ECLI:NL:RBARN:2005:AT8920

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
25 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
117417
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen van de verzekeringnemer bij het invullen van een aanvraagformulier voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering

In deze zaak stond de vraag centraal of de gedaagde, bij het invullen van het aanvraagformulier voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering in 1995, zijn rugklachten had moeten melden. De eiser, AEGON Schadeverzekering N.V., stelde dat de gedaagde bij het invullen van het formulier onjuiste en onvolledige informatie had verstrekt, wat leidde tot de vernietiging van de verzekering op grond van artikel 251 van het Wetboek van Koophandel. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde, ondanks zijn verweer dat hij de Nederlandse taal niet goed beheerste en hulp had gekregen bij het invullen van het formulier, verplicht was om alle relevante informatie te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde zijn rugklachten had moeten melden, aangezien dit expliciet werd gevraagd op het aanvraagformulier. Hierdoor was er sprake van verzwijging van informatie, wat de verzekeraar het recht gaf om de verzekering te vernietigen. AEGON vorderde een bedrag van € 8.021,19, dat bestond uit de hoofdsom en wettelijke rente, en de rechtbank wees deze vordering toe. De rechtbank oordeelde ook dat de gedaagde in de proceskosten moest worden veroordeeld, die op € 1.139,78 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 25 mei 2005.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 117417 / HA ZA 04-1608 Datum vonnis: 25 mei 2005
Vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap
AEGON SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
procureur mr. B.J. Schadd,
advocaat mr. A.F. Griffioen te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur en advocaat mr. S. Striekwold.
Partijen zullen hierna Aegon en [gedaagde] genoemd worden.
Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 november 2004
- producties ten behoeve van de comparitie van de zijde van Aegon
- het proces-verbaal van comparitie van 17 februari 2005, alsmede de ter comparitie door Aegon overgelegde vier producties en de productie die door [gedaagde] is overgelegd.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
[gedaagde] is in 1995 een eigen onderneming gestart. Zijn boekhouder, de heer [betrokkene 1], heeft hem geadviseerd een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten en heeft hem in oktober 1996 geholpen bij het invullen van het aanvraagformulier van Aegon.
Op de gezondheidsverklaring behorend bij het aanvraagformulier staan de volgende vragen.
“Hebt u klachten, aandoening of gebreken (gehad) van:
-uw rug, gewrichten, banden of spieren?
-enige andere aandoening, klacht of gebrek hier niet genoemd?
zo ja welke?
-Wordt u nu of werd u in der afgelopen periode van 3 jaar door een arts behandeld of gecontroleerd voor enige klacht, aandoening of gebrek?”
Deze vragen zijn door [gedaagde] ontkennend beantwoord.
Met ingang van 1 november 1996 is [gedaagde] tegen arbeidsongeschiktheid verzekerd bij Aegon.
In de polisvoorwaarden staat het volgende vermeld.
“Bij het sluiten van deze verzekering zijn wij er vanuit gegaan dat de gegeven inlichtingen en verklaringen juist en volledig waren. Verzwegen gegevens en onjuist of onvolledig gegeven antwoorden op onze vragen kunnen voor ons een reden zijn om de nietigheid van deze verzekering in te roepen.”
Met ingang van 10 april 2000 heeft [gedaagde] zich arbeidsongeschikt gemeld bij Aegon als gevolg van rugklachten die ontstonden door nierstenen. Gedurende deze arbeidsongeschiktheidsperiode is [gedaagde] met toestemming van Aegon op vakantie naar Turkije gegaan. Tijdens deze vakantie heeft [gedaagde] een auto-ongeluk gehad, waardoor de rugklachten (langer) bleven voortduren. De nierstenen zijn er na de vakantie uitgekomen. De arbeidsongeschiktheidsperiode heeft in totaal acht maanden geduurd.
Aegon heeft [gedaagde] op grond van de op 10 april 2000 gedane schademelding in totaal f 26.465,-- betaald.
De huisarts van [gedaagde] heeft op 4 december 2000 een schriftelijke verklaring opgesteld waarin het volgende is opgenomen. “De heer [gedaagde] (...) heeft al lang rugpijn (sinds ’89). Het jaar op en neer. (...)Meestal krijgt hij wat arbeidsrust en ’t advies is niet te zwaar te tillen. (...)Ik ken hem als iemand die zeer vaak rugklachten heeft.”
Bij schrijven 5 februari 2001 heeft Aegon met een beroep op artikel 251 Wetboek van Koophandel (WvK) de verzekerings-overeenkomst vernietigd.
Het geschil
Aegon vordert dat de rechtbank [gedaagde] zal veroordelen om aan Aegon een bedrag van € 8.021,19 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 6.102,79 vanaf 19 augustus 2004 en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
Het gevorderde bedrag is opgebouwd uit:
de hoofdsom € 6.102,79
wettelijke rente tot 19/8/2004 € 1.129,43
buitengerechtelijke kosten € 788,97 +
€ 8.021,19
Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt Aegon dat [gedaagde] bij het invullen van het vragenformulier ten onrechte heeft verzwegen dat hij rugklachten heeft gehad. Aegon heeft de verzekering vernietigd ex artikel 251 WvK. Hierdoor is de uitkering van het bedrag naar aanleiding van door [gedaagde] ingediende schadeclaim zonder rechtsgrond verricht. Omdat er volgens Aegon geen sprake is van kwaad opzet aan de zijde van [gedaagde] heeft zij op het onverschuldigd aan [gedaagde] betaalde bedrag van f 26.465,-- de door hem betaalde premies ad in totaal
f 13.016,20 in mindering gebracht.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
De beoordeling
Kernpunt van het geschil is of [gedaagde] in 1995 bij het invullen van het aanvraagformulier voor de verzekering zijn rugklachten had moeten melden.
Een verzekeraar als Aegon dient zich een beeld te kunnen vormen van de gezondheidstoestand van de aspirant-verzekerde teneinde het mogelijke risico te kunnen beoordelen. Derhalve is het de verplichting van een aspirant-verzekerde de vragen op het aanvraagformulier juist en volledig in te vullen. Deze verplichting blijkt mede uit de onder 2.3. en 2.4. weergegeven passages uit het aanvraagformulier en de polis.
[gedaagde] had naar aanleiding van de vraag ‘Hebt u klachten, aandoening of gebreken (gehad) van: uw rug, gewrichten, banden of spieren?’ moeten meedelen aan de verzekeraar dat hij rugklachten heeft gehad. Nu hij dit niet heeft gedaan is er sprake van verzwijging in de zin van artikel 251 WvK. Daaraan doet, in het licht van artikel 251 Wvk, niet af dat niet vast is komen te staan dat hij te kwader trouw heeft gehandeld, Aegon gaat er zelfs vanuit dat hij te goeder trouw heeft gehandeld.
[gedaagde] heeft als verweer gevoerd dat hij ten tijde van het invullen van het aanvraagformulier de Nederlandse taal niet beheerste. Het formulier is daarom met hulp van de heer [betrokkene 1] ingevuld, zo heeft hij gesteld. [betrokkene 1] was blijkbaar niet alleen zijn boekhouder maar ook tussenpersoon van Aegon en trad dus blijkbaar zowel voor [gedaagde] als voor Aegon op. [gedaagde] wilde een verzekering afsluiten. Het is de verplichting van de verzekeringnemer dat hij zich ervan vergewist dat de formulieren correct worden ingevuld, ook wanneer dit met hulp van een derde wordt gedaan. De omstandigheid dat hij de Nederlandse taal indertijd niet of onvoldoende machtig was, kan [gedaagde] Aegon niet tegenwerpen; het is aan hem als aanvrager van de verzekering om zich te voorzien van deskundige bijstand, die hij kennelijk heeft gezocht bij [betrokkene 1]. Nu niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] tegen [betrokkene 1] gezegd heeft dat hij wel al langere tijd bekend was met rugklachten, kan [betrokkene 1] in zoverre geen verwijt treffen. Er kan dan ook geen sprake zijn van een aan Aegon toe te rekenen tekortschieten van [betrokkene 1] als haar vertegenwoordiger. Het verweer treft in zoverre dan ook geen doel.
[gedaagde] heeft voorts als verweer gevoerd dat de periode tussen 1989, toen hij rugklachten had, en 1995, toen hij het aanvraagformulier invulde, te lang is om relevant te zijn voor de aanvraag van de verzekering.
Uit de verklaring van de huisarts volgt echter dat [gedaagde] sinds 1989 regelmatig terugkerende rugklachten had, oorzaak vindend in zijn tengere bouw in combinatie met zijn werkzaamheden. Wel is het zo dat hij hierdoor nooit zodanig is uitgevallen voor zijn werk dat hij een beroep op de verzekering moest doen. Pas in 2000 heeft hij voor het eerst aanspraak gemaakt op een uitkering ingevolge de verzekering. De oorzaak voor zijn rugklachten waren toen anders dan die de huisarts heeft omschreven, namelijk nierstenen en daaropvolgend een auto-ongeluk. Dit laat onverlet dat [gedaagde] bij de aanvraag van de verzekering alles aan de verzekeraar moest melden wat van belang kon zijn voor het inschatten van het te verzekeren risico door de verzekeraar. Dit brengt mee dat hij ook zijn eerdere rugklachten had moeten melden, met name nu daar ook expliciet naar werd gevraagd op de gezondheidsverklaring. Het is vervolgens aan de verzekeraar om eventueel een medisch specialist in te schakelen om te beoordelen of hij de verzekering, al dan niet onder dezelfde voorwaarden, wil afsluiten. Ook dit verweer van [gedaagde] treft daarom geen doel.
[gedaagde] had in 1995 dus zijn rugklachten moeten meedelen. Nu hij dit niet gedaan heeft, is er sprake van verzwijging in de zin van artikel 251 WvK. Aegon kon daarom de verzekering vernietigen, zoals zij heeft gedaan bij brief van 5 februari 2001. Deze vernietiging heeft op grond van 3:53 BW terugwerkende kracht. Dit betekent dat het bedrag dat is uitgekeerd als gevolg van de schadeclaim zonder rechtsgrond, en dus onverschuldigd, is betaald. Het bedrag kan daarom teruggevorderd worden door Aegon. De vordering voor zover gericht op betaling van de hoofdsom zal daarom worden toegewezen.
Aegon heeft een bedrag ad € 1.129,43 aan wettelijke rente over de hoofdsom gevorderd vanaf het moment van intreden van verzuim op 30 augustus 2001 tot het moment van dagvaarding op 19 augustus 2004. Zij voert daartoe aan dat zij [gedaagde] op 16 augustus 2001 per brief ingebreke heeft gesteld. In die brief is een betalingstermijn van twee weken opgenomen. [gedaagde] heeft niet binnen deze termijn betaald of enige vorm van inhoudelijke verweer gegeven, aldus Aegon.
[gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist. Hij voert daartoe aan dat hij Aegon op 28 augustus 2001 een fax heeft gestuurd. In deze fax heeft hij gesteld dat hij niets heeft verzwegen bij het invullen van het aanvraagformulier. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt echter dat dit verweer niet opgaat. Dit betekent dat [gedaagde], na in gebreke te zijn gesteld bij brief van 16 augustus 2001, twee weken later in verzuim is geraakt zodat de wettelijke rente over de hoofdsom is verschuldigd vanaf 30 augustus 2001.
Aegon heeft buitengerechtelijke kosten gevorderd. Aegon heeft nagelaten de omschrijving te geven van de verrichtingen, anders dan die ter voorbereiding van de processtukken en ter instructie van de zaak. Niet is vast komen te staan dat vóór aanvang van het geding andere of meer kosten zijn gemaakt dan die welke ter voorbereiding van een geding in het algemeen redelijk en noodzakelijk zijn. De rechtbank zal de vordering voor zover gericht op vergoeding van de buitengerechtelijk kosten dan ook afwijzen.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Aegon worden begroot op:
- dagvaarding € 83,78
- vast recht 288,00
- salaris procureur 768,00 (2 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 1.139,78
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt [gedaagde] om aan Aegon Schadeverzekering een bedrag van € 6.102,79 (zesduizend tweehonderd twee euro en negenenzeventig cent) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2001 tot de dag van betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure; deze kosten worden, voor zover tot op heden aan de zijde van Aegon Schadeverzekering gevallen, bepaald op € 1.139,78 (€ 83,78 explootkosten, € 288,00 wegens verschotten en € 768,00 wegens salaris procureur);
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Vaessen en uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2005.
de griffier de rechter