betekening van het in dezen te wijzen vonnis:
e) zal gebieden om in het plafond boven de tribunetrap geluidsisolatie te plaatsen die zodanig is uitgevoerd dat primair in de appartementen op de tweede verdieping geen geluids- of trillingshinder uit de bibliotheekruimte te verwachten is of subsidiair in de appartementen niet meer geluid wordt gemaakt in de woningen dan 25dB(A) (LAeq) of 45 dB(A) piekniveau en/of meer trilling in de woning dan een trillingssterkte van 0,1,
f) zal gebieden om de gevelverlichtingsconstructie te verwijderen en verwijderd te houden,
dit alles op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag of deel daarvan dat de overtreding voortduurt.
Ten slotte hebben [eiser 1] c.s. gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
g) voor recht verklaart dat [eiser 1] c.s. jegens de OBW niet gehouden zijn om aan de OBW voor de vernieuwing van het dak in 2003 meer te vergoeden dan € 40.000,
h) voor recht verklaart dat de OBW jegens [eiser 1] c.s. wanprestatie of een onrechtmatige daad heeft gepleegd en aansprakelijk is voor de schade die [eiser 1] c.s. hebben geleden doordat [eiser 1] c.s. meer overlast hebben geleden door de verbouwing dan redelijkerwijs voorzienbaar was, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
2. [eiser 1] c.s. stellen hiertoe, kort weergegeven, dat er door de Vereniging van eigenaars complex Bergstraat hoek Stationstraat te Wageningen, verder te noemen ‘de VVE’, in strijd met de wet of het Reglement van Splitsing van Eigendom van februari 1973, verder te noemen ‘het Reglement’, een aantal besluiten zijn genomen (onder meer) zonder de noodzakelijke medewerking van alle eigenaren dan wel zonder de vereiste meerderheid dan wel dat de genomen besluiten in strijd zijn met de tussen hen gemaakte afspraken, zodat deze besluiten nietig zijn. Daar waar geen besluiten zijn genomen maar wel kosten door de OBW zijn gemaakt, hebben [eiser 1] c.s. aangevoerd dat die kosten niet voor rekening van [eiser 1] c.s. komen maar voor rekening van de OBW dienen te blijven. Tevens hebben [eiser 1] c.s. gesteld dat de OBW jegens [eiser 1] c.s. toerekenbaar is tekortgeschoten althans onrechtmatig heeft gehandeld door onredelijk veel overlast te veroorzaken tijdens de verbouwing waardoor [eiser 1] c.s. aanspraak kunnen maken op vergoeding van de daardoor door hen geleden schade.
3. Vóór alle weren heeft de OBW in het incident opgeworpen dat deze rechtbank gedeeltelijk niet bevoegd is van het geschil kennis te nemen. Zij stelt dat de rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van die vorderingen van Heijst c.s. die zijn gebaseerd op nakoming van de al dan niet rechtsgeldig genomen besluiten binnen de VVE. Volgens de OBW is de sector kanton binnen de rechtbank voor die vorderingen bevoegd. De OBW concludeert tot onbevoegdverklaring ten aanzien van deze vorderingen, met gehele dan wel gedeeltelijke verwijzing van de zaak naar de sector kanton voor conclusie van repliek aan de zijde van [eiser 1] c.s.
4. [eiser 1] c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd in het incident.
De beoordeling van het geschil in het incident
5. In art. 93 Rv wordt bepaald welke zaken bij uitsluiting door de kantonrechter worden behandeld en beslist. Daarin niet genoemde zaken behoren tot de bevoegdheid van de rechtbank. Zaken met betrekking tot appartementsrechten worden in artikel 93 sub c Rv niet genoemd als zaken die gelet op de aard ervan exclusief door de sector kanton behandeld en beslist moeten worden ongeacht het beloop of de waarde van de vordering, zodat niet reeds op grond daarvan de kantonrechter in het onderhavige geschil de bevoegde rechter is. De kantonrechter zou in het onderhavige geschil nog wel de bevoegde rechter kunnen zijn indien de wet dit als zodanig bepaalt (art 93 sub d Rv). In de appartementswetgeving wordt de kantonrechter genoemd als de bevoegde rechter voor bepaalde gevallen waarin toestemming of machtiging kan worden gevraagd, of aan wie de vernietiging van een besluit kan worden voorgelegd. Aangezien het echter in de procedure in de hoofdzaak gaat om nakoming door de OBW van al dan niet rechtsgeldig genomen besluiten binnen de VVE is niet de sector kanton maar de rechtbank bevoegd. Ten aanzien van de vorderingen a tot en met e - zie punt 1. hiervoor - van [eiser 1] c.s. zal mogelijk mede aan de orde komen of er al dan niet een geldig besluit is genomen door de VVE. Aangezien de kantonrechter hiervoor niet in specifieke bepalingen exclusief bevoegd is verklaard, zal de rechtbank hierover dienen te beslissen. Dit geldt ook ten aanzien van vordering f - zie eveneens punt 1 hiervoor - waar het naar het voorlopige oordeel van de rechtbank gaat om de uitleg van een door de VVE genomen besluit. De conclusie is dan ook dat de rechtbank ten aanzien van genoemde vorderingen alsmede ten aanzien van de overige vorderingen -die niet zijn gebaseerd op de nakoming van de al dan niet rechtsgeldig genomen besluiten binnen de VVE en buiten de exceptie vallen- bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen. De door de OBW opgeworpen gedeeltelijke onbevoegdheidsexceptie zal dan ook worden afgewezen.
6. De beslissing over de kosten in het incident zal worden aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
7. Er bestaat, nu de OBW reeds heeft geantwoord, aanleiding om een comparitie van partijen te gelasten. De comparitie van partijen zal worden gebruikt om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Voor de comparitie is 2 uur uitgetrokken.
8. De partijen wordt verzocht uiterlijk twee weken tevoren de stukken waarop zij tijdens de comparitie een beroep willen doen in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toe te zenden.
9. Ter bevordering van een voortvarende afwikkeling van de procedure moeten de partijen erop voorbereid zijn dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis, bijvoorbeeld tot een bewijsopdracht of deskundigenonderzoek, kan wijzen overeenkomstig art. 232, tweede lid, aanhef en onder a, Rv.
In de hoofdzaak en in het incident:
10. Hoger beroep van dit vonnis staat slechts open tegelijk met dat van het eindvonnis.
11. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
in het incident:
verklaart zich bevoegd om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen;
houdt de beslissing over de proceskosten aan;
in de hoofdzaak :
bepaalt dat de partijen, vergezeld van hun advocaten, voor de rechtbank zullen verschijnen in het Paleis van Justitie te Arnhem aan de Walburgstraat 2-4 (mr. G. Noordraven) om inlichtingen over de zaak te geven en te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden, op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd (in beginsel op een dinsdag),
verwijst de zaak naar de tweede rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken, voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juni 2005 tot en met september 2005, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
bepaalt dat [eiser 1] c.s. dan in persoon aanwezig zullen zijn en dat de OBW dan vertegenwoordigd zal zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
verzoekt de tijdige toezending van de stukken zoals onder 8. bedoeld,
houdt iedere verdere beslissing aan.
in de hoofdzaak en in het incident:
verstaat dat hoger beroep van dit vonnis alleen mogelijk is tegelijk met dat van het eindvonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2005.
De griffier de rechter