ECLI:NL:RBARN:2005:AU8677

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
19 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
130763
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van lidmaatschapsverplichtingen door melkleveranciersvereniging

In deze zaak vordert de Melkleveranciersvereniging "Midden-Nederland" dat M. van de Pol, als lid van de vereniging, wordt veroordeeld tot nakoming van zijn verplichtingen als lid. De vereniging stelt dat Van de Pol zijn melkleveringen per 1 september 2005 heeft gestaakt, terwijl zijn lidmaatschap volgens de statuten pas per 1 januari 2006 kan eindigen. De vereniging heeft in dit kort geding een dwangsom geëist voor het geval Van de Pol niet aan zijn verplichtingen voldoet. Van de Pol heeft zijn lidmaatschap opgezegd per 1 januari 2005, maar de vereniging betwist de rechtsgeldigheid van deze opzegging en stelt dat de opzegging pas per 31 december 2005 geldig is.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de opzegging van het lidmaatschap van Van de Pol niet in overeenstemming is met de statuten van de vereniging, die een opzegtermijn van drie maanden vereisen. Van de Pol heeft echter aangevoerd dat de vereniging sinds eind 2003 geen langdurige afzetcontracten heeft kunnen afsluiten, wat zijn beslissing om het lidmaatschap te beëindigen zou rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat Van de Pol, gezien zijn investeringsverplichtingen en de afzetzekerheid die hij heeft gevonden bij een andere afnemer, redelijkerwijs niet kan worden gevergd om zijn lidmaatschap voort te zetten tot de statutaire einddatum.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de vereniging afgewezen, oordelend dat Van de Pol zijn lidmaatschap op grond van de statuten onmiddellijk heeft kunnen beëindigen. De vereniging is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Van de Pol.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 130763 / KG ZA 05-532
Datum vonnis: 19 oktober 2005
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de vereniging
MELKLEVERANCIERSVERENIGING "MIDDEN NEDERLAND",
gevestigd te Barneveld,
eiseres,
procureur mr. P.C. Plochg,
advocaat mr. H.A. Bosma te Dronten,
tegen
1. de vennootschap onder firma
AGRIPOL V.O.F.,
gevestigd te Barneveld
2. M. VAN DE POL,
wonende te Barneveld
gedaagden,
procureur en advocaat mr. R.A. Wolleswinkel te Barneveld.
Partijen worden hierna aangeduid als de Vereniging en [gedaagde].
Het verloop van de procedure
De Vereniging heeft [gedaagde] ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaat van de Vereniging en de advocaat van [gedaagde] hebben de zaak bepleit, beiden aan de hand van de door hen overgelegde pleitnotitie.
Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
1. Bij notariële akte van 29 maart 1989 is opgericht de vereniging Melkleveranciersvereniging “Midden-Nederland”. [gedaagde] (althans gedaagde sub 2) is, als mede-oprichter van de vereniging, lid van deze vereniging.
2. Ingevolge het bepaalde in artikel 4 van de in de akte opgenomen statuten is het doel van de vereniging het behartigen van de belangen harer leden, en dan meer speciaal ten opzichte van de afzet van de door de leden op hun bedrijven geproduceerde melk.
3. In artikel 8, derde lid, van de statuten is bepaald dat ieder lid verplicht is op elke werkdag, welke daarvoor door het bestuur is bepaald, al de melk van zijn gezonde koeien aan de vereniging ter verkoop te geven, uitgezonderd de hoeveelheid die hij voor eigen huishoudelijk gebruik nodig heeft.
4. Op voet van het bepaalde in artikel 8a van de statuten is het bestuur na voorafgaande goedkeuring van de algemene vergadering bevoegd in naam van de leden melkleverantiecontracten aan te gaan, in welk geval de leden gehouden zijn tot naleving van deze contracten.
5. Ingevolge het bepaalde in artikel 9, vierde lid, van de statuten, kan opzegging van het lidmaatschap slechts geschieden tegen het einde van het verenigingsjaar en met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste drie maanden. Echter kan het lidmaatschap onmiddellijk worden beëindigd indien van de vereniging of van het lid redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren. In het vijfde lid van dit artikel is bepaald dat het lidmaatschap eindigt met het einde van het boekjaar volgende op dat waarin de opzegging heeft plaatsgehad, indien het lid niet tijdig opzegt. Een boekjaar (verenigingsjaar) loopt van 1 januari tot en met 31 december (artikel 3 van de statuten).
6. Bij brief van 22 december 2004 heeft [gedaagde] schriftelijk zijn lidmaatschap opgezegd per 1 januari 2005. De Vereniging heeft hierop gereageerd bij brief van 23 december 2004 en medegedeeld dat geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging tegen 1 januari 2005, doch dat de opzegging, overeenkomstig de statutaire regeling, dient te worden beschouwd als een opzegging tegen 31 december 2005.
7. Bij brief van 15 augustus 2005 heeft [gedaagde] de Vereniging bericht dat hij de melkleveranties aan de Vereniging per 1 september 2005 zal staken. Bij brief van 18 augustus 2005 heeft de Vereniging hierop gereageerd en -kort samengevat- medegedeeld dat het staken van de melkleveranties niet wordt toegestaan en dat het lidmaatschap van [gedaagde] (en daarmee zijn verplichtingen jegens de Vereniging), voortduurt tot en met de eerder vastgestelde datum van 31 december 2005.
8. [gedaagde] heeft (desondanks) per 1 september 2005 de melkleverantie aan de Vereniging gestaakt.
Het geschil
1. De Vereniging vordert -samengevat- dat [gedaagde] op straffe van verbeurte van een dwangsom wordt veroordeeld tot nakoming van zijn verplichtingen als lid van de Vereniging vanaf het tijdstip dat hij deze verplichtingen heeft gestaakt tot en met het tijdstip waarop het lidmaatschap rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te weten 1 januari 2006. Voorts vordert de Vereniging [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de door de Vereniging geleden schade, een en ander op te maken bij staat. Tot slot vordert de Vereniging de veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
2. De Vereniging heeft in dit verband aangevoerd dat zij belang heeft bij de continuering van het lidmaatschap van [gedaagde], gelet op de door de Vereniging afgesloten leveringscontracten. Beëindiging van het lidmaatschap zou meebrengen dat de Vereniging haar verplichtingen jegens haar afnemers niet meer zou kunnen nakomen. Daarbij heeft de Vereniging er op gewezen dat [gedaagde] een wezenlijk deel van de aan haar te leveren melk voor zijn rekening neemt. Nu [gedaagde] eerst bij brief van 22 december 2004 heeft opgezegd en, zo stelt de vereniging, van bijzondere omstandigheden die een opzegging met onmiddellijke ingang rechtvaardigen niet is gebleken, brengt toepassing van (artikel 9, vierde en vijfde lid van) de statuten mee dat [gedaagde] tot en met 31 december 2005 gehouden is tot levering aan de Vereniging van al de melk van zijn gezonde koeien.
3. [gedaagde] betwist dat hij nog langer is gehouden tot levering. Hiertoe heeft [gedaagde] samengevat aangevoerd dat het de Vereniging sedert eind 2003 niet is gelukt een langdurig afzetcontract af te sluiten en dat zijdens de vereniging is aangegeven dat weinig perspectief bestaat dat hierin op korte termijn verandering komt. Gelet hierop en vanwege de omstandigheid dat hij voor omvangrijke investeringen staat die nopen tot het zekerstellen van de afzet, terwijl zich bovendien per 1 september 2005 een afnemer heeft aangediend die bereid is deze afzetzekerheid te bieden, is [gedaagde] van mening dat van hem redelijkerwijs niet langer kan worden gevergd het lidmaatschap te laten voortduren. Daaraan heeft [gedaagde] nog toegevoegd dat, zo de statuten in dit geval al aan een onmiddellijke beëindiging in de weg zouden staan, in het verleden meerdere leden hun lidmaatschap hebben opgezegd zonder dat de statutaire opzegtermijn daarbij in acht is genomen en dat niet valt in te zien waarom in zijn situatie anders wordt gehandeld.
De beoordeling van het geschil
1. Het spoedeisende belang vloeit voort uit de aard van de gevorderde voorzieningen.
2. De voorzieningenrechter stelt voorop -en tussen partijen is ook niet in geschil- dat opzegging conform de reguliere opzegtermijn meebrengt dat het lidmaatschap van [gedaagde] eerst eindigt per 1 januari 2006. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter zich voor de vraag geplaatst of zodanige omstandigheden aanwezig zijn dat van [gedaagde] redelijkerwijs niet kan worden gevergd het lidmaatschap tot aan dat moment te laten voortduren. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord.
3. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat door [gedaagde] onweersproken is gesteld dat het de Vereniging sedert eind 2003 niet is gelukt om langdurige afzetcontracten af te sluiten en dat niet valt te verwachten dat hierin op korte termijn verandering komt. In verband hiermee is het perspectief voor de Vereniging niet gunstig. [gedaagde] daarentegen wil, mede in het licht van de door hem aangegane en nog aan te gane investeringsverplichtingen, afzetzekerheid tegen een goede prijs en hij heeft deze gevonden bij de Coöperatieve Zuivelindustrie “De Zuid-Oost-Hoek” B.A., gevestigd te Oosterwolde, waarmee hij per 1 september 2005 een leveringscontract heeft gesloten voor een periode van zes jaar. Gelet hierop en mede gezien de omstandigheid dat door [gedaagde] onweergesproken is gesteld dat sprake is van omvangrijke investeringen die niet langer uitstel dulden, heeft [gedaagde] het lidmaatschap op grond van het bepaalde in artikel 9, vierde lid, van de statuten onmiddellijk kunnen beëindigen. Daarbij acht de voorzieningenrechter tevens van belang dat ter zitting is gebleken dat het staken van de melklevering door [gedaagde] niet heeft geleid tot een probleem bij de melkafzet voor de overige leden en -in elk geval tot op heden- evenmin heeft geleid tot een schadeclaim van de afnemer van de Vereniging. Overigens, doch hier ten overvloede, merkt de voorzieningenrechter op dat niet valt uit te sluiten dat het thans lopende afzetcontract (over de periode van 1 september 2005 tot 1 november 2005) eerst is aangegaan nadat het de Vereniging bekend was geworden dat [gedaagde] per 1 september 2005 niet langer aan haar zou leveren, in welk geval de Vereniging, voor zover zij thans niet aan haar afzetverplichtingen kan voldoen, zichzelf min of meer in deze positie heeft gebracht. Dat de leden tijdens de ledenvergadering van 18 februari 2004 akkoord gegaan zouden zijn met het sluiten van kortlopende afzetcontracten en dat, in tegenstelling tot het verleden, opzegging na beëindiging van een leveringscontract niet meer mogelijk is, kan -wat daar verder ook van zij- aan het voorgaande niet afdoen.
4. Gelet op het voorgaande dienen de vorderingen van de Vereniging te worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de Vereniging in de kosten van dit kort geding worden verwezen.
De beslissing
De voorzieningenrechter
weigert de gevorderde voorzieningen;
veroordeelt de Vereniging in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 816,- voor salaris en op € 244,- voor verschotten,
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A. van Hoof op 19 oktober 2005.
de griffier de rechter