Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/090615-04
Datum zitting: 15 april 2005 en 01 juli 2005
Datum uitspraak: 15 juli 2005
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen, Verlengde Ooyerhoekseweg 21 Zutphen.
Raadsman: mr. W.H.G. van Baarle, advocaat te Breda.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 december 2004 te Nederhemert-Noord, gemeente Zaltbommel althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk en met voorbedachte rade C.P.J. [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk, in rustig en kalm beraad, althans na een (kort) tevoren genomen besluit met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden,
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 27 december 2004 te Nederhemert-Noord, gemeente Zaltbommel althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (o.a bevattende een hoeveelheid geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan C.P.J. [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met een auto tegen de auto van [slachtoffer] is gereden en/of hem met de auto heeft afgesneden en/of (op die wijze) tot stilstand heeft gedwongen/gebracht en/of voornoemde [slachtoffer] met een vuurwapen heeft bedreigd en/of met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer], welk feit de dood van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
hij op of omstreeks 27 december 2004 te Nederhemert-Noord, gemeente Zaltbommel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld C.P.J. [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met onder andere als inhoud geld), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met een auto tegen de auto van [slachtoffer] is gereden en/of hem met de auto heeft afgesneden en/of (op die wijze) tot stilstand heeft gedwongen/gebracht en/of voornoemde [slachtoffer] met een vuurwapen heeft bedreigd en/of heeft gezegd: 'geef geld' en/of met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer], welk feit de dood van genoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 15 april 2005 en 01 juli 2005 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. W.H.G. van Baarle, advocaat te Breda.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd [naam] en [naam].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte – met vrijspraak van het primair tenlastegelegde (moord) – ter zake van het primair tenlastegelegde (doodslag) zal worden veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van elf (11) jaren met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht.
De officier van justitie heeft voorts het standpunt ingenomen dat de vordering van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van € 7.900,30 dient te worden toegewezen en gevorderd dat er een schadever-goedingsmaat-regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opge-legd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 158 dagen hechte-nis.
De officier van justitie is voorts van mening dat de gevorderde schade door de benadeelde partij [naam] niet rechtstreeks is toegebracht door het tenlastegelegde zodat hij van mening is dat de benadeelde partij niet-ontvanke-lijk dient te worden verklaard in de vorde-ring.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen het primair tenlastegelegde (moord) en zal verdachte daarvan vrij-spreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde (doodslag) heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 27 december 2004 te Nederhemert-Noord, gemeente Zaltbommel opzettelijk C.P.J. [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk, met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden,
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat het primair tenlastegelegde (doodslag) niet bewezen kan worden verklaard. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het nooit de bedoeling van verdachte is geweest om [slachtoffer] van het leven te beroven. Verdachte heeft enkel met het wapen willen dreigen. Volgens de raadsman zijn er geen aanwijzingen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] heeft aanvaard, helemaal nu verdachte ervan uit is gegaan dat het wapen op ‘veilig’ stond.
De rechtbank deelt deze mening niet en verwerpt het verweer.
De rechtbank is van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat verdachte, terwijl [slachtoffer] – daartoe door verdachte gedwongen – op zijn knieën vóór hem zat, een pistool in zijn hand heeft gehad, dit op [slachtoffer] dan wel vlak naast hem gericht heeft en op het moment dat verdachte dacht iets aan zijn hand/arm te voelen, de trekker van het pistool heeft overgehaald waardoor [slachtoffer] door het hoofd werd geschoten en tengevolge waarvan deze [slachtoffer] ter plaatse is overleden.
Volgens de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut, gedateerd 07 maart 2005, zijn er geen directe aanwijzingen gevonden dat met een geladen en een al dan niet gespannen pistool een schot kan worden gelost zonder aan de trekker te komen. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat iemand anders dan verdachte de trekker van het pistool heeft overgehaald; zulks is overigens ook niet door verdachte aangevoerd.
De rechtbank is tevens van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet aannemelijk is geworden dat er een worsteling heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] tengevolge waarvan het pistool per ongeluk is afgegaan.
Voor een bewezenverklaring van doodslag dient vast te staan dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer]. Verdachte heeft niet verklaard en ook overigens is niet gebleken dat hij het slachtoffer willens en wetens van het leven heeft willen beroven. Dit zo zijnde kan “gewoon” opzet niet worden bewezen en dient te worden onderzocht of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer].
Blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad is voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Onder een aanmerkelijke kans dient volgens de Hoge Raad te worden verstaan een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. Bij het oordeel aangaande de aanmerkelijkheid van de kans mag de waarde van het bedreigde rechtsbelang geen rol spelen. Er dient wel rekening te worden gehouden met de feitelijke context van de gedraging.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van algemene ervaringsregelen worden aangenomen dat wanneer iemand een (door)geladen pistool richt op een andere persoon dan wel vlak naast die persoon en deze persoon voor hem beweegt al dan niet in zijn richting en de trekker van het pistool vervolgens wordt overgehaald, er sprake is van een aanmerkelijke kans op het getroffen worden door de afgevuurde kogel in enig vitaal orgaan of lichaamsdeel en daardoor het overlijden van het slachtoffer.
De verdachte moet zich hiervan bewust zijn geweest. Door niettemin de trekker van het pistool over te halen terwijl hij wist dat in het pistool een magazijn met patronen zat en terwijl hij op het moment van in ontvangst nemen van dat pistool, hem op zijn verzoek aangereikt door de mededader, niet had gecontroleerd of de veiligheidspal het pistool had vergrendeld, kan het niet anders zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer bewust heeft aanvaard.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen feit of omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 03 juni 2005;
De rechtbank overweegt verder nog als volgt.
Verdachte heeft op 27 december 2004 de heer [slachtoffer] van het leven beroofd door hem met een pistool door het hoofd te schieten.
Daags tevoren heeft verdachte met zijn mededader het plan om een casinobezoeker van zijn geld te beroven besproken. Verdachte heeft vervolgens in de nacht van 27 december 2004 samen met zijn mededader besloten om [slachtoffer] van zijn geld te beroven, nu na observatie in het casino was gebleken dat [slachtoffer] veel geld had gewonnen en derhalve een goed slachtoffer was. Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer geruime tijd in de auto achtervolgd en hebben hem vervolgens afgesneden met hun auto waardoor een botsing is ontstaan en waarna het slachtoffer uit de auto is gestapt. Buiten is het slachtoffer onder bedreiging van een pistool gedwongen op zijn knieën te gaan zitten en heeft hij zijn geld moeten afstaan. Doordat verdachte dacht iets aan zijn hand/arm te voelen heeft hij met het pistool geschoten waardoor het slachtoffer ter plaatse is overleden.
Vanwege het zeer gewelddadige karakter van het feit en de omstandigheden waaronder dat plaatsvond is het verlies voor de nabestaanden van de heer [slachtoffer] des te schokkender en het ver-driet des te moeilijker te dragen en te verwerken.
De omstandigheden waaronder deze doodslag heeft plaatsgevonden hebben een grote schok voor de samenleving teweeggebracht en hebben daarnaast het algemene gevoel van onveiligheid in de samenleving versterkt.
Nu verdachte niet heeft willen meewerken aan een rapportage en hij derhalve volledig verantwoordelijk moet worden geacht voor zijn handelen is een zeer langdurige gevangenisstraf van na te noemen duur de enige passende reactie op hetgeen verdachte heeft begaan, waarbij de rechtbank enigermate zal afwijken van hetgeen door de officier van justitie is geëist. De rechtbank heeft zich bij de strafoplegging mede laten leiden door de in vergelijkbare gevallen opgelegde straffen.
6a. De beoordeling van de civiele vorde-ring(en), alsmede de
gevor-derde op-legging van de schadevergoedings-maat-regel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De rechtbank zal de civiele vordering van [naam] tot een bedrag van € 7.900,30 aan materiële schade toewijzen. Hierbij is de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken naar redelijkheid en billijkheid op dat bedrag vastgesteld.
Voor de toegewezen vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplich-ting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevor-derde door zijn mededader is of wordt voldaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de door hem geleden schade niet recht-streeks is toegebracht door het jegens verdachte bewezenverklaarde feit. Mogelijk kan de benadeelde partij deze schade verhalen via de burgerlijke rechter.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 24c, 36f, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde (moord).
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde (doodslag), zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN (9) JAREN.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [naam] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [naam], wonende te [adres], te betalen € 7.900,30 (zegge zevenduizendnegenhonderd euro en dertig cent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 7.900,30, subsidiair 158 dagen hechtenis.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam], wonende te [adres], te betalen € 7.900,30 , (zegge zevenduizendnegenhonderd euro en dertig cent), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 158 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting tot betaling aan het slachtoffer niet opheft.
- Bepaalt dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. C. Lely-Van Goch, als voorzitter,
mr. A.Th.M. Vrijhoeven, rechter,
mr. E.M. Vermeulen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M de Wild, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2005.