ECLI:NL:RBARN:2006:AV0436
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schuldsanering na zedendelict en schadevergoedingsmaatregel
In deze zaak heeft de rechtbank Arnhem op 9 januari 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door verzoeker op 14 november 2005. Verzoeker had een aanzienlijke schuldenlast van bijna € 14.000,-, waarvan een groot deel voortkwam uit een schadevergoedingsmaatregel die was opgelegd na een strafrechtelijke veroordeling voor zedendelicten. De rechtbank heeft verzoeker op de zitting van 2 januari 2006 gehoord, waar hij zijn situatie toelichtte, inclusief zijn deelname aan een alcoholcursus en zijn pogingen om de schadevergoedingsmaatregel na te komen.
De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet te goeder trouw was, zoals vereist volgens artikel 288 van de Faillissementswet. Dit oordeel was gebaseerd op de recente veroordeling van verzoeker voor ernstige delicten, waarbij hij zijn eigen financiële belangen en die van zijn schuldeisers in gevaar had gebracht. De rechtbank benadrukte dat de maatschappelijke afkeuring van dergelijke opzetdelicten zwaar weegt in de beoordeling van de goede trouw van verzoeker.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot schuldsanering afgewezen, waarbij ook de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verzoeker niet tot een ander oordeel leidden. De rechtbank concludeerde dat toelating tot de schuldsaneringsregeling niet alleen onterecht zou zijn, maar ook schadelijk voor het slachtoffer van de zedendelicten, die geconfronteerd zou worden met de gevolgen van de schuldsanering.