zaaknummer / rolnummer: 133577 / KG ZA 05-691
Vonnis in kort geding van 16 januari 2006
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE LAGE LANDEN FINANCIAL SERVICES B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres,
procureur mr. J.R.O. Dantuma,
advocaat mr. O.J.W. Reijnders te Eindhoven,
de vennootschap naar buitenlands recht
KRAUS-MAFFEI KUNSTSTOFFTECHNIK GMBH,
gevestigd te München, Duitsland,
gedaagde,
procureur mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat mr. M.W.G. Castelijns te Breda.
Partijen zullen hierna DLL en KM genoemd worden.
De procedure
DLL heeft KM ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. Bij faxbericht van 16 december 2005 heeft DLL haar eis gewijzigd. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de advocaten van partijen de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
DLL heeft in 2004 een drietal ‘sale en lease back’ overeenkomsten gesloten met Zenimot B.V. (hierna: Zenimot), inhoudende dat Zenimot de in de overeenkomsten gespecificeerde dvd-productiemachines aan DLL verkoopt, die de machines vervolgens verhuurt aan Zenimot. KM is producent en leverancier van twee van deze machines (hierna: machine 1 en 2).
DLL en KM hebben twee terugkoopovereenkomsten gesloten, gedateerd respectievelijk 6 juni 2003 en 30 maart 2004. De overeenkomsten houden in dat KM machine 1 en machine 2 in geval van insolventie van Zenimot en op verzoek van DLL dient terug te kopen.
In de beide terugkoopovereenkomsten staat onder meer het volgende vermeld:
“1. (...) Der Rückkaufpreis ist in Höhe von der zum Zeitpunkt der vorzeitigen Beendigung des Leasingvertrages noch offenen, abgezinsten Nettoraten (gem. Anlage 1), max jedoch:
Bei Beendigung nach Rückkaufpreis
01-12 Monate nach Lieferung 476.000,00 EURO
13-24 Monate nach Lieferung 327.250,00 EURO
25-36 Monate nach Lieferung 208.250,00 EURO
Die hier festgelegten Preise sind fix sofern der gegenstand sich in einem guten dem nach normalen Gebrauch und Wartung üblichen Zustand befindet. DLL ist verpflichtet für den ordnungsgemässen Betrieb und die Wartung des GEGENSTANDES zu sorgen.
2. Die Kaufverpflichtung besteht nur unter der bedingung, dass der GEGENSTAND sich im mittelbaren oder unmittelbaren besitz und im uneingeschränkten nicht belasteten Eigentum von DLL befindet und diese in der Lage sind dem Käufer den unmittelbaren Besitz am GEGENSTAND zu verschaffen.
3. Wenn ein Kaufvertrag gemäss den vorstehenden Klauseln zustande kommt sind folgende Bestimmungen darauf anwendbar:
a) Dem Käufer ist der GEGENSTAND vollständig und in funktionsfähigem Zustand zu übergeben. Mit Übergabe ist die verschaffung des unmittelbaren besitzes gemeint. (...)
b) Die Maschinenrückgabe erfolgt sofern die Parteien bei Kaufvertragsabschluss nichts anderes vereinbaren ab Velddriel oder an einem von DLL bezeichneten Platz in den Niederlanden.
(...)”
In de terugkoopovereenkomst van 6 juni 2003, betreffende de ‘Krauss-Maffei triathlon series DVD-Multiliner’ (hierna: machine 1), is voorts onder 4. het volgende opgenomen:
"Auf diesen Vertrag ist Niederländisches Recht anwendbar. Der Niederländische Richter ist ausschliesslich befugt, hierüber zu entscheiden."
In de terugkoopovereenkomst van 30 maart 2004, betreffende de ‘Krauss-Maffei e-star galaxy DVD-Line with elite molding system’(hierna: machine 2), staat onder 4. het volgende vermeld:
"Auf diesen Vertrag ist englischen Recht anwendbar. Der englische Richter ist ausschliesslich befugt, hierüber zu entscheiden."
KM heeft, zonder betrokkenheid van DLL, ook nog een derde machine (hierna: machine 3) onder eigendomsvoorbehoud aan Zenimot geleverd.
De Ontvanger heeft op 26 juli 2005 terzake van een naheffingsaanslag ter hoogte van circa EUR 84.000,-- executoriaal bodembeslag gelegd op goederen van Zenimot, waaronder de voornoemde machines 1, 2 en 3.
Ter voorkoming van eventueel volgende bodembeslagen onder Zenimot, heeft DLL met haar een bodemverhuur constructie toegepast, waarbij de bodem van Zenimot met ingang van augustus 2005 is verhuurd aan DLL.
Zenimot is bij vonnis van 10 augustus 2005 failliet verklaard.
DLL wenst de huurovereenkomst ten aanzien van de bodem te beëindigen vanwege de hoge huurkosten. Zij heeft KM verzocht de machines 1 en 2 terug te kopen en deze samen met machine 3 van de bodem af te voeren, hetgeen KM tot op heden weigert. Zolang de machines zich nog op de bodem bevinden, kan DLL de bodemverhuur constructie/ de huurovereenkomst feitelijk niet beëindigen.
DLL vordert na wijziging van eis, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, - samengevat -:
i. KM te veroordelen tot onmiddellijke betaling van een bijdrage in de kosten van de bodemverhuur constructie, inclusief de huur, ten bedrage van EUR 45.540,61, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten,
ii. KM te veroordelen om binnen twee werkdagen na overlegging van een betalingsbewijs door DLL ter zake van het bedrag waarvoor bodembeslag is gelegd een bedrag van EUR 13.921,74 te betalen als bijdrage aan de vordering van de Ontvanger, vermeerderd met de wettelijke rente,
iii. KM te veroordelen om binnen twee werkdagen na overlegging van een betalingsbewijs door DLL ter zake van het bedrag waarvoor bodembeslag is gelegd een bedrag van EUR 706.750,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente,
iv. KM te bevelen om binnen twee werkdagen na overlegging van een betalingsbewijs door DLL ter zake van het bedrag waarvoor bodembeslag is gelegd en na betaling als bedoeld onder III. de machines 1 en 2 terug te nemen, althans feitelijk af te voeren van de door DLL gehuurde bodem,
v. KM te bevelen om binnen twee werkdagen na overlegging van een betalingsbewijs door DLL ter zake van het bedrag waarvoor bodembeslag is gelegd machine 3 terug te nemen, althans feitelijk af te voeren van de door DLL gehuurde bodem,
vi. KM te veroordelen tot het betalen van een dwangsom ad EUR 10.000,-- per dag dat zij in gebreke blijft aan het onder iv en v gestelde te voldoen,
vii. KM te veroordelen in de kosten van het geding.
DLL voert hiertoe kort gezegd aan dat zij de bodemverhuur constructie mede in opdracht van, althans als zaakwaarnemer van KM heeft opgezet, op grond waarvan KM dient bij te dragen in de kosten daarvan. Als eigenaar van één van de machines is KM voorts gehouden naar evenredigheid bij te dragen in het bedrag dat aan de Ontvanger dient te worden betaald teneinde het bodembeslag op de machines te doen vervallen. Ten slotte maakt DLL onnodig hoge (huur)kosten doordat en zolang KM haar contractuele verplichting tot het terugkopen en feitelijk afvoeren van de machines 1 en 2 niet nakomt, zodat DLL een spoedeisend belang bij de vorderingen heeft.
KM voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Bevoegdheid
KM voert voor alle weren aan dat de Nederlandse rechter onbevoegd is om van de vorderingen op haar door DLL kennis te nemen. Zij verwijst daartoe naar artikel 4 van de tussen partijen gesloten terugkoopovereenkomst van 30 maart 2004 waarin een exclusieve forumkeuze voor de Engelse rechter is gemaakt.
Nu het gaat om een internationale handelszaak en de gedaagde gevestigd is in een EG-lidstaat, dient de bevoegdheidsvraag beantwoord te worden aan de hand van de bepalingen van de Verordening (EG) van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: de EEX-Vo).
Voorts wordt overwogen dat er in de verschillende vorderingen in deze zaak feitelijk drie machines een rol spelen. Ten aanzien van elk van die machines geldt een ander beoordelingskader. Voor machine 3 is dat de rechtsverhouding tussen enerzijds leverancier (onder eigendomsvoorbehoud) KM en anderzijds afnemer Zenimot. Voor de beoordeling van de vorderingen terzake van de machines 1 en 2 wordt uitgegaan van de twee terugkoopovereenkomsten tussen DLL en KM. Slechts in één van die overeenkomsten is een forumkeuze voor de Engelse rechter opgenomen, namelijk in de overeenkomst gedateerd 30 maart 2004, betreffende machine 2. Anders dan KM betoogt, heeft die forumkeuze dan ook geen invloed op de bevoegdheidsvraag ten aanzien van het geheel aan vorderingen van DLL. Daarom zal de voorzieningenrechter eerst, in reactie op het gedane beroep op de forumkeuze, afzonderlijk ingaan op de vraag of er rechtsmacht bestaat terzake van de vorderingen betreffende machine 2. Daarna zal, ambtshalve, de bevoegdheidsvraag ter zake van de overige vorderingen worden beantwoord.
Vorderingen betreffende machine 2
De forumkeuze waar KM zich op beroept, heeft zoals gezegd uitsluitend betrekking op de vordering tot het betalen van de (terug)koopprijs voor machine 2 en de vordering tot het van de door DLL gehuurde bodem afvoeren van die machine 2. Gelet op die forumkeuze en gezien het bepaalde in artikel 23 EEX-Vo is de Engelse rechter bevoegd van vorderingen die voortvloeien uit de desbetreffende terugkoopovereenkomst kennis te nemen. Anders dan voor een bodemprocedure, betreft dit voor de kort gedingprocedure echter niet per definitie een exclusieve bevoegdheid. Ingevolge artikel 31 EEX-Vo kunnen in de wetgeving van een lidstaat voorziene voorlopige of bewarende maatregelen namelijk ook bij de rechterlijke autoriteiten van die staat worden aangevraagd, zelfs indien een gerecht van een andere lidstaat krachtens de verordening bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen. Het Nederlandse kort geding behoort naar de heersende leer tot de voorlopige maatregelen in de zin van artikel 31 EEX-Vo.
Naar vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Hof van Justitie) is de toepassing van artikel 31 EEX-Vo wel afhankelijk van de voorwaarde dat er een reële band bestaat tussen het voorwerp van de gevorderde maatregel(en) en de op territoriale criteria gebaseerde bevoegdheid van de lidstaat van de aangezochte rechter (HvJ-EG, 17 november 1998 NJ 1999, 339; Van Uden/ Decoline).
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in dit geval sprake van die reële band, nu Velddriel (gelegen binnen het arrondissement van de aangezochte rechter) de plaats is waar de verzochte maatregelen effect moeten sorteren en DLL bovendien in Nederland gevestigd is. Overigens zij opgemerkt dat van enig aanknopingspunt met de Engelse rechtssfeer in ieder geval niet blijkt.
Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter zich zonder meer bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot het van de door DLL gehuurde bodem afvoeren van machine 2.
Voor zover het de vordering tot betaling van de (terug)koopprijs van machine 2 betreft, geldt echter het volgende. Ten aanzien van geldvorderingen heeft het Hof van Justitie de vereiste reële band verder uitgewerkt, in die zin dat de betaling van (een voorschot op) een contractuele tegenprestatie geen voorlopige maatregel is in de zin van artikel 31 EEX-Vo, tenzij a) gegarandeerd is dat het toegewezen bedrag aan de gedaagde wordt terugbetaald indien de eiser in het bodemgeschil in het ongelijk mocht worden gesteld, en b) de gevorderde maatregel slechts betrekking heeft op bepaalde vermogensbestanddelen van de gedaagde die zich in de territoriale bevoegdheidssfeer van de aangezochte rechter (zullen) bevinden.
Aan de laatst genoemde voorwaarde is in dit geval genoegzaam voldaan, nu de machine waar het om gaat zoals gezegd in Velddriel staat en zich daar tevens de aan KM toebehorende machine 3 bevindt. Dit is anders waar het gaat om de eerstgenoemde voorwaarde, omdat DLL op geen enkele wijze zekerheid heeft gesteld. Het gaat weliswaar te ver om te verlangen dat zulks reeds vóór aanvang van de behandeling van het geding moet hebben plaatsgevonden, maar in ogenschouw nemende dat het Hof van Justitie de eis van zekerheidsstelling heeft gekoppeld aan de bevoegdheid van de aangezochte rechter, zal het wel alsnog moeten gebeuren.
Dit brengt het volgende met zich. De voorzieningenrechter acht zich bevoegd om van de vordering tot betaling van de terugkoopprijs van machine 2 kennis te nemen, op voorwaarde dat DLL ten behoeve van KM zekerheid stelt in de vorm van een bankgarantie voor een bedrag als na te melden, een en ander zo mogelijk overeenkomstig het NVB-model Beslaggarantie 1999.
Met betrekking tot de bevoegdheidsvraag ten aanzien van de overige vorderingen overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Op grond van de in de terugkoopovereenkomst van 6 juni 2003 onder 4. opgenomen exclusieve forumkeuze voor de Nederlandse rechter, acht de voorzieningenrechter zich overeenkomstig artikel 23 EEX-Vo bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot betaling van de (terug)koopprijs van machine 1 alsmede de vordering tot het van de door DLL gehuurde bodem afvoeren van die machine.
Ten aanzien van de resterende vorderingen overweegt de voorzieningenrechter dat de bevoegdheid om daarvan kennis te nemen niet gegrond kan worden op de bepalingen 5 tot en met 24 EEX-Vo, zodat daarvoor wederom moet worden uitgeweken naar artikel 31 EEX-Vo. Overeenkomstig hetgeen is overwogen in r.o. 4.6, is ook hier sprake van de vereiste reële band tussen de verzochte maatregelen en de op de territoriale criteria gebaseerde bevoegdheid van de aangezochte rechter, zodat artikel 31 EEX-Vo toepasselijk is. Daarmee is de rechtsmacht ten aanzien van de vordering tot het afvoeren van de door DLL gehuurde bodem van machine 3 reeds gegeven.
Zowel de vordering tot het bijdragen aan de kosten van de bodemverhuur constructie als de vordering tot het bijdragen aan voldoening van De Ontvanger is aan te merken als een geldvordering. Dientengevolge gelden voor de bevoegdheid ten aanzien van die vorderingen de door het Hof van Justitie gestelde aanvullende voorwaarden, zoals genoemd in r.o. 4.8. Ook hier geldt dat niet is voldaan aan de voorwaarde van zekerheidstelling door DLL. De voorzieningenrechter acht ten aanzien van deze vorderingen dan ook rechtsmacht aanwezig, echter op voorwaarde dat DLL zekerheid stelt, overeenkomstig hetgeen hiervoor is overwogen in r.o. 4.10.
Al het voorgaande samengevat, acht de voorzieningenrechter zich zonder meer bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot het betalen van de (terug)koopprijs van machine 1, alsmede de vorderingen tot het van de door DLL gehuurde bodem afvoeren van respectievelijk machine 1, 2 en 3. Ten aanzien van de vordering tot het betalen van een bijdrage aan de kosten van de bodemverhuur constructie, de vordering tot het betalen van een bijdrage aan de vordering van De Ontvanger, alsmede de vordering tot betaling van de (terug)koopprijs van machine 2, acht de voorzieningenrechter zich bevoegd, op voorwaarde van zekerheidstelling door DLL.
Bijdrage bodemverhuur constructie
Aan de vordering tot het bijdragen aan de kosten van de bodemverhuur constructie legt DLL primair ten grondslag dat zij mede van KM opdracht heeft gekregen om die constructie op te zetten. KM heeft dat betwist. De voorzieningenrechter overweegt dat die opdracht in ieder geval niet volgt uit de door DLL overgelegde brief van KM van 29 juli 2005. Uit de overige stukken en het ter zitting behandelde blijkt evenmin van een opdracht van KM aan DLL.
Subsidiair stelt DLL dat zij bij het opzetten van de bodemverhuur constructie als zaakwaarnemer voor KM is opgetreden. Volgens KM is ook daarvan geen sprake, omdat DLL tegen haar wil en bovendien niet in haar belang heeft gehandeld. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt. In eerdergenoemde brief zijn onder meer de volgende afspraken (“we have agreed on the following”) tussen partijen opgenomen (KM wordt in de brief KMK genoemd):
“4. The business operations of Zenimot will be closed down on Monday and Tuesday next week. Simultaneously, the lease agreement on the premises will be changed in a way so that De Lage landen and other financing institutions will be acting as the new landlord. De Lage Landen will effectively take over control of the factory, which will be used as a storage place for non-operating machines.
5. De Lage Landen makes sure that KMK’s ownership in the third line will be fully secured in any way. Especially, you will make sure that the Krauss-Maffei line will not be taken away by any third party while De Lage Landen holds control over the factory. You will find enclosed our letter to Zenimot of yesterday in which we claim title to the third line (...)”
Gelet op deze - onbetwiste – afspraken is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter wel sprake van zaakwaarneming, voor zover het machine 3 (the third line) betreft. Door preventief op te treden tegen de reële dreiging van nieuwe bodembeslagen heeft DLL immers welbewust en naar behoren het belang van KM als eigenaar van die machine behartigd. KM is dan ook gehouden aan DLL de schade te vergoeden die zij als gevolg daarvan heeft geleden. Dat er tot op heden geen nieuwe beslagen zijn gelegd en DLL volgens KM de dure bodemverhuur constructie dus onnodig in het leven heeft geroepen, doet hier niets aan af. Voor het beoordelen van de schadevergoedingsplicht, die slechts bestaat voorzover er sprake is van een behoorlijke zaakwaarneming, is immers niet relevant of de belanghebbende uiteindelijk door de waarneming is gebaat. Het subsidiaire verweer van KM dat zij ten aanzien van de grondslag van de gehoudenheid tot schadevergoeding heeft gedwaald in de zin van artikel 6:228 Burgerlijk Wetboek slaagt hier evenmin, nu er geen sprake van is dat er aan die gehoudenheid een overeenkomst ten grondslag ligt.
Ten aanzien van de machines 1 en 2 luidt het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat DLL met de bodemverhuur constructie hooguit haar eigen belang heeft behartigd, zoals KM heeft betoogd. Voorshands aannemelijk is immers, dat op grond van de terugkoopovereenkomsten geen terugkoopverplichting voor KM bestaat, zolang de desbetreffende machine onder enig beslag valt. DLL heeft in die situatie als enige belang bij een onbezwaarde eigendom van de machines. Hiermee is het bestaan van de vordering tot bijdragen aan de kosten van de bodemverhuur constructie - op alledrie de grondslagen - onvoldoende aannemelijk voor zover het de machines 1 en 2 betreft, zodat dat deel van de vordering zal worden afgewezen.
Bij de berekening van het toe te wijzen deel van de vordering gaat de voorzieningenrechter van het volgende uit. KM is slechts gehouden de schade te vergoeden die DLL als gevolg van de zaakwaarneming, dus uitsluitend betreffende machine 3, heeft geleden. DLL heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de liquidatiewaarde van die machine 16,3 % is van de totale liquidatiewaarde van de door het bodembeslag getroffen machines. Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter het voorshands redelijk dat KM voornoemd percentage van de totale kosten - inclusief de huurtermijnen tot aan de zitting in deze procedure, derhalve tot medio december 2005 - van de bodemverhuur constructie (als voorschot) voor haar rekening neemt, zijnde een bedrag van € 11.841,66. Voor toekenning van de gevorderde integrale huurtermijnen vanaf oktober 2005 ziet de voorzieningenrechter op grond van de stukken en het ter zitting gestelde voorshands geen aanleiding. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het deels aan DLL zelf te wijten is dat de machines nog op de door haar gehuurde bodem staan, nu zij heeft aangegeven de vordering van De Ontvanger te zullen voorschieten, maar zulks om haar moverende redenen vooralsnog niet heeft gedaan.
Bijdrage vordering Ontvanger
In eerdergenoemde brief van KM aan DLL staat met betrekking tot het aan de Ontvanger te betalen bedrag het volgende vermeld:
“1. You have informed us that all the equipment currently operated by Zenimot B.V. has been mortgaged with a lien in favour of the Dutch Tax Authorities. This includes the two Krauss-Maffei lines financed by De Lage landen as well as the third Krauss-Maffei line directly sold from us to Zenimot B.V. The claim of the Dutch Tax Authorities is roughly EUR 80.000.
2. De Lage Landen and other financing institutions will make payment of the amount of EUR 80.000, payment will be made under protest, and only upon confirmation from the Dutch Tax Authorities that, after receipt of this payment, the Dutch Tax Authorities release the mortgage and undertake not to remortgage the same equipment.
3. KMK will not participate in this payment, but will bear all the costs of the pick-up and the retransport of the third line to KMK.”
Uit de onweersproken gebleven inhoud van de brief als hiervoor vermeld, volgt dat partijen zijn overeengekomen dat KM niet zal bijdragen in de kosten van voldoening van de Ontvanger. Een nadere, andersluidende afspraak is gesteld noch gebleken. Het bestaan van de vordering tot het betalen van die bijdrage is dientengevolge onvoldoende aannemelijk, zodat deze zal worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering tot betaling van de (terug)koopprijs van de machines 1 en 2 wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 2 van de terugkoopovereenkomsten bestaat voorshands slechts een terugkoopverplichting voor KM indien voldaan is aan de voorwaarde dat de desbetreffende machine onbezwaard is (“in nicht belasteten Eigentum von DLL”). KM betoogt terecht dat daarvan geen sprake is zolang de machines onder het bodembeslag van de Ontvanger vallen. DLL heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling echter toegezegd de vordering van de Ontvanger (zelf) zo spoedig mogelijk te zullen voldoen, teneinde het bodembeslag op de machine te doen vervallen, waarmee alsnog aan voornoemde voorwaarde voldaan wordt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is KM in dat geval op grond van de overeenkomsten gehouden de machines 1 en 2 van DLL terug te kopen, tegen de in de overeenkomsten bepaalde koopprijs.
Het verweer van KM dat evenmin is voldaan aan de in de terugkoopovereen-komsten opgenomen voorwaarde dat de machines “vollständig und in funktionsfähigem Zustand” dienen te worden geleverd, maakt dat niet anders. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt. DLL heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het onderhoud aan de machines vanaf de oplevering tot en met de datum faillissement van Zenimot door monteurs van KM is verricht. Volgens DLL heeft KM destijds nooit kenbaar gemaakt dat de machines onzorgvuldig zouden zijn behandeld of achterstallig onderhoud zouden vertonen, hetgeen KM niet heeft betwist. Evenmin heeft KM weersproken dat Zenimot tot de datum van haar faillissement met de machines heeft geproduceerd. Overeenkomstig de bewoordingen van KM in haar pleitnotitie, komt het de voorzieningenrechter voor dat de desbetreffende bepaling in de terugkoopovereenkomsten niet meer tot doel heeft dan dat de machines bij de overdracht in een toestand verkeren waarin zij normaal gebruikt kunnen worden. Gelet op het voorgaande is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter van een zodanige toestand sprake, zodat het verweer van KM voorshands geen doel treft.
Met betrekking tot de betwiste hoogte van de door KM te betalen koopprijs wordt nog overwogen dat die prijs voor beide machines in de overeenkomsten is gefixeerd, voor zover de machines in eerdergenoemde toestand verkeren. Nu daarvan voorshands wordt uitgegaan, is de hoogte van de vordering evenals het bestaan ervan in hoge mate aannemelijk, zodat KM gehouden is de overeengekomen koopprijs voor de machines te betalen.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot betaling van de (terug)koopprijs van de machines 1 en 2 zal worden toegewezen. Zoals reeds overwogen in r.o. 4.23 ontstaat de terugkoopverplichting van KM niet eerder dan nadat het bodembeslag op de machines is komen te vervallen. Daarom zal aan de toewijzing van de vordering niet de opschortende voorwaarde worden verbonden dat de vordering van de Ontvanger op Zenimot aantoonbaar is voldaan, zoals DLL in haar petitum heeft aangegeven, maar de voorwaarde dat het bedoelde bodembeslag op de machines daadwerkelijk en aantoonbaar is opgeheven.
Dat KM gehouden is de machines 1 en 2 af te voeren van de door DLL gehuurde bodem, volgt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter impliciet uit de tussen partijen gesloten terugkoopovereenkomsten. Daarin is immers opgenomen dat de levering van de machines dient plaats te vinden doordat KM het onmiddellijke bezit van de machines wordt verschaft. Hierbij wordt nog opgemerkt dat DLL voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het van belang is dat KM de machines zelf afvoert, omdat zij als producent van de machines bij uitstek deskundige is. Dit in tegenstelling tot DLL, die de machines slechts heeft gefinancierd. Dientengevolge zal ook de vordering tot het afvoeren van die machines worden toegewezen, overigens onder dezelfde opschortende voorwaarde als voornoemd in r.o. 4.26.
Ten aanzien van het gevorderde bevel tot het van de door DLL gehuurde bodem afvoeren van machine 3 wordt als volgt overwogen. Uit de in voornoemde brief van 29 juli 2005 opgenomen afspraken tussen partijen, alsmede het ter zitting verhandelde, volgt dat KM steeds de intentie heeft gehad de desbetreffende machine terug te nemen, zodra haar titel ten aanzien van die machine wordt erkend door de Ontvanger. Daarmee miskent KM dat het niet betwisting van haar titel is die aan terugname in de weg staat, maar het gegeven dat op de machine, ondanks die titel, beslag is gelegd door de Ontvanger. Het staat immers vast dat KM de machine onder eigendomsvoorbehoud aan Zenimot heeft geleverd en dat Zenimot niet volledig heeft voldaan aan haar daar tegenoverstaande betalingsverplichting. Dat KM de juridische eigendom van de machine heeft, staat daarmee voorshands buiten kijf. Dat eigendomsrecht wordt echter door de Ontvanger niet zonder meer ontzien bij het leggen van bodembeslag onder derden, omdat het in dat kader niet als reële eigendom wordt gezien.
Indien het beslag op de machine komt te vervallen, door betaling van de vordering van De Ontvanger door DLL, kan de voorgenomen terugname van de machine door KM dan ook ongehinderd plaatsvinden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is KM in dat geval ook gehouden zulks te doen, omdat haar machine op de door DLL gehuurde bodem staat en daarmee DLL feitelijk stoort in haar huurgenot. Ook deze vordering zal daarom worden toegewezen, ook weer onder dezelfde opschortende voorwaarde als voornoemd in r.o. 4.26.
Voorts wordt nog het volgende overwogen. De ingevolge het voorgaande (gedeeltelijk) toe te wijzen vorderingen tot a) het betalen van een bijdrage aan de kosten van de bodemverhuur constructie en b) betaling van de terugkoopprijs van de machines, strekken tot betaling van een geldsom. Bij veroordeling in kort geding tot betaling van een geldsom dienen feiten en omstandigheden te worden aangewezen die meebrengen dat de voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden (HR 22 januari 1982, NJ 1982, 505 en HR 14 april 2000, NJ 2000, 489) De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande dat DLL haar spoedeisend belang bij toekenning van de vorderingen tot verwijdering van de machines van de door haar gehuurde bodem voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De hoge kosten die zij maakt voor de bodemverhuur constructie lopen immers noodgedwongen op, zolang de machines zich op de bodem bevinden. De overige vorderingen, met name die tot betaling van de koopprijs van die machines, zijn daarmee zo nauw verweven dat de spoedeisendheid zich daartoe eveneens uitstrekt.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, maar aan een maximum worden verbonden.
Aangezien partijen over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van dit kort geding tussen hen worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
De beslissing
De voorzieningenrechter
veroordeelt KM om aan DLL te betalen een bedrag van EUR 11.841,66 (elfduizend achthonderdéénenveertig euro en zesenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2005, een en ander eerst indien en zodra DLL ten gunste van KM voor dat bedrag in hoofdsom een door een te goeder naam en faam bekend staande Nederlandse handelsbank gegeven bankgarantie heeft gesteld, conform de tekst van het NVB-model Beslaggarantie NVB 1999,
veroordeelt KM om binnen twee werkdagen na overlegging van een bewijs van opheffing van het bodembeslag aan DLL te betalen een bedrag van EUR 379.500,00 (driehonderdnegenenzeventigduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2005,
veroordeelt KM om binnen twee werkdagen na overlegging van een bewijs van opheffing van het bodembeslag aan DLL te betalen een bedrag van EUR 327.250,00 (driehonderdzevenentwintigduizend tweehonderdenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2005, een en ander eerst indien DLL ten gunste van KM voor dat bedrag in hoofdsom een door een te goeder naam en faam bekend staande Nederlandse handelsbank gegeven bankgarantie heeft gesteld, conform de tekst van het NVB-model Beslaggarantie NVB 1999,
beveelt KM om binnen twee werkdagen na overlegging door DLL van een bewijs van opheffing van het bodembeslag en na betaling van de respectieve koopsom van EUR 379.500,00 en EUR 327.250,00 aan DLL, respectievelijk machine 1 en 2 terug te nemen, althans feitelijk af te voeren van de door DLL gehuurde bodem,
beveelt KM om binnen twee werkdagen na overlegging door DLL van een bewijs van opheffing van het bodembeslag machine 3 terug te nemen, althans feitelijk af te voeren van de door DLL gehuurde bodem,
veroordeelt KM om ingeval zij (na betekening van dit vonnis) in gebreke mocht blijven aan de hiervoor onder 5.4 en 5.5 genoemde bevelen te voldoen aan DLL een dwangsom te betalen van € 10.000,-- per dag, echter tot een maximum van € 100.000,--,
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9. wijst af het meer of anders gevorderde
Dit vonnis is gewezen door mr. I.D. Jacobs en in tegenwoordigheid van de griffier
mr. A. Kooij in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2006.