Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 123030 / HA ZA 05-184
Datum vonnis: 22 juni 2005
de naamloze vennootschap
NOWM VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Groningen,
eiseres,
procureur mr. R.J. Sturkenboom te Culemborg,
advocaat mr. A.A.M. Sturkenboom te Nieuwegein,
[gedaagde],
wonende te Arnhem,
gedaagde,
procureur mr. K.J. Verrips te Wageningen,
advocaat mr. R.C. Vermeer te Rhenen.
Het verloop van de procedure
Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussen vonnis van 6 april 2005. De daarop gehouden comparitie van partijen, waarvan het proces-verbaal zich bij de stukken bevindt, heeft niet tot overeenstemming geleid. Vervolgens is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten en het geschil
1.1 Op 21 januari 2003 is een personenauto Mercedes Benz E220D, kenteken SZ-BR-27, bouwjaar 1998, die in eigendom toebehoorde aan Autobedrijf Van Dijk Amersfoort B.V. te Amersfoort ontvreemd. De auto is die dag voor een proefrit aan twee personen meegegeven en niet teruggebracht, nadat van het door één van hen getoonde rijbewijs een fotokopie was gemaakt. Het rijbewijs bleek achteraf vervalst te zijn.
1.2 De bewuste Mercedes was verzekerd bij NOWM, die onder meer dekking gaf voor diefstal of verduistering van het voertuig. De na expertise op € 17.873,27 exclusief omzetbelasting vastgestelde schade is door NOWM na aftrek van een eigen risico van € 450,-- tegen overdracht van de eigendom van de auto op 2 april 2003 aan haar verzekerde uitgekeerd.
1.3 Op 14 mei 2003 heeft de politie de Mercedes aan de Hofsingel te Arnhem aangetroffen, die bleek te zijn voorzien van het kenteken PN-RZ-80. Na beslag onder [betrokkene 1], Hofsingel 167 te Arnhem, die zich als bezitter meldde, heeft de politie vastgesteld dat de auto was “omgekat”. Het Voertuig Identificatie Nummer was vals, evenals de kentekenplaten dat waren.
1.4 [betrokkene 1] had de auto in februari 2003 voor € 13.000,-- gekocht bij Jovri Auto’s, de eenmanszaak van [gedaagde], die de auto voor € 9.500,-- contant had ingekocht. Op een klaagschrift van [betrokkene 1] is bij beslissing van de rechtbank Arnhem van 10 maart 2004 de teruggave van de auto aan hem gelast.
1.5 NOWM heeft als gesubrogeerd verzekeraar [gedaagde] aangemaand tot betaling van het aan haar verzekerde uitgekeerde bedrag. Enige betaling is daarop niet gevolgd.
2. NOWM vordert de veroordeling van [gedaagde] aan haar te betalen € 18.203,27, met rente en kosten. Zij baseert haar vordering op de vaststaande feiten. Zij stelt dat [gedaagde] door de Mercedes te kopen en door te verkopen aan [betrokkene 1], jegens het Autobedrijf Van Dijk en jegens NOWM als opvolgend eigenaar onrechtmatig heeft gehandeld. In het bijzonder verwijt NOWM [gedaagde] dat hij zijn onderzoeksplicht heeft verzaakt door geen onderzoek in te stellen naar de bevoegdheid van de verkoper van de auto. Naast de hoofdsom maakt NOWM ook aanspraak op buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 780,--.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
De beoordeling van het geschil
3. Niet in geschil is dat [betrokkene 1] te goeder trouw was toen hij de Mercedes kocht en geleverd kreeg, zodat de auto niet bij hem kan worden teruggevorderd, zij het niet op grond van artikel 3:86 lid 3 aanhef en onder a BW zoals NOWM stelt, maar op grond van artikel 3:86 lid 1 BW. De auto is immers niet gestolen, maar verduisterd.
4. Het verweer van [gedaagde] dat NOWM ten onrechte de schade aan het garagebedrijf heeft vergoed wordt gepasseerd. De beoordeling dat er geen sprake was van merkelijke schuld of opzet bij de verzekerde komt plausibel voor, nu de auto niet zomaar is meegegeven, maar eerst nadat de identiteit aan de hand van een rijbewijs was geverifieerd. Dat dat later vals bleek te zijn leidt niet tot een ander oordeel.
5. Daarnaar gevraagd heeft [gedaagde] tijdens de comparitie verklaard dat de auto in kwestie door twee mannen is aangeboden. Er is afgegaan op de mededeling van een van de twee dat hij degene was die op het kenteken stond vermeld. Er is niet gevraagd om een legitimatie.
Dat laatste had [gedaagde] nu juist wel moeten doen. Hij had in de gegeven situatie niet mogen afgaan op de enkele mededeling van een hem onbekende persoon. Van hem kon ook worden verlangd een nader (vergelijkend) onderzoek naar de tenaamstelling van deel II van het kentekenbewijs en die van een legitimatiebewijs. Reeds daarom moet worden aangenomen dat [gedaagde] niet als te goeder trouw kan worden beschouwd. Hem komt de bescherming van artikel 3:86 lid 1 BW dan ook niet toe. Daaraan doet niet af dat het niet gebruikelijk zou zijn om een legitimatie te vragen bij zogenaamde margeauto’s (voertuigen waarop geen omzetbelasting rust). De vraag of [gedaagde] had behoren op te merken dat het om een omgekatte auto ging en of de hoogte van de prijs van de auto bij hem argwaan had moeten wekken, zoals NOWM stelt maar [gedaagde] betwist, behoeft niet te worden beantwoord.
6. De conclusie is dat [gedaagde] de auto niet had mogen doorverkopen zoals hij heeft gedaan, zodat hem terecht onrechtmatig handelen wordt verweten. Hij is daarom aansprakelijk voor de daardoor door de verzekerde van NOWM geleden schade. De gevorderde hoofdsom zal aan NOWM als de gesubrogeerde verzekeraar worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de uitkering van het schadebedrag. Buitengerechtelijke kosten zijn niet toewijsbaar, nu niet is gesteld of gebleken dat daadwerkelijk buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht.
7. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] de kosten van deze procedure moeten dragen.
veroordeelt [gedaagde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan NOWM te betalen € 17.423,27 (zeventienduizend vierhonderddrieentwintig euro en zevenentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 april 2003 tot de dag van de algehele voldoening,
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van NOWM bepaald op € 1.389,60, waarvan € 485,60 wegens verschotten en € 904,-- wegens salaris procureur,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
ontzegt het meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Driel van Wageningen en uitgesproken in het openbaar op woensdag 22 juni 2005.