ECLI:NL:RBARN:2005:AV1041
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van een bedrag in het kader van een geschil tussen Dexia Bank Nederland N.V. en een consument
In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, heeft de rechtbank op 30 november 2005 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Dexia Bank Nederland N.V. en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 6 juli 2005 vastgesteld dat de waarde van de prestatie van Dexia in totaal € 38.935,32 bedraagt, terwijl de verkoopprijs van de aandelen in totaal € 27.604,47 was. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] aan Dexia in beginsel de helft van het verschil tussen deze bedragen, zijnde € 5.665,43, moet betalen. Dit bedrag wordt als redelijk beschouwd, ongeacht de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde].
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat [gedaagde] in totaal € 8.398,41 aan Dexia heeft betaald, en dat Dexia dit bedrag aan [gedaagde] moet terugbetalen. De rechtbank heeft de vordering in reconventie van [gedaagde] toegewezen tot een bedrag van € 2.733,11, en de vorderingen in conventie en in reconventie voor het overige afgewezen. De rechtbank heeft de gevorderde vertragingsrente toegewezen vanaf 25 augustus 2004, de datum waarop de vordering in reconventie is ingesteld.
De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat Dexia het bedrag aan [gedaagde] moet betalen, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld. Dit vonnis is gewezen door mr. O. Nijhuis en openbaar uitgesproken op 30 november 2005.