ECLI:NL:RBARN:2006:AV2550

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
31 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/2738
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.H. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid en niet-ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedure tegen advies bezwarencommissie

In deze zaak heeft de Rechtbank Arnhem op 31 januari 2006 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres had beroep ingesteld tegen het advies van de bezwarencommissie van de gemeente Neder-Betuwe, maar de rechtbank oordeelde dat dit advies niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor was de rechtbank kennelijk niet bevoegd om kennis te nemen van het beroep tegen dit advies.

Daarnaast had eiseres ook beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente van 14 juni 2005, dat was genomen naar aanleiding van het advies van de bezwarencommissie. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift tegen dit besluit te laat was ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift op 26 juli 2005 eindigde. Het beroepschrift was pas op 2 augustus 2005 ontvangen, wat betekende dat het niet tijdig was ingediend.

De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. Daarom werd het beroep tegen het besluit van 14 juni 2005 als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank besloot geen proceskostenveroordeling toe te passen, omdat er geen termen aanwezig waren om dit te doen.

De uitspraak werd gedaan door rechter F.H. de Vries, in aanwezigheid van griffier G.A. Kajim-Panjer, en werd openbaar uitgesproken op de genoemde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht
Registratienummer: AWB 05/2738
Uitspraak ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[eiseres]
wonende te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe, verweerder.
1. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is, het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, het beroep kennelijk ongegrond is, of het beroep kennelijk gegrond is.
Bij brief van 25 juli 2005 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het advies van de commissie bezwaarschriften voor personele aangelegenheden van de gemeente Neder-Betuwe (verder: bezwarencommissie).
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemd advies niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, zodat hiertegen geen bezwaar en beroep openstaat. De rechtbank is dan ook kennelijk niet bevoegd om daarvan kennis te nemen.
Bij brief van 1 augustus 2005 heeft eiseres tevens beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 14 juni 2005 waarbij overeenkomstig voornoemd advies is beslist. Dit besluit is eiseres op 14 juni 2005 toegezonden.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, welke termijn ingevolge artikel 6:8 van de Awb aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt ingevolge artikel 3:41 van de Awb, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid en tweede lid, van de Awb is een beroepschrift tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn is ontvangen en bij verzending per post, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de hiervoor genoemde termijn ingediend beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Gelet op het voorgaande was 26 juli 2005 de laatste dag van de beroepstermijn.
Niet is gebleken dat het beroepschrift van 1 augustus 2005, dat door de rechtbank op 2 augustus 2005 is ontvangen, voor het einde van die termijn ter post is bezorgd. Het beroepschrift is dan ook te laat ingediend. Voorts is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. Het beroep tegen het besluit van 14 juni 2005 is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk.
De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Awb wordt als volgt beslist.
2. Beslissing
De rechtbank
verklaart zich ten aanzien van het beroep tegen het advies van de bezwarencommissie onbevoegd;
verklaart het beroep tegen het besluit van 14 juni 2005 niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. F.H. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G.A. Kajim-Panjer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2006.
De griffier, De rechter,
Ingevolge artikel 8:55, eerste lid, van de Awb kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na de dag van verzending hiervan verzet doen bij de Rechtbank, sector bestuursrecht, postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Verzonden op: