Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 102135 / HA ZA 03-1178
Datum vonnis: 15 juni 2005
1. [eiser],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser],
wonende te [woonplaats],
3. [eiser],
wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. W.H.B.K. Brunet de Rochebrune,
advocaat mr. I. van Bekkum te Nijmegen,
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur en advocaat mr. J.C.M. Bonnier.
Eisers worden hierna gezamenlijk van [eiser] genoemd, gedaagde [gedaagde].
1. Het verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure tot het tussenvonnis van 29 oktober 2004 wordt naar dat vonnis verwezen. Ter uitvoering van het tussenvonnis is een comparitie van partijen gehouden. Daarbij is mondeling tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft getuigenverhoor plaatsgevonden. De processen-verbaal daarvan bevinden zich bij de stukken. Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.
2.1 Tussen [eiser], waarvan de vennoten waren [eiser], eiser sub 1, [eiser], eiseres sub 2, en [eiser], eiser sub 3, als verkoper en [gedaagde] [gedaagde], als koper, is op 28 maart 2003 een overeenkomst tot stand gekomen ter zake van de verkoop en levering van [adres] te [woonplaats].
2.2 In de koopovereenkomst wordt onder meer vermeld:
1. Deze verkoop en koop is geschied voor de totale koopsom van € [bedrag].
5. De eigendomsoverdracht van het verkochte, alsmede de voldoening van de overeengekomen koopsom welke gestort dient te worden op de derdengeldrekening van [getuige] te [woonplaats] en de feitelijke levering van het gekochte zal heden dd 28.03.03 doch uiterlijk op 1 april 2003 plaatsvinden via ondertekening van deze overeenkomst.
10. Een partij is in verzuim jegens de wederpartij ingeval de wederpartij, na schriftelijke sommatie, in gebreke is gesteld in de nakoming van enige verplichting uit hoofde van deze overeenkomst, waaronder begrepen het betalen van een eventueel overeengekomen waarborgsom of het stellen van een bankgarantie indien dit overeengekomen is. Ingebrekestelling moet steeds schriftelijk geschieden met inachtneming van een termijn van zeven dagen.
12. Ingeval .... de koper, na sommatie, in verzuim blijft de verschuldigde koopprijs aan de verkoper te voldoen, zal de nalatige partij onherroepelijk aan de wederpartij een boete verbeuren, welke boete gelijk is aan 20% van de koopprijs van het verkochte exclusief BTW. Deze boete laat onverlet dat de wederpartij gerechtigd is integrale nakoming te vorderen van deze overeenkomst met aanvullende schadevergoeding, dan wel een vervangende schadevergoeding in het kader van de ontbinding van deze koopovereenkomst naast de hiervoor omschreven opeisbare, niet voor rechterlijke matiging vatbare boete.
18. Verkoper en koper verklaren dat zij in de akte van levering afstand zullen doen van ontbindingsrechten.
19. Koper neemt op de datum van de feitelijke levering de courante voorraden over van verkoper tegen de inkoop factuurprijzen van de laatst bekende facturen. Partijen zullen hier gezamenlijk een lijst van opmaken. Betaling van de voorraden zal plaatsvinden gelijktijdig met de betaling van de koopprijs van het verkochte.
20. Betaling van de koopsom zal plaats vinden op uiterlijk 15 april 2003 op de eerder genoemde derdenrekening.
2.3 [eiser] is bij de verkoop bijgestaan door [belanghebbende]. [gedaagde] werd bij de onderhandelingen bijgestaan door haar raadsman, mr. Bonnier.
2.4 De zaal van [eiser] voldeed niet aan de daaraan te stellen eisen met betrekking tot geluidsisolatie. [gedaagde] was daarmee bekend.
2.5 Door [gedaagde] een bedrag van € [bedrag] voldaan.
2.6 De voorraadlijst is door [eiser] en door [werknemer] voor akkoord getekend, met vermelding “totaal € [bedrag].”
2.7 Bij brief van 17 april 2003 stelt [gedaagde] schade te hebben geleden tot een bedrag van € [bedrag] omdat de brouwerij haar in plaats van een schenking een lening heeft verstrekt van € [bedrag] die in tien jaarlijkse termijnen van € [bedrag] moet worden terugbetaald. In die brief stelt [gedaagde] [belanghebbende] “c.q. de verkopende partij” aansprakelijk voor de door haar geleden schade bestaande uit het voormelde bedrag van € [bedrag] en de juridische kosten.
2.8 Op 29 april 2003 heeft [eiser] [gedaagde] een factuur gestuurd ter hoogte van € [bedrag] voor door [eiser] voldane exploitatiekosten en door [gedaagde] overgenomen voorraden. [gedaagde] heeft van die factuur een bedrag van € [bedrag] voldaan. Bij brief van 4 juni 2003 heeft [gedaagde] zich op het standpunt gesteld dat zij niet gehouden is enig bedrag te voldoen. Zij stelt daarbij onder meer dat een gedeelte van de voorraad bedorven was en dat een aantal van de overgenomen zaken defect bleek te zijn.
2.9 Bij brief van 16 mei 2003 heeft [eiser] [gedaagde] in gebreke gesteld en bij brief van 13 juni 2003 gesommeerd om het restant van de koopsom en de kosten gemaakt voor verzekering en voorraden te betalen. Daarbij is tevens aangezegd dat bij niet betaling binnen zeven dagen de in artikel 12 van de koopovereenkomst genoemde boete verschuldigd zou zijn.
2.10 Door [eiser] is een bedrag van € [bedrag] aan pinbetalingen ontvangen die bestemd waren voor [gedaagde].
In conventie
3.1 [eiser] vordert de veroordeling door de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van [gedaagde] tot betaling aan hem van een bedrag van € [bedrag], te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € [bedrag] met ingang van 15 april 2003 en met de wettelijke rente over het bedrag van € [bedrag] met ingang van 21 juni 2003, beide rentes tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2 Hij voert daartoe aan dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst doordat zij nog een bedrag van € [bedrag] moet betalen. Daarnaast is [gedaagde] op grond van artikel 12 van de koopovereenkomst een boete van € [bedrag] verschuldigd, terwijl zij uit hoofde van onverrekende voorraden en verzekeringen nog € [bedrag] dient te betalen.
3.3 [gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Zij voert aan dat zij niet gehouden is het restant van de koopsom te voldoen omdat [belanghebbende], namens de verkopers, zou hebben toegezegd dat de brouwerij hen een bedrag van € [bedrag] zou schenken ten behoeve van de geluidsisolatie van de zaal van [eiser]. Nu gebleken is dat de brouwerij niet bereid was een bedrag te schenken, maar dit bedrag wilde lenen, meent [gedaagde] schade te hebben geleden. De lening van € [bedrag] dient in tien jaarlijkse termijnen van € [bedrag] te worden terugbetaald. [gedaagde] stelt derhalve gerechtigd te zijn het totale aan de brouwerij te betalen bedrag van € [bedrag] van de koopsom af te trekken.
In reconventie
3.4 In reconventie vordert [gedaagde] dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
a. de tussen partijen gesloten koopovereenkomst van 28 maart 2003 partieel ontbindt en bepaalt dat de tussen partijen overeengekomen koopprijs een bedrag van € [bedrag] behelst en voorts dat de rechtbank [eiser] veroordeelt tot het betalen van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € [bedrag] excl. BTW,
b. en [eiser] veroordeelt tot betaling aan haar van een bedrag van € [bedrag]
3.5 Subsidiair vordert [gedaagde] in voorwaardelijke reconventie de veroordeling van [eiser] tot betaling van een schadeloosstelling ad € [bedrag], te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten daarover ter hoogte van € [bedrag] excl. BTW, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente daarover gerekend vanaf 17 april 2003, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.
3.6 Ter onderbouwing van haar vordering in reconventie stelt [gedaagde] dat [eiser] haar onder valse voorwendsels heeft bewogen om de koopovereenkomst aan te gaan, terwijl zij, als zij de juiste toedracht had geweten die overeenkomst niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden was aangegaan. [gedaagde] stelt daardoor schade te hebben geleden tot een bedrag van € [bedrag], te weten de kosten die zij voor de lening van de brouwerij moet maken.
4. De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
4.1 Ingevolge artikel 3:44 lid 3 BW is een rechtshandeling vernietigbaar, indien sprake is van misleidend gedrag met de opzet de andere partij door dit misleidend gedrag tot het verrichten van de rechtshandeling te bewegen.
4.2 Nu [gedaagde] zich op het standpunt heeft gesteld dat de koopovereenkomst met [eiser] door listige kunstgrepen tot stand is gekomen, heeft de rechtbank in haar mondelinge tussenvonnis [gedaagde] toegelaten tot het bewijs dat [belanghebbende], namens de verkopers, aan [gedaagde] heeft toegezegd dat de brouwerij ([belanghebbende]) een bedrag van € [bedrag] zou schenken ten behoeve van de geluidsisolatie van [eiser].
4.3 Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft [gedaagde] [getuige], penningmeester van [gedaagde], [getuige] (toenmalig secretaris van [gedaagde]) en [getuige] (voorzitter van [gedaagde]) als getuigen voorgebracht. In contra-enquête heeft [eiser] [getuige], [getuige], accountmanager [belanghebbende], [getuige] en [getuige], horecamakelaar, als getuigen voorgebracht.
4.4 De heer [getuige] verklaarde:
De heer [belanghebbende] was daar (over het bod van € [bedrag]) toen ontstemd over en zei dat dat geen redelijk bod was omdat de brouwerij € [bedrag] zou schenken en wij daardoor eigenlijk maar € [bedrag] zouden betalen. U vraagt mij of ik zeker weet dat het woord schenken is gevallen, dat weet ik niet 100% zeker maar in ieder geval gebruikte hij het woord krijgen en was er bij ons geen enkele twijfel over dat het de bedoeling van de brouwerij was dat het bedrag zou worden geschonken.
De heer [getuige] verklaarde:
[belanghebbende] zei dat de schenking die door [belanghebbende] zou worden gedaan niet van het bod zou kunnen worden afgetrokken. U vraagt mij of ik zeker weet dat hij het woord schenking gebruikte, dat weet ik 100% zeker. Ik weet dat zo zeker omdat het ook een belangrijk punt was.....
ik kan me herinneren dat [belanghebbende] zei dat het een kado van [belanghebbende] was, dat hij had geregeld.
De heer [getuige] heeft verklaard:
In dat gesprek was wel duidelijk dat [belanghebbende] al over dit idee nadacht, maar er is niet over gesproken of dat in de vorm van een lening of een schenking zou zijn.....
[belanghebbende] zei dat wij bij dat bod de € [bedrag] die hij voor ons had geregeld bij [belanghebbende] moesten optellen, omdat we het anders zomaar kado kregen. [belanghebbende] heeft nooit het woord lening gebruikt en ook nooit het woord schenking. Voor ons leed het echter geen enkele twijfel dat [belanghebbende] het bedrag zou schenken. [belanghebbende] zei dat we die € [bedrag] zouden krijgen. Ik weet niet meer precies welke woorden hij daarbij gebruikte. Hij was daar heel fel over.
4.5 Voorts is zijdens [gedaagde] een brief van [belanghebbende] aan Bonnier, gedateerd 2 december 2002, in het geding gebracht waarin [belanghebbende] stelt te zullen proberen een gedeelte van de kosten “bij [[belanghebbende] onder te brengen”.
4.6 De heer [belanghebbende] heeft in de contra-enquête verklaard:
Omdat er bij café [gedaagde] ook sprake was van geluidsoverlast heb ik gesuggereerd dat zij eens met [belanghebbende]/[belanghebbende] moesten gaan praten om te kijken of die een oplossing konden bieden. Uit mijn ervaring weet ik dat er wel mogelijkheden zijn om met een brouwerij tot een regeling te komen. Daarbij gaat het over het algemeen over leningen en soms om een borgstelling. Ik heb nog nooit meegemaakt dat een brouwerij een bedrag heeft geschonken. ….. Ik weet zeker dat het woord schenking niet is gevallen. Zelf heb ik ook nooit gezegd dat de brouwerij iets zou kunnen schenken. Ten eerste doet zij dat nooit en ten tweede ga ik daar ook niet over.....
Ik kan mij niet met 100% zekerheid herinneren dat ik het woord brouwerijlening heb genoemd, maar dat moet haast wel het geval zijn geweest omdat ik het altijd zo noem. Het kan niet zo zijn geweest dat ik zo vaag ben geweest dat de heren van [gedaagde] eruit konden afleiden dat de brouwerij wel een bedrag zou schenken.....
Ik heb niet gezegd dat de brouwerij € [bedrag] zou schenken. Ik weet dat 100% zeker.
De heer [getuige] verklaarde:
Ik ben bij een eerste gesprek tussen alle partijen aanwezig geweest, dat was in het najaar van 2002. Daarbij waren verder aanwezig de heer [eiser] sr., André [getuige] en twee andere mensen van Stichting [gedaagde] en de heer [belanghebbende].....
Tijdens dat gesprek heb ik aangegeven dat de brouwerij bereid was om een brouwerijlening te verstrekken. Ik kan mij niet exact herinneren of ik het woord brouwerijlening heb gebruikt, maar ten eerste doet de brouwerij nooit schenkingen en ten tweede gebruik ik het woord brouwerijlening altijd, dus dat zal ik toen ook zeker gebruikt hebben. Het woord schenking heb ik zeker niet gebruikt..….
Na de verkoop is het mij duidelijk geworden dat de mensen van [gedaagde] dachten dat de brouwerij het bedrag zou schenken.....
Voor [belanghebbende] kan het niet anders dan duidelijk zijn geweest dat het om een lening ging, dat is in deze branche gemeengoed.....
Bij het eerste gesprek… is uitdrukkelijk gesproken over een brouwerijlening. [belanghebbende] zelf heeft tegen mij ook nooit gesproken over een schenking. In mijn aanwezigheid heeft hij dat ook nooit richting de kopers gedaan.
De heer [eiser] verklaarde:
Ik heb alles met betrekking tot de verkoop van het bedrijf aan [belanghebbende] overgelaten. Wij hebben alleen de beslissing genomen om al dan niet in te gaan op een aanbod van [gedaagde].....
Ik kan mij niet herinneren wat [belanghebbende] precies over de afspraken met de brouwerij heeft gezegd. Ik was daar ook geen partij bij.
Mevrouw [eiser] tenslotte heeft verklaard:
In ieder geval is er met mij nooit over gesproken dat de brouwerij op welke manier dan ook zou bijdragen..... Ik weet niet of de brouwerij die bijdrage in de vorm van een schenking of een lening zou doen en eigenlijk interesseerde mij dat ook niet zo, dat was mijn zaak niet.
4.7 Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] er niet in is geslaagd het bewijs te leveren. Immers, van de getuigen die in enquête zijn gehoord heeft alleen de heer [getuige] verklaard dat [belanghebbende] heeft toegezegd dat het bedrag door de brouwerij werd geschonken. De overige getuigen die in enquête zijn gehoord verklaren dit niet. De getuigen die in contra-enquête zijn gehoord ontkennen dat sprake zou zijn geweest van een schenking. Bovendien is wel komen vast te staan dat het uiterst ongebruikelijk zou zijn dat de brouwerij een bedrag zou hebben geschonken.
4.8 Van bedrog is derhalve geen sprake, terwijl evenmin gebleken is van andere omstandigheden die de overeenkomst op enige grond zouden kunnen aantasten.
4.9 Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [eiser] tot betaling van het resterende gedeelte van de koopsom ter hoogte van € [bedrag] zal worden toegewezen.
4.10 Hetzelfde geldt, voor de vordering tot betaling van de boete, zoals in artikel 12 van de koopovereenkomst is overeengekomen. De boete is immers verschuldigd ingeval van vertraging in de nakoming, terwijl de boete het recht om integrale nakoming te vordering onverlet laat. Voor matiging van de boete ziet de rechtbank geen aanleiding. Toewijzing van de vordering tot betaling van de boete is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid, temeer nu [gedaagde] zich bij de koop van het café restaurant heeft laten bijstaan door een advocaat, zodat zij wist, althans kon weten wat de inhoud en strekking van het boetebeding waren. Anders dan [gedaagde] stelt verzet de formulering van artikel 12 zich niet tegen toewijzing van de gehele boete in het geval slechts een gedeelte van de koopsom niet wordt betaald. Het gehele gevorderde bedrag van € [bedrag] zal derhalve worden toegewezen.
4.11 Tenslotte resteert de vordering van [eiser] tot betaling van een bedrag van € [bedrag], te weten het restant van de factuur van 29 april 2003. Ook hiertegen heeft [gedaagde] gemotiveerd verweer gevoerd. Ter comparitie is besproken dat de door [eiser] betaalde kosten voor het doorlopen van de contracten e.d. nog slechts het contract van [belanghebbende] afrekeningsystemen betroffen en dat dat in totaal een bedrag van € [bedrag] was. Erkend is voorts door [eiser] dat twee kratjes bier over de houdbaarheidsdatum heen waren. De rechtbank begroot de kosten daarvan op € 18,--, zodat het restant van de nog te betalen voorraden € [bedrag] bedraagt. Ten aanzien van de reparaties overweegt de rechtbank dat nu [gedaagde] [eiser] nooit in gebreke heeft gesteld met betrekking tot de kosten die gemaakt zijn als gevolg van de reparaties [eiser] niet in verzuim is gekomen zodat deze kosten niet met de vordering van [eiser] kunnen worden verrekend. Uit het voorgaande volgt dat dit gedeelte van de vordering tot een bedrag van € [bedrag] zal worden toegewezen.
4.12 De reconventionele vordering zal, zoals uit het voorgaande volgt, grotendeels worden afgewezen. Nog daargelaten dat partijen de mogelijkheid tot ontbinding van de koopovereenkomst in die overeenkomst uitdrukkelijk hebben uitgesloten, bestaat er geen aanleiding om die overeenkomst partieel te ontbinden en de koopprijs op een ander bedrag dan het tussen partijen overeengekomen bedrag van € [bedrag]- vast te stellen.
4.13 Vast staat echter wel dat door [eiser] ten onrechte een bedrag van € [bedrag] aan pinbetalingen is ontvangen, zodat het door [gedaagde] primair onder b gevorderde bedrag van € [bedrag] zal worden toegewezen. De rechtbank begrijpt dat [gedaagde] bedoeld heeft verweerders in reconventie hoofdelijk te veroordelen nu [gedaagde] niet heeft gespecificeerd tegen welke verweerder de reconventionele vordering is ingesteld, maar deze slechts in het algemeen heeft aangeduid als [eiser].
4.14 Door [gedaagde] is geen verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke rente, zodat die zal worden toegewezen zoals gevorderd.
4.15 Nu de vordering in conventie zal worden toegewezen komt de rechtbank tevens toe aan de beoordeling van de vordering in voorwaardelijke reconventie. Die vordering zal echter worden afgewezen. Niet is gebleken dat [gedaagde] door toedoen van [eiser] schade heeft geleden tot een bedrag van € [bedrag]. [gedaagde] heeft willens en wetens een overeenkomst gesloten voor de koop van het café restaurant voor een bedrag van € [bedrag], terwijl zij daarbij voorzien was van juridische bijstand. Niet is komen vast te staan dat de brouwerij zou hebben toegezegd een bedrag van € [bedrag] te zullen schenken. Van schade is dan ook, naar het oordeel van de rechtbank, geen sprake.
4.16 [gedaagde] wordt, als de grotendeels in conventie in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie. De kosten van de procedure in reconventie zullen tussen partijen worden gecompenseerd, nu slechts een klein gedeelte van de vordering in reconventie wordt toegewezen.
De beslissing
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag van € [bedrag] ([bedrag]) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € [bedrag] van 15 april 2003 tot de dag van betaling, en de wettelijke rente over € [bedrag] vanaf 21 april 2004 tot de dag van betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure in conventie; deze kosten worden, voor zover tot op heden aan de zijde van [eiser] gevallen, bepaald op € [bedrag] wegens verschotten en € [bedrag] wegens salaris procureur;
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
veroordeelt [eiser], [eiser] en [eiser] hoofdelijk, met dien verstande dat indien en voorzover de een betaalt, ook de ander daardoor zal zijn bevrijd, om aan [gedaagde] een bedrag van € [bedrag] (tweeduizend euro) te betalen;
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in reconventie.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.D. Jacobs en uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2005.