ECLI:NL:RBARN:2005:AT9433

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/900000-05
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal met geweldpleging die de dood van het slachtoffer ten gevolge had

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 15 juli 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 december 2004 samen met een mededader een gewapende diefstal heeft gepleegd, waarbij het slachtoffer, C.P.J. [slachtoffer], is overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader het slachtoffer hebben achtervolgd en met een auto hebben afgesneden, waarna de mededader het slachtoffer onder bedreiging van een pistool heeft gedwongen om zijn geld af te geven. Tijdens deze confrontatie heeft de mededader het pistool afgevuurd, wat resulteerde in de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan diefstal met geweld, maar heeft de doodslag niet bewezen geacht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van achttien maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis, en heeft een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 7.900,30 aan de benadeelde partij toegewezen, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie bij niet-betaling. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het delict, de impact op de samenleving en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en antisociale kenmerken.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer voor kinderstrafzaken
Parketnummer : 05/900000-05
Datum zitting: 15 april 2005, 01 juli 2005
Datum uitspraak: 15 juli 2005
VERKORT VONNIS
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in RIJ Den Hey-Acker locatie Vught, Lunettenlaan 501
Vught.
Raadsvrouw: mr. M.R. van Gemert, advocate te Lent.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 december 2004 te Nederhemert-Noord, gemeente Zaltbommel,althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk C.P.J. [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande datverdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting (van het hoofd) van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 27 december 2004 te Nederhemert-Noord, gemeente Zaltbommel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (o.a bevattende een hoeveelheid geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan C.P.J. [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met een auto tegen de auto van [slachtoffer] is gereden en/of hem met de auto heeft afgesneden en/of (op die wijze) tot stilstand heeft gedwongen/gebracht en/of voornoemde [slachtoffer] met een vuurwapen heeft bedreigd en/of met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting (van het hoofd) van die [slachtoffer], welk feit de dood van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 27 december 2004 te Nederhemert-Noord, gemeente Zaltbommel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld C.P.J. [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met als inhoud onder andere geld), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met een auto tegen de auto van [slachtoffer] is gereden en/of hem met de auto heeft afgesneden en/of (op die wijze) tot stilstand heeft gedwongen/gebracht en/of voornoemde [slachtoffer] met een vuurwapen heeft bedreigd en/of heeft gezegd 'geef me je geld' en/of met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting (van het hoofd) van die [slachtoffer], welk feit de dood van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad ;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 15 april 2005 en 01 juli 2005 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is op 15 april 2005 bijgestaan door mr. A. Kilic-Sahin, advocate te Lent en op 01 juli 2005 door mr. M.R. van Gemert, advocate te Lent.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd [naam] en [naam].
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte – met vrijspraak van het primair tenlastegelegde – ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot:
- jeugddetentie voor de duur van vierentwintig (24) maanden, met aftrek van de tijd in verzeke-ring en voorlopige hechtenis doorge-bracht;
- voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde op te leggen jeugdreclasse-ringstoezicht.
De officier van justitie heeft voorts het standpunt ingenomen dat de vordering van de benadeelde partij [naam] tot een bedrag van € 7.900,30 dient te worden toegewezen en gevorderd dat er een schadever-goedingsmaat-regel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opge-legd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 158 dagen hechte-nis.
De officier van justitie is voorts van mening dat de gevorderde schade door de benadeelde partij [naam] niet rechtstreeks is toegebracht door het tenlastegelegde zodat hij van mening is dat de benadeelde partij niet-ontvanke-lijk dient te worden verklaard in de vorde-ring.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging ge-voerd.
3. De beslis-sing inzake het bewijs
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastege-legd en zal verdachte daarvan vrij-spreken.
Nadere bewijsoverweging:
De rechtbank is van oordeel dat uit de wettige bewijsmiddelen niet kan worden geconcludeerd dat verdachte de doodslag op C.P.J. [slachtoffer] samen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Evenmin kan uit de wettige bewijsmiddelen worden afgeleid dat verdachte de doodslag alleen heeft gepleegd. Integendeel; de rechtbank heeft slechts de medeverdachte schuldig bevonden aan bedoelde doodslag en hem daartoe veroordeeld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 27 december 2004 te Nederhemert-Noord, gemeente Zaltbommel, tezamen en in vereniging met een ander op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (o.a bevattende een hoeveelheid geld), toebehorende aan C.P.J. [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander met een auto tegen de auto van [slachtoffer] is gereden en hem met de auto heeft afgesneden en (op die wijze) tot stilstand heeft gedwongen/gebracht en voornoemde [slachtoffer] met een vuurwapen heeft bedreigd en met een vuurwapen een kogel heeft afgevuurd in de richting (van het hoofd) van die [slachtoffer], welk feit de dood van voornoemde [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen en het feit de dood ten gevolge heeft.
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt door drs. I.M. van Woudenberg, psycholoog, en drs. J.M.J.F. Offermans, psychi-ater, in samenwerking met de forensische milieuonderzoeker M. Eikelenboom-Coolen, geda-teerd 27 juni 2005, waarin zij het volgende conclu-deren:
“Er is bij betr. sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een gedragsstoornis beginnend in de adolescentie. Voorts zijn er antisociale en narcistische kenmerken in de persoonlijkheidsstructuur te onderkennen, die zich op termijn zouden kunnen ontwikkelen tot een persoonlijkheidsstoornis. (...)
Genoemde gedragsstoornis heeft invloed gehad op betrokkenes handelen ten tijde van het tenlastegelegde.
Betrokkenes handelen werd voor een deel bepaald door zijn egocentriciteit, zijn gebrek aan empathisch vermogen, zijn lacunaire gewetensfuncties, zijn afhankelijkheid van zorg en steun en zijn angst voor verlating. Deze aspecten zijn deels te herleiden tot genoemde gedragsstoornis, deels tot de antisociale en narcistische elementen in betrokkenes persoonlijkheidsstructuur. Betrokkene kon de relatieproblemen met zijn (ex-)vriendin onvoldoende hanteren en zocht steun bij zijn neef, door wie hij zich vervolgens heeft laten beïnvloeden. Anderzijds was betrokkene er wel van op de hoogte, dat zijn neef voornemens was een casinobezoeker te beroven en wist hij tevens, dat zijn neef in het bezit was van een pistool. (...)
Betr. kan als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd voor het hem ten laste gelegde.”
De rechtbank verenigt zich met die conclusie en maakt die tot de hare.
Overeenkomstig deze conclusie kan niet worden gezegd dat verdachte niet strafbaar is. Er is voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 03 juni 2005;
- het reeds hiervoor aangehaalde multidisciplinaire rapport betreffende verdachte;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd 05 januari 2005.
De rechtbank overweegt verder nog als volgt.
Verdachte heeft zich op 27 december 2004 samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met geweld op de openbare weg waarbij gebruik is gemaakt van een pistool en tengevolge waarvan de heer [slachtoffer] is komen te overlijden. Daags tevoren heeft verdachte met zijn mededader het plan om een casinobezoeker van zijn geld te beroven besproken waarbij hij het pistool van zijn mededader gezien en vastgehouden heeft. Verdachte heeft vervolgens in de nacht van 27 december 2004 samen met zijn mededader besloten om [slachtoffer] van zijn geld te beroven, nu na observatie in het casino was gebleken dat [slachtoffer] veel geld had gewonnen en derhalve een goed slachtoffer zou zijn. Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer geruime tijd in de auto achtervolgd en hebben hem vervolgens afgesneden met hun auto waardoor een botsing is ontstaan en waarna het slachtoffer uit de auto is gestapt. Buiten is het slachtoffer door de mededader van verdachte onder bedreiging van een pistool gedwongen op zijn knieën te gaan zitten en heeft hij zijn geld moeten afstaan. Doordat de mededader vervolgens dacht iets aan zijn hand te voelen heeft deze mededader met het pistool geschoten waardoor het slachtoffer ter plaatse is overleden.
De rechtbank is van oordeel dat het hier een doordachte en zeer gewelddadige diefstal betrof. Vanwege het gewelddadige karakter van het feit en de omstandigheden waaronder dat plaatsvond is het verlies voor de nabestaanden van de heer [slachtoffer] des te schokkender en het ver-driet des te moeilijker te dragen en te verwerken. Tevens brengt een gewapende diefstal die zich afspeelt op straat en waarbij het slachtoffer komt te overlijden voor de samenleving een grote schok teweeg en versterkt het algemene gevoel van onveiligheid in de samenleving.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak geen andere straf in aanmerking komt dan een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie. Gelet op de mate van betrokkenheid van verdachte bij het misdrijf en zijn persoonlijkheid, alsmede de beïnvloeding die er van zijn mededader op hem uitging, en rekening houdend met de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen van kortere duur dan door de officier van justitie geëist is.
Uit het reeds aangehaalde multidisciplinair rapport is duidelijk geworden dat er bij verdachte ten tijde van het plegen van het feit sprake was van een stoornis van de geestvermogens en dat betrokkenes beïnvloedbaarheid, zijn behoefte aan steun, zijn angst voor verlating, zijn gebrek aan identiteit, zijn onvoldoende zelfsturende mechanismen van belang zijn voor de kans op recidive. De onderzoekers zijn de mening toegedaan, dat een intensieve forenische-psychiatrische deeltijdbehandeling (mogelijk later gevolgd door een minder intensief poliklinisch contact) het beste recht zal doen aan de aard en de ernst van betrokkenes problemen. Hierbij gaan de gedachten uit naar de forensische deeltijdbehandeling van de Viersprong te Halsteren. Een dergelijke behandeling kan naar de mening van de deskundigen het beste aan betrokkene worden opgelegd in het kader van een voorwaardelijke PIJ, zodat er voldoende toezicht kan worden uitgeoefend op de voortgang van de behandeling en er tevens een ‘stok achter de deur’ is in de vorm van de mogelijkheid van een onvoorwaardelijke PIJ, waar betrokkene gevoelig voor lijkt.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat gelet op hetgeen hiervoor is
overwogen en mede gelet op het feit dat verdachte een feit heeft gepleegd waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, en voorts in aanmerking genomen dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eist en dat de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte is en de noodzakelijke behandeling kan bieden, het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen mogelijk is. Gelet op het advies van de deskundigen zal de maatregel voorwaardelijk worden opgelegd.
Als bijzondere voorwaarde zal de rechtbank, gelet op het advies van de deskundigen, bepalen dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen door of namens de Jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij de Viersprong te Halsteren, of een soortgelijke instelling.
6a. De beoordeling van de civiele vorde-ring(en), alsmede de
gevor-derde op-legging van de schadevergoedings-maat-regel
De benadeelde partijen hebben overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vorde-ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
De rechtbank zal de civiele vordering van [naam] tot een bedrag van € 7.900,30 aan materiële schade toewijzen. Hierbij is de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken naar redelijkheid en billijkheid op dat bedrag vastgesteld.
Voor de toegewezen vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoe-dingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplich-ting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebe-drag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevor-derde door zijn mededader is of wordt voldaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij [naam] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat de door hem geleden schade niet recht-streeks is toegebracht door het jegens verdachte bewezenverklaarde feit. Mogelijk kan de benadeelde partij deze schade verhalen via de burgerlijke rechter.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 27, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 310 en 312 van het Wetboek van Straf-recht.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
- een jeugddetentie voor de duur van ACHTTIEN (18) MAANDEN.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
- de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Bepaalt dat deze maatregel niet zal worden tenuitvoergelegd, ten-zij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerleg-ging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proef-tijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel niet is nagekomen de volgende bijzondere voorwaarde:
“Veroordeelde zal zich gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, welke hem door of namens de jeugdreclassering van het Leger des Heils worden gegeven, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij de Viersprong te Halsteren, dan wel een soortgelijke instantie.”
Met opdracht aan de Jeugdreclassering ingevolge artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam].
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover [medeverdachte] betaalt ook veroordeelde daardoor tegenover [naam] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan G.R. [slachtoffer], wonende te [adres], te betalen € 7.900,30 (zegge zevenduizendnegenhonderd euro en dertig cent).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding ad € 7.900,30, subsidiair 158 dagen jeugddetentie.
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [naam], wonende te [adres], te betalen € 7.900,30, (zegge zevenduizendnegenhonderd euro en dertig cent), bij gebreke van volledi-ge betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 158 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting tot betaling aan het slachtoffer niet opheft.
- Bepaalt dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. C. Lely-Van Goch, kinderrechter, als voorzitter,
mr. A.Th.M. Vrijhoeven, rechter,
mr. E.M. Vermeulen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. de Wild, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2005.