ECLI:NL:RBARN:2005:AV0532

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
3 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
131183
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een kantoren- en winkelcomplex door gedaagden zonder recht of titel

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 3 november 2005 uitspraak gedaan in een kort geding tussen NS Vastgoed B.V. en gedaagden die zonder recht of titel een pand in gebruik hebben genomen. De NS vorderde ontruiming van het pand, gelegen aan het Stationsplein te Arnhem, omdat de gedaagden onrechtmatig handelden. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot ontruiming in beginsel toewijsbaar was, en dat de NS en de gevoegde partijen een spoedeisend belang hadden bij de ontruiming. De voorzieningenrechter overwoog dat de gedaagden het pand, dat geen woonbestemming had, onrechtmatig gebruikten en dat dit een verhoogd risico op schade met zich meebracht. De NS had voldoende aannemelijk gemaakt dat de gedaagden schade veroorzaakten en dat de verzekeraars van de huurders het krakersrisico uitsloten, wat hun financiële positie verzwakte. De rechtbank wees de vordering tot ontruiming toe en bepaalde dat de gedaagden binnen twee dagen na betekening van het vonnis het pand moesten verlaten. Tevens werd de NS gemachtigd om de ontruiming zelf te bewerkstelligen indien de gedaagden hieraan niet vrijwillig voldeden. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de gedaagden, die als in het ongelijk gestelde partij werden aangemerkt.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 131183 / KG ZA 05-556
Datum vonnis: 3 november 2005
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Vastgoed B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
procureur en advocaat mr. J.M. Heikens,
tegen
hen die verblijven in de onroerende zaak of een gedeelte daarvan, bestaande uit een kantoren- en winkelcomplex, voormalig gebouw E, behorende bij het stationscomplex Arnhem aan het Stationsplein nr. 38 I, 38 II a, 38 II b, 38 II c en 38 III te Arnhem, kadastraal bekend als gemeente Arnhem, sectie P nummer 4415,
gedaagden,
van wie zich vóór de zitting bekend heeft gemaakt:
[gedaagde],
verblijvende te [woonplaats].
procureur mr. S.I. Henny,
advocaat mr. E.Th. Hummels,
waarin heeft gevorderd als voegende partijen te worden toegelaten:
1. [eiser (gevoegd)],
2. [eiseres (g[eiser 2 (gevoegd)]],
beiden wonende te [woonplaats],
3. [eiseres (gevoegd)],
gevestigd te Arnhem,
procureur mr. H. van Ravenhorst,
advocaat mr. S.J. van Susante,
en
1. [eiseres (gevoegd)],
gevestigd te Arnhem,
2. [eiser (gevoegd)],
3. [eiser (gevoegd)],
beiden wonende te [woonplaats],
procureur en advocaat mr. A.J.B. Ross.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als de NS, [gedaagde], [eiser 2 (gevoegd)] en [eiser 3 (gevoegd)].
Het verloop van de procedure
De NS heeft gedaagden ter zitting van 12 september 2005 in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. Op deze zitting is de NS verschenen en heeft [gedaagde] zich bekend gemaakt als één van de gedaagden. Er waren wel veel personen in de rechtszaal, maar die hebben zich niet bekend gemaakt en gesteld als gedaagden. [gedaagde] heeft toen om uitstel gevraagd teneinde zich te kunnen voorzien van rechtsbijstand. Omdat [gedaagde] op heel korte termijn was gedagvaard en aannemelijk had gemaakt dat zij wel geprobeerd had om een advocaat te vinden, heeft de voorzieningenrechter dit uitstel verleend en de zaak aangehouden.
Tijdens die zitting hebben de NS en [gedaagde] afspraken gemaakt zoals vastgelegd in de door beide partijen ondertekende verklaring, die aan het proces-verbaal is gehecht. Het proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.
De behandeling is voortgezet op 20 oktober 2005. Op deze zitting zijn de NS en [gedaagde], thans vergezeld van mr. Hummels, verschenen. Opnieuw zat de zaal vol publiek, maar geen andere gedaagden hebben zich bekend gemaakt.
Tevens zijn verschenen [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] en [geda[eiser 3 (gevoegd)], vergezeld van hun advocaten. Zij hebben verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van de NS. Nadat dit verzoek op na te melden gronden was toegewezen, heeft de NS haar vorderingen voorgedragen en hebben de advocaten van partijen de zaak bepleit, overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De verstekverlening tegen de niet verschenen gedaagden
De NS heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de onroerende zaak, of een gedeelte daarvan, naast de hiervoor genoemde [gedaagde] door één of meer andere personen anders dan krachtens een persoonlijk of zakelijk recht wordt bewoond en/of gebruikt en dat zij in redelijkheid de identiteit van deze bewoner(s) niet heeft kunnen achterhalen. De NS heeft derhalve de in artikel 45 lid 3 Rv omschreven wijze van dagvaarden mogen toepassen. Bij de uitvoering daarvan zijn vervolgens de wettelijk vereiste formaliteiten in acht genomen.
Tegen deze gedaagden zal daarom verstek worden verleend.
Het incident
[gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] en [geda[eiser 3 (gevoegd)] hebben bij incidentele conclusies verzocht zich te mogen voegen aan de zijde van de NS. De NS en [gedaagde] hebben daartegen geen bezwaar gemaakt.
Voor voeging of tussenkomst in een kort geding is het reeds voldoende indien de tussenkomende partij een rechtstreeks en in rechte erkenbaar belang heeft om met eigen argumenten als partij in het geding op te komen (vgl. HR 15-11-1996, NJ 1997,482).
[gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] en [geda[eiser 3 (gevoegd)] zijn huurders van de NS. Zij hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij belang hebben bij de gevorderde ontruiming. Zo heeft onder meer de verzekeraar van [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] met ingang van 17 oktober 2005 de inventaris-, brand- en bedrijfsschadeverzekeringen opgezegd en heeft de verzekeraar van [geda[eiser 3 (gevoegd)] met betrekking tot de inventaris-, gebouw- en bedrijfsschadeverzekering het krakersrisico uitgesloten, erop neerkomende dat schade direct of indirect veroorzaakt door de krakers niet wordt vergoed.
Aangezien de verzochte voegingen tevoren aan de advocaat van [gedaagde] zijn aangekondigd en de grondslag van de vordering onveranderd blijft, kan niet worden gezegd dat [gedaagde] en de overige gedaagden in hun verdediging worden geschaad. Het verzoek van [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] en [geda[eiser 3 (gevoegd)] tot voeging zal daarom worden toegewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [gedaagde] en de overige gedaagden in de kosten van het incident worden verwezen als na te melden.
De vaststaande feiten
1. NS heeft sinds 1 december 1989 in eigendom de onroerende zaak, bestaande uit een kantoren- en winkelcomplex aan het Stationsplein nr. 38 te Arnhem, hierna te noemen gebouw E.
2. Gedaagden, hebben op of omstreeks 7 september 2005, zonder toestemming van de NS gebouw E, althans een gedeelte daarvan, in gebruik genomen (gekraakt).
3. Een gedeelte van gebouw E is in verband met de grootschalige herinrichting van het stationsplein reeds gesloopt. Twee winkelruimtes op de begane grond zijn nog in gebruik. In één daarvan is de kapsalon van [geda[eiser 3 (gevoegd)]: Arno Hair By Design gevestigd, in de andere het restaurant van [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)]: Barnies Kipcorner. [geda[eiser 3 (gevoegd)] en [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] zijn onderhuurders van de NS.
Het geschil
4. De NS stelt dat [gedaagde] en de andere gedaagden zonder recht of titel in het onderhavige pand verblijven. De NS en [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] en [geda[eiser 3 (gevoegd)] als gevoegde partijen vorderen, samengevat weergegeven, ontruiming van het door [gedaagde] en de overige gedaagden bewoonde c.q. in gebruik zijnde pand, zonodig versterkt met politiedwang en met bepaling dat dit vonnis gedurende een jaar kan worden tenuitvoergelegd op de wijze als bedoeld in artikel 557 a lid 3 Rv.
5. De NS, [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] en [geda[eiser 3 (gevoegd)] stellen spoedeisend belang te hebben bij de gevorderde ontruiming, omdat zij schade lijden, althans omdat er sprake is van een verhoogd risico op schade als gevolg van de wijze van bewoning van de kantooretage(s) door [gedaagde] en de overige gedaagden. Volgens de NS zijn de voormalige kantoren die [gedaagde] en de overige gedaagden in gebruik hebben genomen, ongeschikt voor bewoning. De NS stelt in een eerder stadium getracht te hebben de kantoren te verhuren of te laten gebruiken door een stichting in het kader van anti-kraak. Toen dit vanwege het ontbreken van de nodige woonvoorzieningen, niet mogelijk bleek heeft de NS het gebouw zoveel mogelijk kaal gemaakt. Het pand dient in het kader van de herinrichting van het Stationsplein te worden gesloopt. Daarnaast stelt de NS dat zij de morele verplichting heeft op te komen voor de belangen van haar huurders. Nu haar huurders schade lijden kan de NS hen niet het ongestoorde huurgenot verschaffen.
6. [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] stelt dat hij, naast omzetschade, schade lijdt omdat zijn verzekeraar per 17 oktober 2005 de inventaris-, brand en bedrijfsschadeverzekeringen heeft opgezegd, waarna hij met moeite, tegen een hogere premie en onder bepaalde uitsluitingen zijn bedrijfsbelangen bij verzekeraar Lloyds’ of London tijdelijk (vooralsnog tot en met 24 oktober 2005) heeft verzekerd. [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] stelt voorts dat hij overlast ondervindt, althans heeft ondervonden, van in het pand verblijvende personen. Hij heeft op 24 september 2005 aangifte bij de politie heeft gedaan van bedreiging.
7. [geda[eiser 3 (gevoegd)] stelt dat hij schade lijdt bestaande uit omzetverlies. Daarnaast heeft hij een verhoogd risico op schade omdat zijn verzekeraar het krakersrisico niet verzekert, waardoor schade die direct of indirect veroorzaakt wordt door de krakers, van vergoeding is uitgesloten.
8. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer en betwist onder meer het spoedeisend belang. Volgens [gedaagde] staat het onderhavige pand al meer dan één jaar leeg, is er door de NS nog geen sloopvergunning aangevraagd en is onduidelijk op welke termijn de sloop van het gebouw zal plaatsvinden.
De beoordeling van de vordering
9. Vast staat dat [gedaagde] en de overige gedaagden het onderhavige pand, althans een gedeelte daarvan, zonder recht of titel in gebruik hebben genomen en daarmee onrechtmatig jegens de NS hebben gehandeld en nog steeds handelen. Dat betekent dat de vordering tot ontruiming in beginsel toewijsbaar is.
10. Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de NS en de gevoegde partijen een spoedeisend belang hebben bij de ontruiming. De voorzieningenrechter overweegt daartoe het navolgende.
11. Uit de overgelegde stukken is voldoende komen vast te staan dat de verzekeraar van [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] met ingang van 17 oktober 2005 de inventaris-, brand- en bedrijfsschadeverzekering heeft opgezegd op grond van de risicoverhogende omstandigheid dat de verdieping(en) die boven de zaak van [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] zijn gelegen in gebruik is c.q. zijn bij krakers. Teneinde bedrijfssluiting te voorkomen heeft [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] tegen een hogere premie en onder bepaalde uitsluitingen zijn bedrijfsbelangen slechts tijdelijk opnieuw weten te verzekeren. Aangenomen moet worden dat de (gedeeltelijke) onverzekerbaarheid van de bedrijfsbelangen van [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] als gevolg van de wijze van bewoning en/of gebruik van het onderhavige pand door [gedaagde] en de overige gedaagden, een onaanvaardbaar (financieel) risico oplevert. Reeds op die grond heeft [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] een spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming van het pand.
12. Daarnaast heeft [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] voldoende aannemelijk gemaakt dat de omzet van zijn bedrijf is gedaald vanaf het moment (week 36) dat [gedaagde] en de overige gedaagden het pand betrokken. [gedaagde] heeft betwist dat zij of één van de overige gedaagden [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] heeft bedreigd of overlast heeft veroorzaakt. Onweersproken is echter dat [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] in zijn zaak is aangesproken door één of meer personen die zich niet bekend wilden maken. Ook ter zitting niet. Op grond daarvan en mede gelet op de aangifte bij de politie is de door [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] gestelde overlast voorshands voldoende aannemelijk geworden.
13. Uit de door [geda[eiser 3 (gevoegd)] overgelegde stukken blijkt dat ook zijn verzekeraar het zogenaamde krakersrisico heeft uitgesloten. Evenals hiervoor ten aanzien [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] is overwogen, geldt voor [geda[eiser 3 (gevoegd)] dat de (gedeeltelijke) onverzekerbaarheid van zijn bedrijfsbelangen als gevolg van bewoning en/of gebruik van het onderhavige pand door [gedaagde] en de overige gedaagden, een onaanvaardbaar (financieel) risico oplevert, waarmee het spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming reeds is gegeven.
14. De door [gedaagde] en de overige gedaagde bewoonde c.q. in gebruik genomen verdieping(en) van het onderhavige gebouw hebben geen woonbestemming. Het zijn voormalige kantoren waarin geen verwarming en geen gasaansluiting meer aanwezig zijn. Onder deze omstandigheden ontstaat in de komende wintermaanden, waarin (een gedeelte van) het gebouw door de krakers verwarmd zal moeten worden, een verhoogd risico op brandgevaar. [gedaagde] heeft dat niet weersproken. Zij kan geen garanties geven voor veilige bewoning door haarzelf en de overige gedaagden. Mede gelet op het feit dat de verzekeraars van [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] en [geda[eiser 3 (gevoegd)] de schade die direct of indirect door de krakers wordt veroorzaakt niet vergoeden, is hier naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een onaanvaardbaar risico voor de NS als eigenaar van het pand en voor [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] en [geda[eiser 3 (gevoegd)] als huurders.
15. Alle voorgaande feiten en omstandigheden in aanmerking nemende dient het belang van de NS en de gevoegde partijen bij de gevorderde ontruiming van het pand te prevaleren boven het belang van [gedaagde] en de overige gedaagden bij een voortgezet gebruik van het pand. Dit geldt temeer nu [gedaagde] heeft gesteld dat zij niet economisch gebonden is aan de gemeente Arnhem, doch slechts belang heeft bij woonruimte waarvoor zij niet of nauwelijks huur hoeft te betalen. Voor deze wens hoeven de belangen van de NS en de gevoegde partijen niet te wijken.
16. Ingevolge artikel 557 a lid 2 Rv kan de rechter bepalen dat het bevel tot ontruiming niet ten uitvoer kan worden gelegd totdat, na het verkrijgen van inlichtingen van het College van Burgemeester en Wethouders, is beslist over de termijn waarop die ontruiming zal plaatsvinden, tenzij zulks onverenigbaar zou zijn met het belang van degene die de ontruiming heeft gevorderd. Zoals hiervoor is overwogen hebben de NS en de gevoegde partijen een spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming. De grote mate van spoedeisendheid heeft zijn grondslag in het als gevolg van de wijze van bewoning door de krakers verhoogde risico op brandgevaar, terwijl dekking van de direct of indirect door de krakers veroorzaakte schade is uitgesloten. Onder de gegeven omstandigheden, en in aanmerking genomen het feit dat het door de krakers in gebruik genomen (gedeelte van het) pand geen woonbestemming heeft en nooit als woonruimte in gebruik is geweest, acht de voorzieningenrechter het vragen van inlichtingen conform het bepaalde in artikel 557 a lid 2 Rv onverenigbaar met het spoedeisend belang van de NS en de gevoegde partijen, zodat dit zal worden nagelaten.
17. Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde voorzieningen zullen worden toegewezen, echter met dien verstande dat de termijn waarop de ontruiming dient plaats te vinden zal worden bepaald op twee dagen na betekening van dit vonnis.
18. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [gedaagde] en de overige gedaagden in de kosten van dit kort geding worden verwezen.
De beslissing
De voorzieningenrechter
in het incident
1. wijst de verzoeken van [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] en [geda[eiser 3 (gevoegd)] tot voeging toe,
2. veroordeelt [gedaagde] en de overige gedaagden in de kosten van dit incident tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde[eiser 2 (gevoegd)] en [geda[eiser 3 (gevoegd)] elk bepaald op € 527,- voor salaris en op nihil voor verschotten,
in de hoofdzaak
3. veroordeelt [gedaagde] en de overige gedaagden om, binnen 2 dagen na betekening van dit vonnis, het complex c.a., bestaande uit het kantoren- en winkelcomplex, voormalig gebouw E, behorende bij het stationscomplex Arnhem aan het Stationsplein nr. 38 I, 38 II a, 38 II b, 38 II c en 38 III te Arnhem, kadastraal bekend als gemeente Arnhem, sectie P nummer 4415, met alle personen en zaken die zich aldaar van hunnentwege bevinden, te ontruimen en te verlaten en aldus ontruimd en verlaten te houden en ter vrije en algehele beschikking van de NS te stellen,
4. machtigt de NS om, indien [gedaagde] en/of de overige gedaagden niet vrijwillig aan dit ontruimingsvonnis mochten voldoen, de ontruiming zelf, zonodig met behulp van de sterke arm, te doen bewerkstelligen,
5. bepaalt dat dit vonnis gedurende één jaar na de dag waarop dit vonnis wordt uitgesproken dan wel bekrachtigd, ten uitvoer kan worden gelegd tegen eenieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging in het complex bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet,
6. veroordeelt [gedaagde] en de overige gedaagden in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de NS bepaald op € 816,- voor salaris en op € 315,93 voor verschotten,
7. weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.S.M. Daamen op 3 november 2005.
de griffier de rechter