ECLI:NL:RBARN:2005:AV0843

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
17 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
132827
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Conservatoir beslag en ontvankelijkheid in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A. Schadd, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.J. Al. De zaak betreft een conservatoir beslag dat op 18 oktober 2005 is gelegd op een auto, merk Alfa Romeo, op verzoek van gedaagde, ter zekerheid van een vordering op betrokkene 1, de partner van eiser. Eiser stelt dat hij de eigenaar van het voertuig is en dat de vordering van gedaagde op betrokkene 1 hem niet aangaat. Hij vordert opheffing van het beslag en teruggave van het voertuig en de kentekenbewijzen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiser niet ontvankelijk is in zijn vordering. Volgens artikel 438, vijfde lid Rv in samenhang met artikel 705, derde lid Rv dient een derde die tegen een conservatoir beslag wil opkomen zowel de beslaglegger als de beslagschuldenaar in kort geding te dagvaarden. Eiser heeft nagelaten betrokkene 1 in het geding te betrekken, waardoor niet is voldaan aan de wettelijke vereisten. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat dit voorschrift van dwingend recht is en dat niet-naleving leidt tot niet-ontvankelijkheid.

De uitspraak, gedaan op 17 november 2005, resulteert in de verklaring van niet-ontvankelijkheid van eiser in zijn vordering, en hij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn vastgesteld op € 816,- voor salaris en € 244,- voor verschotten.

Uitspraak

Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 132827 / KG ZA 05-643
Datum vonnis: 17 november 2005
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat en procureur mr. J.A. Schadd te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. B.J. Al te Veenendaal.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en [gedaagde].
Het verloop van de procedure
[eiser] heeft [gedaagde] ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De advocaat van [eiser] en de advocaat van [gedaagde] hebben de zaak bepleit, laatstgenoemde overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotitie. Daarbij zijn producties in het geding gebracht.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De vaststaande feiten
Op grond van de stellingen van partijen en de inhoud van de producties – alles voor zover niet of onvoldoende weersproken – staat voorshands het volgende vast.
1. Op verzoek van [gedaagde] is, na verkregen toestemming van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, op 18 oktober 2005 ten laste van mevrouw [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) conservatoir beslag gelegd op een auto, merk Alfa Romeo, met het kenteken 11-JD-DN. Het voertuig is daarbij in gerechtelijke bewaring gegeven. Tevens heeft [betrokkene 1] de kentekenbewijzen van het voertuig aan [gedaagde] overhandigd.
2. Het beslag is gelegd tot zekerheid van verhaal van een vordering van [gedaagde] op [betrokkene 1].
3. [betrokkene 1] is de partner van [eiser]. Tussen hen bestaat geen gemeenschap van goederen.
De vorderingen en de beoordeling daarvan
4. Stellende dat hij de eigenaar is van het voertuig en dat de pretense vordering van [gedaagde] op [betrokkene 1] hem niet regardeert, vordert [eiser], kort gezegd, dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot opheffing van het door haar gelegde conservatoir beslag alsmede tot afgifte van het voertuig en de kentekenbewijzen aan [eiser]. [gedaagde] heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd.
5. De voorzieningenrechter ziet zich vooreerst voor de vraag gesteld of [eiser] in zijn vordering kan worden ontvangen. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord, waartoe het volgende wordt overwogen.
6. Ingevolge het bepaalde in artikel 438, vijfde lid Rv jo. artikel 705, derde lid Rv dient een derde, die tegen een conservatoir beslag wil opkomen, zowel de beslaglegger als de beslagschuldenaar in kort geding te dagvaarden.
7. Onweersproken is dat [gedaagde] geen vordering tot betaling heeft op [eiser], zodat [eiser] in het kader van dit kort geding dient te worden aangemerkt als “een derde” in de zin artikel 438, vijfde lid Rv voornoemd. Dit brengt mee dat [eiser], wil hij kunnen opkomen tegen het gelegde beslag, zowel de beslaglegger ([gedaagde]) als de beslagschuldenaar ([betrokkene 1]) dient te dagvaarden. Nu [eiser] evenwel heeft nagelaten [betrokkene 1] in dit kort geding te betrekken, is aan voormeld vereiste niet voldaan, zodat [eiser] reeds op grond daarvan niet ontvankelijk in zijn vordering moet worden verklaard. Daarbij wordt opgemerkt dat de redactie en bewoordingen van artikel 438, lid 5 Rv er geen twijfel over laten bestaan dat het een voorschrift van dwingend recht betreft en derhalve op straffe van niet-ontvankelijkheid dient te worden nageleefd.
8. Gezien het vorenstaande zal [eiser] in de kosten van dit kort geding worden verwezen.
De beslissing
De voorzieningenrechter
1. verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
2. veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 816,- voor salaris en op € 244,- voor verschotten,
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A. van Hoof op 17 november 2005.
de griffier de rechter