zaakgegevens 429999 \ VV EXPL 06-8007 \ 51 \ WvE \ BB
uitspraak van 1 maart 2006
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
gevestigd te Roosendaal
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde mr. H.A.P. Driessen
[gedaagde]
wonende te IJzendoorn
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. E.J. van Os
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Na daartoe verlof te hebben verkregen heeft [eiseres] [gedaagde] in kort geding gedagvaard. Aan de dagvaarding zijn vier producties gehecht. Bij brief d.d. 13 februari 2006 heeft [eiseres] nog 13 producties overgelegd.
1.2 Ter zitting d.d. 16 februari 2006 zijn beide partijen voor de kantonrechter verschenen, [eiseres] vertegenwoordigt door J.P.C. Oers (logistiek manager) bijgestaan door mr. H.A.P. Driessen, advocaat te Breda, [gedaagde] in persoon en bijgestaan door mr. E.J. van Os, advocaat te Utrecht.
1.3 Mr. Van Os heeft een conclusie in conventie genomen en tevens een conclusie van eis in reconventie genomen. Op voorhand had mr. Van Os bij brief d.d. 15 februari 2006 een viertal producties aan de kantonrechter toegezonden.
1.4 Verwezen wordt naar de aantekeningen die van de mondelinge behandeling zijn gemaakt door de griffier waaraan gehecht de door mr. Driessen overgelegde pleitnota. Mr. Driessen heeft nog bij brief van 15 februari 2006 een aantal producties in het geding gebracht, nummer 14 en 15.
1.5 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. Het geschil en de beoordeling daarvan
2.1 Uitgegaan wordt van de navolgende feiten.
a: [gedaagde] is op 1 oktober 1993 bij L.A. van Kuyk in dienst getreden in de functie van verkoper.
b: [gedaagde] werd in 1995 fieldmanager bij Van Kuyk. De arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en Van Kuyk handelend onder de naam van [eiseres] is als productie 1 aan de inleidende dagvaarding gehecht. In deze arbeidsovereen-komst is in artikel 9 een non-concurrentiebeding opgenomen.
c: Van Kuyk heeft zijn onderneming ondergebracht in de besloten vennootschap [eiseres], de eisende partij in deze.
d: Sinds 1 januari 2003 bekleedde [gedaagde] de functie van directeur verkoop bij [eiseres].
e: [gedaagde] is mede aandeelhouder van de eisende partij (voor 24,5%). In 2005 zijn er uitvoerige onderhandelingen gevoerd tussen [gedaagde] en Van Kuyk om tot overname van de gehele onderneming te komen. In het najaar 2005 zijn de onderhandelingen uiteindelijk mislukt.
f: [gedaagde] heeft daarop zijn ontslag aangeboden aan [eiseres]. Dit is door [eiseres] aanvaard. Een en ander is vastgelegd in productie 2 gehecht aan de inleidende dagvaarding. Beide partijen gaan er vanuit dat de arbeidsover-eenkomst is beëindigd op 1 december 2005.
g: [gedaagde] heeft een éénmanszaak opgericht. Hij handelt onder de naam T.O.P. Reinigings Specialiteiten B.V. in oprichting.
2.2 [eiseres] vordert op de in de inleidende dagvaarding vermelde gronden dat de kantonrechter als voorzieningenrechter [gedaagde] zal gebieden “om iedere handeling na te laten in strijd met het tussen partijen overeengekomen en geldige non-concurrentiebeding en of te gebieden de met eiseres concurrerende werkzaamheden al dan niet ten behoeve van de door gedaagde opgerichte onderneming T.O.P. Reinigings Specialiteiten B.V. i.o. te staken en gestaakt te houden althans te verbieden elke voor eiseres concurrerende werkzaamheden te verrichten, met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 500,00 althans een door de kantonrechter te bepalen dwangsom voor elke dag of deel daarvan dat hij nalaat het onder 1 gevorderd te voldoen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een voorschot op de verbeurte boetes van € 25.000,00 vermeerderd met € 1.190,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten en met veroordeling van gedaagde tot betaling van de proceskosten.
Voor wat betreft de grondslag van de vorderingen wordt verwezen naar hetgeen in de inleidende dagvaarding is gesteld en nader ter zitting is toegelicht.
2.3 [gedaagde] heeft de vorderingen betwist. In reconventie vordert hij opheffing van de ten verzoeke van [eiseres] gelegde conservatoire beslagen zoals in de conclusie van eis in reconventie is aangegeven.
2.4 [eiseres] concludeert tot onbevoegd verklaring van de kantonrechter om als voorzieningenrechter van de reconventionele vordering kennis te nemen, althans tot afwijzing van deze vordering en met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de proceskosten.
2.5 De kantonrechter wijst de vorderingen in conventie af. [eiseres] wordt als de in het ongelijk gestelde procespartij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
[eiseres] kan haar vorderingen in dit kort geding niet doen steunen op de eerst bij brief d.d. 13 februari 2006 in het geding gebrachte arbeidsovereenkomst d.d. 18 december 2002, daar [gedaagde] gemotiveerd de echtheid van de op deze arbeidsovereenkomst geplaatste handtekening heeft betwist en dit kort geding zich niet leent voor een onderzoek naar de echtheid daarvan.
Het is de kantonrechter met de gemachtigde van [gedaagde] opgevallen dat in de kort gedingdagvaarding geen melding wordt gemaakt van de arbeidsovereenkomst d.d. 18 december 2002. Uitgegaan wordt van de arbeidsovereenkomst uit 1995 waarbij [gedaagde] als fieldmanager bij Van Kuyk werd aangesteld met ingang van 1 februari 1995, hetgeen bevreemding wekt. Het argument van [eiseres] (lees Kuyk) dat de arbeidsovereenkomst van 13 december 2002 was zoekgeraakt overtuigt de kantonrechter vooralsnog niet. Ter zitting is door [eiseres] ook niet aangeboden het originele exemplaar van de arbeidsovereenkomst, waarop zij een beroep wil doen, in het geding te brengen.
[eiseres] kan evenmin haar vordering doen steunen op de arbeidsovereenkomst uit 1995. Nog daar gelaten dat het om een arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde] en Van Kuyk handelend onder de naam [eiseres] Products - daarop zijn beide partijen niet ingegaan - valt vanwege de functiewijziging van [gedaagde] niet uit te sluiten dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat vanwege de functiewijziging van [gedaagde] per 1 januari 2003 (directeur verkoop) tot het oordeel zal komen dat vanwege deze zwaardere functie het concurrentiebeding opnieuw had moeten zijn vastgelegd.
[eiseres] kan evenmin haar vorderingen doen steunen op de stelling dat [gedaagde] op onrechtmatige wijze zou profiteren van de wanprestatie van een aantal ex-werknemers van [eiseres], die inmiddels bij [gedaagde] in dienst zijn getreden, omdat deze ex-werknemers gebonden zijn aan een non-concurrentiebeding. Nog daar gelaten of [gedaagde] daadwerkelijk concurrerende activiteiten ontplooit na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met [eiseres] is het enkele feit dat
er geprofiteerd zou worden van andermans wanprestatie niet onrechtmatig. Eerst vanwege bijkomende omstandigheden zou van onrechtmatigheid gesproken kunnen worden. Daartoe is onvoldoende gesteld aan de zijde van [eiseres].
Zo heeft [gedaagde] bij gelegenheid van de mondelinge behandeling een uitvoerig relaas gegeven van zijn onderhandelingen met Van Kuyk om tot overname van de onderneming te komen. Hetgeen door [gedaagde] in dat kader is aangevoerd is niet, althans onvoldoende betwist door [eiseres].
Het beeld dat [gedaagde] heeft geschetst - dat hij door Van Kuyk op een zeker moment voor het blok werd gezet toen Van Kuyk in weerwil van eerdere afspraken betaling van de overnamesom ineens eiste - is niet door [eiseres] weggenomen. Niet valt uit te sluiten dat de bodemrechter bij beoordeling van de vraag of [gedaagde] op onrechtmatige wijze jegens [eiseres] geprofiteerd zou hebben van de wanprestatie van een aantal ex-werknemers van [eiseres] het feitencomplex zoals geschetst door [gedaagde], wanneer deze feiten zijn komen vast te staan althans voldoende aannemelijk zijn geworden, in zijn oordeel zal betrekken.
Hetgeen de kantonrechter in de vorige alinea heeft overwogen geldt ook voor zijn oordeel dat [eiseres] haar vordering niet kan doen steunen op de stelling dat het [gedaagde] als mede-aandeelhouder niet vrij zou staan om [eiseres] concurrentie aan te doen. Niet valt uit te sluiten dat de bodemrechter de beginselen van redelijkheid en billijkheid die mede de rechtsverhouding tussen aandeelhouders beheersen mede zal inkleuren met de feiten zoals geschetst door [gedaagde], indien deze komen vast te staan/voldoende aannemelijk zijn gemaakt.
Dat [gedaagde] op oneerlijke wijze [eiseres] concurrentie zou aandoen en aldus onrechtmatig jegens [eiseres] handelt, is weliswaar gesteld door [eiseres] maar door haar onvoldoende onderbouwd, althans onvoldoende in dit kort geding komen vast te staan. Met name is niet komen vast te staan dat [gedaagde] stelselmatig (gewezen) relaties van [eiseres] heeft benaderd om met hem zaken te doen. Daarvoor is meer nodig dan een aantal contacten met (gewezen) relaties van [eiseres].
De vorderingen van [eiseres] moeten derhalve worden afgewezen. Zij wordt als de in het ongelijk gestelde procespartij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
2.6 Ingevolge artikel 97 Rv. is de kantonrechter ook bevoegd om van reconventionele vorderingen kennis te nemen in afwijking van de artikelen 93 tot en met 96 Rv. Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie er geen goede reden te bedenken dat de regel ex artikel 97 Rv. niet zou gelden voor kort gedingzaken, temeer niet nu de reconventionele vordering in het verlengde ligt van de conventionele vorderingen die, zoals hiervoor is overwogen, worden afgewezen.
2.7 Nu de vordering in conventie worden afgewezen, worden de vorderingen van [gedaagde] in reconventie toegewezen.
2.8 [eiseres] wordt ook in reconventie veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
3.1 wijst de vorderingen van [eiseres] af;
3.2 veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 200,00 (salaris gemachtigde);
3.3 veroordeelt [eiseres] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de in de conclusie van eis in reconventie omschreven gelegde conservatoire (derden) beslagen ten laste van [gedaagde] op te heffen;
3.4 veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 200,00 (salaris gemachtigde);
3.5 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6 wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. W.H. van Empel en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2006.