ECLI:NL:RBARN:2005:AU1708

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
30 juni 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
127163
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G. Noordraven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrechtelijke geschillen over dakgoot en toegang tot perceel

In deze zaak, die op 30 juni 2005 door de Rechtbank Arnhem is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee buren over de rechtmatigheid van een dakgoot en de toegang tot elkaars perceel. Eiser, eigenaar van een woning, heeft gedaagde, die een woning bouwt op een aangrenzend perceel, aangeklaagd omdat gedaagde zonder toestemming het perceel van eiser heeft betreden voor bouwwerkzaamheden. Eiser vordert een verbod voor gedaagde om zonder zijn toestemming het perceel te betreden en de verwijdering van de dakgoot die gedaagde aan de zijgevel van zijn woning heeft geplaatst.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkzaamheden aan de woning van gedaagde noodzakelijk zijn, maar dat gedaagde niet zonder toestemming van eiser het perceel mag betreden. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde in strijd handelt met artikel 5:56 BW, dat bepaalt dat betreding van een perceel alleen met toestemming van de eigenaar mag plaatsvinden. Gedaagde heeft nagelaten om eiser voorafgaand aan zijn werkzaamheden om toestemming te vragen, wat leidt tot de beslissing om een verbod op te leggen met dwangsommen.

Wat betreft de dakgoot heeft de voorzieningenrechter geen oordeel gegeven over de rechtmatigheid ervan, aangezien dit onderwerp in een bodemprocedure aan de orde zal komen. De voorzieningenrechter heeft echter wel de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van gedaagde bij handhaving van de dakgoot op dit moment groter is dan het belang van eiser bij verwijdering. De vordering van eiser om de dakgoot te verwijderen is daarom afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 127163 / KG ZA 05-310
Datum vonnis: 30 juni 2005
Vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij dagvaarding van 6 juni 2005,
procureur mr. J.M. Bosnak,
advocaat mr. J.A.J. Leeman te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A.W.G. de Hart te Wijk en Aalburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. Het verloop van de procedure
1.1. [eiser] heeft [gedaagde] ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd zoals is weergegeven in de dagvaarding.
1.2. [gedaagde] heeft geconcludeerd tot weigering van de gevraagde voorzieningen.
1.3. De advocaten van partijen hebben de zaak bepleit, de advocaat van [gedaagde] overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities.
Van beide zijden zijn producties in het geding gebracht.
1.4. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
2.1. [eiser] is eigenaar en bewoner van het woonhuis c.a. aan de [adres] te [woonplaats]. [gedaagde] is eigenaar van het daarnaast gelegen perceel, plaatselijk bekend [adres] te [woonplaats].
2.2. Sedert 2000 is [gedaagde] bezig met eerst de sloop van de toen op het perceel [adres] staande 18e eeuwse boerderij en thans met de bouw van een geheel nieuwe woning ter plaatse. De zijgevel van de woning ligt op 8 á 9 centimeter van de erfgrens die de percelen van partijen scheidt. De werkzaamheden aan de woning vinden onder meer plaats vanaf het aangrenzende perceel van [eiser].
2.3. Partijen zijn over de bouw van de woning op het perceel [adres] in een bodemprocedure verwikkeld voor deze rechtbank.
Het geschil in die procedure betreft onder meer de plaatsing van een dakgoot aan de zijgevel van de in aanbouw zijnde woning die langs de erfgrens met het perceel van [eiser] ligt, omdat ieder van partijen vindt dat hij eigenaar is van de grond onder de dakgoot.
2.4. Bij tussenvonnis van 10 november 2004 in de bodemprocedure heeft de rechtbank met betrekking tot een dakgoot aan de zijgevel langs de erfgrens onder meer overwogen:
“6. Subsidiair heeft [gedaagde] een erfdienstbaarheid gevorderd om de goot (...) te mogen hebben. In dit verband rijst de vraag of [gedaagde] niet al een zodanige erfdienstbaarheid door verjaring heeft gekregen, zodat hij bij deze vordering geen belang heeft. De partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld zich daarover uit te laten. ”
2.5. [eiser] is na het wijzen van het tussenvonnis enige tijd in het buitenland geweest. In die periode heeft [gedaagde] vanaf het perceel van [eiser] bouwwerkzaamheden aan de in aanbouw zijnde woning verricht. Onder meer heeft [gedaagde] de tot dan toe tijdelijke, voor de duur van de bouw geplaatste, provisorische dakgoot aan de zijgevel van de woning weggehaald en de door hem definitief geplande dakgoot aan de zijgevel die langs de erfgrens van partijen loopt, aangebracht.
2.6. Op 19 juli 2005 zal in de bodemprocedure een getuigengehoor gehouden worden.
3. Het geschil
3.1. Zakelijk weergegeven vordert [eiser] a) een verbod voor [gedaagde] om zonder zijn toestemming het perceel van [eiser] te betreden, en b) een veroordeling van [gedaagde] om de aan de zijgevel geplaatste dakgoot te verwijderen, één en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen. [eiser] legt aan het sub a gevorderde verbod ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door zonder zijn toestemming het perceel aan de [adres] te betreden voor werkzaamheden aan de in aanbouw zijnde woning. Aan de sub b gevraagde veroordeling legt [eiser] ten grondslag dat de dakgoot zonder recht of titel boven zijn perceel hangt. Omdat in de bodemprocedure over de rechtmatigheid van de dakgoot nog geen beslissing is genomen, heeft [gedaagde] volgens [eiser] de dakgoot niet mogen aanbrengen.
3.2. [gedaagde] betwist dat hij aan [eiser] toestemming moest vragen, en in de toekomst zal moeten vragen, voor het betreden van het perceel van [eiser] om bouwwerkzaamheden te verrichten. Volgens [gedaagde] weet [eiser] dat zolang de woning nog niet af,
er ook vanaf diens perceel aan de woning gewerkt moet worden omdat de woning dicht bij de erfgrens staat. Ten aanzien van de dakgoot is [gedaagde] van mening dat door het tussenvonnis van 10 november 2004 voldoende aannemelijk is geworden dat uiteindelijk geoordeeld zal worden dat de dakgoot krachtens erfdienstbaarheid mag blijven hangen. Daarbij stelt hij dat het noodzakelijk was om de provisorische dakgoot weg te halen omdat die niet langs de gehele zijgevel liep en daardoor zorgde voor waterschade aan de spouw.
4. De beoordeling van het geschil
Betreding perceel [eiser]
4.1. Niet in geschil is dat het door de plaats van de in aanbouw zijnde woning van [gedaagde] noodzakelijk is dat ook vanaf het perceel van [eiser] bouwwerkzaamheden aan de woning worden verricht.
De zienswijze van [gedaagde] dat hij om die reden zonder voor-aankondiging het perceel van [eiser] mag betreden voor bouwwerkzaamheden is in strijd met art. 5:56 BW. Dat artikel voorziet, in combinatie met art. 5:1 BW, in een regeling op grond waarvan [gedaagde] het perceel van [eiser] slechts met toestemming van [eiser] mag betreden, zij het dat [eiser] in beginsel een dergelijke toestemming moet verlenen na een behoorlijke voorafgaande kennisgeving van het voornemen om het perceel te betreden en tegen schadeloosstelling. Krachtens dat artikel had [gedaagde] [eiser] dan ook vóór deze naar het buitenland vertrok,
om toestemming moeten vragen om diens perceel te betreden voor bouwwerkzaamheden. Daarbij had [gedaagde] vergoeding moeten aanbieden van de mogelijk aan de tuin van [eiser] aan te richten schade. [gedaagde] heeft dat alles nagelaten en heeft aangegeven dat hij het ook voor nog te verrichten werkzaamheden niet nodig vindt dat te doen. Dat leidt er toe dat het het sub a gevorderde verbod zal worden opgelegd, versterkt met dwangsommen. Ambtshalve zullen de dwangsommen gemaximeerd worden zoals hierna vermeld. Wellicht ten overvloede wijst de voorzieningenrechter [eiser] er hierbij op dat als voor het overige is voldaan aan het bepaalde in art. 5:56 BW,
hij slechts in uitzonderlijke omstandigheden niet hoeft te accepteren dat [gedaagde] voor werkzaamheden tijdelijk zijn perceel betreedt.
De dakgoot
4.2. Onder meer over de rechtmatigheid van een dakgoot aan de zijgevel van de in aanbouw zijnde woning zal het getuigenverhoor in de bodemprocedure plaatsvinden. De voorzieningenrechter zal daarom geen oordeel geven over de rechtmatigheid van een dakgoot aan de zijgevel van de in aanbouw zijnde woning, ook al heeft [gedaagde] zijn geplande dakgoot geplaatst zonder het getuigenverhoor en het eindoordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid af te wachten. Wel zal de voorzieningenrechter een afweging maken van het (spoedeisend) belang van [eiser] en [gedaagde] bij respectievelijk verwijdering en handhaving van de aangebrachte dakgoot als voorlopige voorziening. [eiser] voert voor de verwijdering aan dat hij ten opzichte van [gedaagde] in een slechtere procespositie komt te verkeren nu de dakgoot al geplaatst is. De voorzieningenrechter volgt [eiser] daarin niet. Het oordeel over de rechtmatigheid van de dakgoot in de bodemprocedure zal niet anders gaan luiden omdat [gedaagde] de geplande dakgoot al heeft aangebracht. En als het eindoordeel luidt dat de dakgoot onrechtmatig is, loopt [gedaagde] het risico dat hij de dakgoot zal moeten verwijderen. [eiser] heeft derhalve geen (spoedeisend) belang bij de verwijdering van de dakgoot bij wijze van voorlopige voorziening. Daarbij komt dat hij niet heeft betwist dat de zijgevel een mooier aanzicht biedt dan toen de provisorische dakgoot er hing. Ook heeft [eiser] niet, althans onvoldoende, betwist dat [gedaagde] door de provisorische dakgoot waterschade aan de spouw leed. Het belang van [gedaagde] bij handhaving van de dakgoot is op dit moment dan ook groter dan het belang van [eiser] bij de verwijdering ervan. De sub b gevorderde voordeling zal daarom niet worden gegeven.
4.3. Nu geen van partijen in deze procedure overwegend in het ongelijk is gesteld, zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt [gedaagde] om zonder toestemming van [eiser] diens perceel aan de [adres] te [woonplaats] te betreden;
5.2. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere keer dat hij het verbod sub 5.1. overtreedt, zulks met een maximum van in totaal € 50.000,00;
5.3. verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. weigert het anders of meer gevorderde;
5.5. compenseert de kosten van de kort geding, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2005.