ECLI:NL:RBARN:2006:AV5243

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
1 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
389724 \ CV EXPL 05-1385
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot schadevergoeding van buren wegens het zonder toestemming snoeien van bomen en struiken

In deze zaak, die voor de Rechtbank Arnhem is behandeld, gaat het om een burenconflict over het snoeien van bomen en struiken. De eisende partij, wonende aan de Lingedijk 55 in Tricht, heeft de gedaagde partij, wonende aan de Lingedijk 53, aangeklaagd omdat deze zonder toestemming een aantal bomen en struiken op het perceel van de eisende partij heeft gesnoeid. De eisende partij vordert schadevergoeding ter hoogte van € 2.978,04, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De gedaagde partij heeft erkend dat er zonder toestemming is gesnoeid, maar stelt dat de verplichting tot schadevergoeding vervalt omdat de bomen en struiken te dicht op de erfgrens staan en de eisende partij deze moet verwijderen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij aansprakelijk is voor de schade die de eisende partij heeft geleden door het snoeien van de eik en de hazelaar, maar dat de eisende partij ook verplicht is om de bomen en struiken te verwijderen die zich binnen de wettelijke afstand van de erfgrens bevinden. De hazelaar wordt in deze zaak als een struik beschouwd, maar er zijn omstandigheden waaronder deze als een boom kan worden aangemerkt. De eisende partij moet bewijzen dat de lijsterbes en de conifeer ouder zijn dan 20 jaar om te kunnen stellen dat er sprake is van extinctieve verjaring van het recht van de gedaagde partij om verwijdering van de bomen te eisen. De zaak is aangehouden voor bewijslevering door de eisende partij.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Tiel
zaakgegevens 389724 \ CV EXPL 05-1385 \ 127 \ pjw
uitspraak van 1 februari 2006
Vonnis
in de zaak van
1.
[eiser 1]
wonende te Tricht
2. [eiser 2]
wonende te Tricht
gemachtigde A.L.V. Leurs, Jurofoon B.V.
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie
tegen
1.
[gedaagde sub 1]
wonende te Tricht
2. [gedaagde sub 2]
wonende te Tricht
gemachtigde mr K.J.T. Boersma, Bierman Aitton Waiboer Advocaten en Notarissen
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie
Partijen worden hierna [eisende partij] en [gedaagde partij] genoemd
1. De procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit
- het tussenvonnis van 6 juli 2005
- conclusie van antwoord in reconventie
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen van 11 november 2005
- akte van depot van een gedetailleerde tekening door [eisende partij] en zeven foto’s door [gedaagde partij].
2. De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1 [eisende partij] woont in Tricht aan de Lingedijk 55 en [gedaagde partij] aan de Lingedijk 53.
2.2 [gedaagde partij] heeft in het najaar van 2004 zonder toestemming van [eisende partij] een aantal bomen en struiken die op de grond van [eisende partij] stonden drastisch gesnoeid.
2.3 Bij brief van 8 oktober 2004 heeft [eisende partij] aan [gedaagde partij] haar ongenoegen over het zonder toestemming snoeien van de bomen en struiken kenbaar gemaakt en een schikking voorgesteld. In antwoord hierop heeft [gedaagde partij] bij brief van 18 oktober 2004 onder meer het volgende aan [eisende partij] bericht:
“(………) en aangezien wij in de toekomst verder gevrijwaard willen blijven van deze overlast eisen wij het volgende:
- alle bomen welke binnen een afstand van 2 meter van onze erfgrens staan worden door jullie gerooid (vanaf de weg tot aan de Linge).
- alle struiken en heesters, welke binnen een afstand van 50 cm van de erfgrens staan worden eveneens gerooid en de overige struiken en heesters worden zodanig gesnoeid dat overlast niet meer voorkomt.
- de struiken en heesters voor aan de weg (parralel aan het hek) worden teruggesnoeid tot een hoogte van maximaal 1 meter om belemmering van het uitzicht te voorkomen.”
2.4 In opdracht van [eisende partij] heeft H.A. van Scherpenzeel, geregistreerd taxateur, lid NVTB, een schaderapport opgemaakt. Van Scherpenzeel taxeert de schade van [eisende partij] als gevolg van het snoeien van bomen en struiken door [gedaagde partij] in zijn rapport op € 2.056,00. Bij brief van 28 december 2004 heeft de gemachtigde van [eisende partij] [gedaagde partij] gesommeerd om dit bedrag te betalen, alsmede de kosten van de taxateur ad € 533,60 en buitengerechtelijke kosten ad € 205,00.
2.5 [eisende partij] heeft na de sommatie door [gedaagde partij] alle bomen en struiken waar het om gaat verwijderd, behalve een conifeer, de eik, de lijsterbes en de hazelaar.
3. De vordering en het verweer
3.1 [eisende partij] vordert in conventie dat [gedaagde partij] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld om aan haar tegen kwijting te betalen het bedrag van € 2.978,04, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2,589,60 vanaf 1 maart 2005 en over € 388,44 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde partij] in de kosten van de procedure.
3.2 [eisende partij] onderbouwt haar vordering als volgt. Volgens [eisende partij] heeft [gedaagde partij] bepaalde bomen en struiken in de tuin van [eisende partij] zonder toestemming ex art. 5: 44 BW rigoureus gesnoeid. Gedeeltelijk ging het daarbij om struiken en bomen die op de wettelijk voorgeschreven afstand van de erfscheiding stonden. De schade van [eisende partij] aan beplantingen en de kosten van noodzakelijke herstelwerkzaamheden bedragen volgens haar stellingen € 2.056,00 overeenkomstig de taxatie door bomenmakelaar H.A. van Scherpenzeel.
Naast dit bedrag bestaat de vordering van [eisende partij] uit € 533,60 aan buitengerechtelijke kosten inzake (het opstellen van) het schaderapport van Van Scherpenzeel en € 388,44 aan overige buitengerechtelijke kosten.
3.3 [gedaagde partij] voert verweer. Dat verweer wordt hierna zonodig besproken.
3.4 [gedaagde partij] vordert in reconventie dat [eisende partij] wordt veroordeeld:
I om binnen vier weken na betekening van het vonnis de bomen en struiken die zich op diens perceel, plaatselijk bekend Lingedijk 55 te Tricht, kadastraal bekend gemeente Geldermalsen, sectie K, nummer 348, te verwijderen en verwijderd te houden op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, danwel een geldbedrag als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, gedurende de periode dat Loeff binnen vier weken na betekening van het vonnis in gebreke blijft hieraan te voldoen, danwel gedurende een periode als de kantonrechter in goede justitie zal vermenen te behoren;
II om aan [gedaagde partij] te betalen ter zake van buitengerechtelijke kosten het bedrag van € 377,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,;
III in de proceskosten.
3.5 [gedaagde partij] onderbouwt haar vordering als volgt. Volgens [gedaagde partij] zijn op het perceel van [eisende partij] meerdere struiken en bomen aanwezig die zich binnen de in art. 5:42 BW bedoeld afstand van de grenslijn bevinden. [eisende partij] heeft na sommatie slechts een deel van de bomen en struiken verwijderd of laten verwijderen. Voor het overige is [eisende partij] sinds 17 februari 2005 in verzuim, aldus [gedaagde partij]. Zij maakt tevens aanspraak op vergoeding van € 377,00 aan kadasterkosten wegens grensreconstructie.
3.6 [eisende partij] voert verweer. Dat verweer wordt hierna zonodig besproken.
4. De beoordeling
4.1 Vast staat dat [gedaagde partij] zonder toestemming als bedoeld in art. 5:44 BW bomen en struiken op het perceel van partij Loef heeft gesnoeid. Voor zover parttij Loeff door de snoeiwerkzaamheden schade heeft geleden, moet [gedaagde partij] die schade in beginsel vergoeden. [gedaagde partij] heeft deze aansprakelijkheid erkend, maar heeft ook gesteld dat de verplichting tot schadevergoeding wordt opgeheven, voor zover het gaat om bomen en struiken die zich binnen de in art. 5: 42 BW genoemde afstand van de erfgrens bevinden en die [eisende partij] op haar beurt dient te verwijderen. Dit verweer van [gedaagde partij] treft doel. Dat [eisende partij] nog niet in verzuim verkeerde toen [gedaagde partij] de snoeiwerkzaamheden verrichte, doet daar niet aan af.
4.2 Tijdens de comparitie van partijen is door [gedaagde partij] erkend dat de eik van [eisende partij] op meer dan 2 meter van de erfgrens staat. Vastgesteld is dat verder alle door [gedaagde partij] op het perceel van [eisende partij] gesnoeide bomen en struiken, behalve wellicht de hazelaar, binnen de in art. 5:42 BW bepaalde afstand van de erfgrens stonden, zodat [eisende partij] in beginsel verplicht was om deze bomen en struiken te verwijderen. Dit geldt ook voor de hazelaar als deze, zoals [gedaagde partij] heeft betoogd, moet worden beschouwd als een boom en niet als een struik, zoals bomenmakelaar Van Scherpenzeel in zijn rapport heeft vermeld.
4.3 In beginsel moet een hazelaar, gelet op de groeiwijze ervan, worden aangemerkt als een struik. Onder omstandigheden moet zo’n struik in het licht van art. 5:42 BW toch worden beschouwd als boom. Of dat het geval is hangt onder meer af van de plaatstelijke omstandigheden, zoals de aard en oppervlakte van de beide aangrenzende erven en de hoogte van de betreffende beplanting. Een hazelaar wordt tot 5m hoog. In zoverre zou er aanleiding kunnen zijn om de struik als boom te beschouwen. De hazelaar staat echter niet vlakbij de woning van [gedaagde partij], terwijl de tuinen van beide partijen relatief groot zijn. In de gegeven omstandigheden is er daarom geen aanleiding om de hazelaar als boom en niet als struik te beschouwen. Andere omstandigheden die toch tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn niet gesteld of gebleken.Vast staat dat (het middelpunt van) de hazelaar op 60cm van de erfgrens staat, zodat er in zoverre geen strijd is met het bepaalde in art. 5:42 BW.
4.4 De conclusie is dat [gedaagde partij] in ieder geval de schade moet vergoeden die partij Loef heeft geleden doordat [gedaagde partij] zonder toestemming van [eisende partij] de eik en de hazelaar heeft gesnoeid. Partijen twisten nog over de hoogte van de schade. De kantonrechter komt op die discussie terug, zodra is vastgesteld in hoeverre [gedaagde partij] ook de schade aan de lijsterbes en de conifeer moet vergoeden.
4.5 [eisende partij] heeft zich op het standpunt gesteld dat de lijsterbes en de conifeer, die het dichtst bij de openbare weg staat, ouder zijn dan 20 jaar. [eisende partij] beroept zich daarbij ook op het taxatierapport van Van Scherpenzeel. Op grond daarvan stelt [eisende partij] zich op het standpunt dat sprake is van extinctieve verjaring van het recht van [gedaagde partij] om verwijdering van de bomen te eisen.
4.6 Het bewijs van haar stelling dat de twee bomen ouder zijn dan 20 jaar rust in beginsel op [eisende partij], omdat zij zich beroept op de de rechtsgevolgen van die stelling. Bomenmakelaar Van Scherpenzeel heeft in zijn rapport gemotiveerd betoogd dat de beide bomen ouder zijn dan 20 jaar. Daaruit kan het vermoeden worden afgeleid dat dit het geval is. Dit zou kunnen leiden tot het oordeel dat [gedaagde partij], die zich ter bevrijding van haar verplichting tot schadevergoeding beroept op art. 5:42 BW, moet bewijzen dat dat vermoeden niet juist is en dat de bomen toch jonger zijn dan 20 jaar. Deze redenering gaat evenwel niet op omdat het niet zozeer gaat om de absloute leeftijd van de bomen in kwestie, maar om de tijd die is verstreken vanaf het planten van de bomen. [eisende partij] moet dus bewijzen dat de bomen meer dan 20 jaar voordat [gedaagde partij] er een punt van heeft gemaakt, dus vóór 18 oktober 2004, de datum van ingebrekestelling door [gedaagde partij], zijn aangeplant.
4.7 [eisende partij] wordt in de gelegenheid gesteld het bewijs te leveren. Daarna wordt de zaak verder beoordeeld.
5. De beslissing
De kantonrechter
in conventie en in reconventie
bepaalt dat [eisende partij] moet bewijzen dat de lijsterbes en de conifeer die binnen 2 meter van de erfgrens op haar grond staan, meer dan 20 jaar voor 18 oktober 2004 zijn aangeplant;
bepaalt dat [eisende partij] zich op de rolzitting van 1 maart 2006 schriftelijk kan uitlaten over de vraag hoe zij het bewijs wil leveren;
bepaalt dat, als [eisende partij] bewijs wil leveren met schriftelijke stukken, zij deze stukken op de hiervoor genoemde rolzitting over moet leggen;
bepaalt dat [eisende partij], als zij bewijs door getuigen wil leveren, de naam en woonplaats van de te horen getuigen moet opgeven met de verhinderdata van haarzelf, haar gemachtigde en de getuigen en zo mogelijk van de tegenpartij, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld;
bepaalt dat, als een getuigenverhoor wordt gehouden, beide partijen daarbij aanwezig moeten zijn om eventueel aansluitend aan het verhoor de zaak te bespreken en om te bekijken of een schikking mogelijk is;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2006.