ECLI:NL:RBARN:2005:AU6040

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
5 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
130632 / FA RK 05-12033
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijk ontslag van verzoeker uit de Pompekliniek op basis van de Wet BOPZ

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 5 en 9 september 2005 uitspraak gedaan over het verzoek van B., die verblijft in de Pompekliniek te Nijmegen, om voorwaardelijk ontslag op basis van artikel 49 lid 5 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ). Verzoeker, die in verband met gepleegde strafbare feiten een gevangenisstraf en TBS heeft ondergaan, verblijft sinds 1997 op basis van een rechterlijke machtiging in de TBS-kliniek. De rechtbank heeft vastgesteld dat het recidive-risico onverminderd aanwezig is, maar dat dit gevaar kan worden afgewend door voorwaarden te stellen aan het verlof van verzoeker. De rechtbank oordeelt dat verzoeker in de Pompekliniek niet op de juiste plaats is en dat hij niet elders kan worden geplaatst. Gezien de ruime mate van vrijheid die verzoeker momenteel heeft, is de rechtbank van oordeel dat voorwaardelijk ontslag mogelijk is. De gestelde voorwaarden zijn gelijk aan de voorwaarden die eerder aan het verlof van verzoeker waren verbonden. De rechtbank heeft de geneesheer-directeur opgedragen om het behandelplan te actualiseren en de voorwaarden voor het voorwaardelijk ontslag vast te leggen. Op 9 september 2005 heeft de rechtbank het verzoek om voorwaardelijk ontslag verleend, onder de voorwaarden zoals opgenomen in het geactualiseerde behandelplan.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector familierecht
Zaak/rekestnummer: 130632 / FA RK 05-12033
Datum uitspraak: 5 september 2005
Beschikking
Beslissing van de meervoudige civiele kamer
naar aanleiding van het verzoek van de officier van justitie te Arnhem ex artikel 49 lid 5 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ), ingekomen op 19 augustus 2005, met betrekking tot het verzoek om ontslag uit de Pompekliniek te Nijmegen van:
B. (hierna ook te noemen verzoeker),
verblijvende te Nijmegen, De Pompekliniek, Locatie Meander, Weg door Jonkerbos 55.
De feiten en het verzoek
Verzoeker verblijft in de Pompekliniek te Nijmegen sinds ...1994, in eerste instantie in het kader van een gemaximeerde TBS en sedert ...1997 steeds op basis van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ. Op dit moment verblijft hij in de Pompekliniek op grond van een machtiging tot voortgezet verblijf die voor de duur van één jaar is afgegeven bij beschikking van 4 april 2005.
Bij brief van 27 juni 2005 heeft verzoeker geneesheer-directeur van de instelling verzocht hem ontslag dan wel voorwaardelijk ontslag te verlenen. Omdat niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen was beslist op zijn verzoek, heeft verzoeker zich vervolgens bij brief van 28 juli 2005 tot de officier van justitie te Arnhem gewend. De officier van justitie heeft bij brief, ingekomen op 19 augustus 2005, de rechtbank heeft verzocht om een beslissing terzake.
Bij brief van 15 augustus 2005 heeft drs. G., Waarnemend Hoofd van de Inrichting van de Pompestichting, verzoeker meegedeeld dat zijn verzoek van 27 juni 2005 is afgewezen.
Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 31 augustus 2005. Gehoord zijn namens verzoeker zijn advocaat mr. J. Steenbrink te Nijmegen, de officier van justitie en de heer S., behandelaar van verzoeker, tevens optredend als gemachtigde van de geneesheer-directeur.
Ter zitting heeft mr. Steenbrink verzocht het verzoek van B. te beschouwen als een verzoek om ontslag en subsidiair een verzoek om voorwaardelijk ontslag, op grond van artikel 49 BOPZ. Meer subsidiair heeft zij verzocht om een contra-expertise om onder meer het risico van recidive met betrekking tot verzoeker te onderzoeken.
Namens verzoeker heeft mr. Steenbrink aangevoerd dat verzoeker erkent dat hij een geestelijke stoornis heeft. Verzoeker is echter van mening dat hij geen gevaar meer is voor anderen omdat hij zich bewust is van zijn problematiek en daarmee kan omgaan, zodanig dat van gevaar geen sprake meer is. Verzoeker verblijft nu al zes dagen per week buiten de kliniek en heeft dus veel vrijheid. Hij houdt zich aan de gemaakte afspraken. Mr. Steenbrink voert aan dat verzoeker al jaren oneigenlijk in de Pompekliniek verblijft en dat deze TBS-kliniek geen deskundigheid heeft inzake de BOPZ en niet op de hoogte is van de mogelijkheden die de wet biedt.
De heer S. geeft aan dat er geen onmiddellijk gevaar is bij verzoeker. Hij pleegt de delicten alleen met kinderen die hij kent en met wie hij al een tijdje een relatie heeft opgebouwd. Verzoeker heeft een netwerk dat op de hoogte is van zijn stoornis. Daarom is er ruimte voor veel vrijheden. Het controlesysteem werkt goed; er is regelmatig telefonisch contact met hem en zijn netwerk en hij komt een keer per week in de kliniek. De afspraken die met verzoeker zijn gemaakt, komt hij goed na. Er zijn al jaren geen incidenten geweest. Door het uitgebreide controlesysteem kan er tijdig worden ingegrepen als daartoe aanleiding bestaat. De heer S. geeft aan dat de mogelijkheid van voorwaardelijk ontslag door de voormalig geneesheer-directeur van de Pompestichting steeds is afgewezen maar de reden daarvan is niet bekend.
Namens het openbaar ministerie heeft de officier van justitie uit het oogpunt van het algemeen belang geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken om ontslag dan wel voorwaardelijk ontslag nu nog steeds sprake is van gevaar.
De beoordeling
Bij een ontslagverzoek waarbij het verzoek om ontslag door de geneesheer-directeur is afgewezen, moet de rechtbank de afwijzende beschikking van de geneesheer-directeur in volle omvang beoordelen.
Door de rechtbank dient daarom thans te worden beoordeeld of er bij verzoeker sprake is van een stoornis van de geestvermogens, die stoornis de verzoeker nog steeds gevaar doet veroorzaken en het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
Dat verzoeker lijdt aan een geestelijke stoornis – bij hem is sprake van een “gefixeerde pedoseksualiteit” – staat niet ter discussie. Hij is zich daarvan bewust.
Vooropgesteld moet worden dat verzoeker zijn gevangenisstraf voor de delicten die hij heeft gepleegd heeft uitgezeten en dat zijn TBS-maatregel in 1997 is beëindigd. Verzoeker behoort daarom niet te verblijven in een TBS-kliniek terwijl hij is opgenomen met een rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ. Gebleken is echter dat het, ook op zeer hoog landelijk niveau, niet lukt om voor verzoeker een plaats te vinden in de reguliere geestelijke gezondheidszorg. Verzoeker wordt door zijn plaatsing in een TBS-kliniek regelmatig geconfronteerd en onderworpen aan het TBS-regime terwijl op hem de regels van de wet BOPZ van toepassing zijn.
Vaststaat dat het recidiverisico van personen met een geestelijke stoornis zoals bij verzoeker heel erg hoog ligt, tussen de 90-92%, Derhalve bestaat onverminderd het gevaar dat verzoeker opnieuw seksuele delicten zal plegen met minderjarigen en blijft (vooralsnog) de noodzaak van een rechterlijke machtiging noodzakelijk. Uit het dossier en uit hetgeen overigens is besproken ter zitting blijkt dat dit gevaar kan worden afgewend door middel van het stellen van voorwaarden aan het verlof van verzoeker en door middel van het maken van afspraken, waaronder afspraken met het sociale vangnet van verzoeker. Vaststaat dat verzoeker zijn afspraken nakomt en er zich de afgelopen twee jaar geen incidenten hebben voorgedaan. Dit heeft ertoe geleid dat zijn verloven steeds zijn uitgebreid. Hij verbleef in maart 2005 nog vier dagen en nachten in de Pompekliniek. Op zitting is gebleken dat dat nu is teruggebracht tot een dag. Feitelijk verblijft verzoeker dus het merendeel van de week “buiten”. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien waarom aan verzoeker geen voorwaardelijk ontslag verleend had kunnen worden, zoals hij subsidiair heeft verzocht. De impliciete weigering daartoe in de beslissing is door de geneesheer-directeur op geen enkele wijze gemotiveerd. De beslissing van de geneesheer-directeur miskent hiermee de mogelijkheid van voorwaardelijk ontslag met behoud van de huidige rechterlijke machtiging, zoals genoemd in artikel 47 van de Wet BOPZ. Uit artikel 45 en 46 van de Wet BOPZ volgt dat het voorwaardelijk ontslag door de geneesheer-directeur kan worden ingetrokken wanneer de betrokkene de voorwaarden niet nakomt of wanneer de uit de geestelijke stoornis voortvloeiende gevaarlijkheid van de betrokkene dit noodzakelijk maakt en dit gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten het psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
Nu verzoeker in de Pompekliniek niet op de juiste plaats is en hij niet elders kan worden geplaatst en gelet op de ruime mate van vrijheid die verzoeker thans heeft is de rechtbank van oordeel dat een ontslag onder voorwaarden, zoals genoemd in artikel 47 van de Wet BOPZ onder handhaving van de huidige machtiging tot voortgezet verblijf thans mogelijk moet zijn. Tevens wijst de rechtbank voor wat betreft de toekomst op de mogelijkheid van de voorwaardelijke machtiging zoals genoemd in artikel 14a van de Wet BOPZ.
Hoewel er een onverminderd hoog gevaar bestaat dat verzoeker zal recidiveren, is dit risico in het onderhavige geval hanteerbaar door het feit dat verzoeker de delicten alleen pleegt met minderjarigen die hij al enige tijd kent en waarmee hij een relatie heeft opgebouwd alsmede door genoemd controlesysteem. Gezien het voorgaande kan niet worden aanvaard dat verzoeker voor onbepaalde tijd in de Pompekliniek opgenomen moet blijven uit een oogpunt van algemeen belang, terwijl in dit geval ook op een voor verzoeker minder ingrijpende, maar verantwoorde, wijze om kan worden gegaan met dit risico.
Met betrekking tot de voorwaarden waaronder het ontslag van verzoeker verleend moet worden, overweegt de rechtbank dat deze gelijk moeten zijn aan de voorwaarden die op dit moment aan het verlof van verzoeker worden gesteld. Deze voorwaarden en afspraken zijn de rechtbank niet bekend, het behandelplan dat gold met ingang van 1 januari 2005 is inmiddels niet meer actueel. De geneesheer-directeur zal dat behandelplan moeten actualiseren, althans hij zal een overzicht moeten geven van de thans met verzoeker gemaakte afspraken.
Gezien hetgeen in artikel 9 j° artikel 48 lid 1 sub b onder 2 Wet BOPZ is bepaald met betrekking tot het verlenen van ontslag door de geneesheer-directeur indien de rechtbank niet tijdig heeft beslist op het ontslagverzoek, dient de geneesheer-directeur vóór 9 september 2005 het geactualiseerde behandelplan, althans een overzicht met de voorwaarden die thans aan het verlof van verzoeker worden verbonden, aan de rechtbank te doen toesturen. De rechtbank zal het plan waarin de voorwaarden dienen te zijn opgenomen hechten aan de beschikking waarin het voorwaardelijk ontslag zal worden verleend.
De beslissing
De rechtbank,
bepaalt dat de geneesheer-directeur het behandelplan van B. zal aanpassen zoals hiervoor is overwogen en aan de rechtbank doet toekomen vóór 9 september 2005;
houdt de beslissing voor het overige aan.
Deze beslissing is gegeven op 5 september 2005 door mrs. A.S.W. Kroon, voorzitter, G.M. Roerink en J.C.E. Ackermans-Wijn rechters, in het bijzijn van M. van der Wel, griffier.
De griffier De voorzitter
Rechtbank Arnhem
Sector familierecht
Zaak/rekestnummer: 130632 / FA RK 05-12033
Datum uitspraak: 9 september 2005
Beschikking
Beslissing van de meervoudige civiele kamer
naar aanleiding van het verzoek van de officier van justitie te Arnhem ex artikel 49 lid 5 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ), ingekomen op 19 augustus 2005, met betrekking tot het verzoek om ontslag uit de Pompekliniek te Nijmegen van:
B. (hierna ook te noemen verzoeker),
verblijvende te Nijmegen, De Pompekliniek, Locatie Meander, Weg door Jonkerbos 55.
Het verzoek en de procedure
Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar de beschikking van de rechtbank van 5 september 2005.
Naar aanleiding van die beschikking is namens de geneesheer-directeur van de Pompekliniek te Nijmegen een recent en geactualiseerd behandelplan van verzoeker aan de rechtbank toegezonden. Dit behandelplan is op 8 september 2005 ingekomen.
De verdere beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is het behandelplan van 8 september 2005 duidelijk en inzichtelijk. Het verschaft een overzicht van de voorwaarden die worden gesteld aan het verlof van betrokkene en wat de consequenties zijn als hij zich niet aan die voorwaarden houdt.
Gelet op het voorgaande en mede gelet op hetgeen is overwogen in de beschikking van 5 september 2005 zal de rechtbank verzoeker voorwaardelijk ontslag verlenen onder de voorwaarden zoals opgenomen in het aangehechte behandelplan.
De beslissing
De rechtbank:
verleent voorwaardelijk ontslag aan:
B,
geboren op ...1971,
verblijvende te Nijmegen, De Pompekliniek, Locatie Meander, Weg door Jonkerbos 55,
met als voorwaarde dat hij zich onder behandeling stelt van de behandelaar overeenkomstig het aangehechte behandelingsplan, voor de resterende duur van de op 4 april 2005 verleende machtiging tot voortgezet verblijf en
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beslissing is gegeven op 9 september 2005 door mrs. A.S.W. Kroon, voorzitter, G.M. Roerink en J.C.E. Ackermans-Wijn rechters, in het bijzijn van M. van der Wel, griffier.
De griffier De voorzitter