zaaknummer / rolnummer: 138207 / KG ZA 06-165
Vonnis in kort geding van 21 maart 2006
de vereniging
ALGEMENE OMROEPVERENIGING AVRO,
gevestigd te Hilversum,
eiseres bij dagvaarding van 9 maart 2006,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mrs. S.H. Poelmann-Teijgeler en J.C.H. van Manen te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LEO DE HAAS TV-PRODUKTIES B.V. ("DE HAAS"),
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat en procureur mr. S.M. van der Zwan te Dieren.
Partijen zullen hierna AVRO en De Haas worden genoemd.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van AVRO
- de pleitnota van De Haas.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. De Haas produceert in opdracht van AVRO het televisieprogramma Blik op de Weg. Dit programma wordt gepresenteerd door de directeur van De Haas, te weten Leo de Haas. AVRO zendt Blik op de Weg op televisie uit.
2.2. Partijen hebben hun afspraken met betrekking tot de productie en uitzending van Blik op de Weg vastgelegd in een productieovereenkomst van 4 juli 2003. Deze overeenkomst luidt onder meer als volgt.
1.1 Leo de Haas zal in opdracht van de AVRO voor de jaren 2004, 2005 en 2006 een televisieprogramma produceren met als titel ‘Blik op de Weg’®, hierna te noemen ‘het Programma’. Het programma zal worden geproduceerd binnen het in artikel 4.1. overeengekomene en conform het in bijlage 1 gespecificeerde format en line-up. Het Programma is een verkeersmagazine en zal bestaan uit 36 afleveringen verdeeld over 3 series met een lengte van ca. 29 of ca. 34 minuten per aflevering.
4.1 Productie van het Programma zal plaatsvinden naar eisen van goed en deugdelijk vakmanschap en op basis van en in overeenstemming met het door de AVRO goedgekeurde en in bijlage 1 omschreven format.
4.2 Indien de AVRO dit wenst zal Leo de Haas zorgdragen dat zij:
(i) de sleutelpersonen van het programma, waaronder ondermeer: regisseur, presentator en
de hoofdrolspelers, in overleg en na overeenstemming met de AVRO, zal aantrekken
voor de productie van het Programma; (...)
4.9 Gedurende de looptijd van de overeenkomst zal Leo De Haas geen soortgelijk verkeersprogramma produceren, noch meewerken aan de productie van een soortgelijk programma – op welke manier dan ook –, voor televisie ten behoeve van een andere omroep in Nederland zonder toestemming van de AVRO.
6.6 (...)
Leo De Haas zal niet binnen zes maanden na de eerste uitzending van de laatste aflevering van het Programma zichtbaar zijn met een zelfde- of overeenkomstig programmaconcept op een Nederlandse zender en/of een specifiek op Nederland gerichte zender.
2.3. Het als bijlage 1 bij de onder 2.2. genoemde productieovereenkomst behorende
programmaformat luidt onder meer als volgt.
De presentatie is in handen van Leo de Haas en kan in de studio of op lokatie opgenomen zijn.
2.4. Op 7 juni 2004 hebben AVRO en De Haas een aanvullende productieovereenkomst gesloten die onder meer als volgt luidt.
1.1 Leo de Haas zal in opdracht van de AVRO, buiten hetgeen overeengekomen in de productie-overeenkomst ‘Blik op de Weg’ d.d. 4 juli 2003 maar in navolging op serie 13 (aflevering 130 t/m 141), drie speciale extra afleveringen produceren met als titel ‘Blik op de Weg’® (…).
2.5. Op 24 februari 2005 hebben AVRO en De Haas nog een aanvullende productieovereenkomst gesloten die onder meer als volgt luidt.
1.1 Leo de Haas zal in opdracht van de AVRO, buiten hetgeen overeengekomen in de productie-overeenkomst ‘Blik op de Weg’ d.d. 4 juli 2003 maar in navolging op serie 14 (aflevering 145 t/m 157), drie speciale extra afleveringen produceren met als titel ‘Blik op de Weg’® (…).
2.6. Van begin april 2005 tot en met begin maart 2006 is tussen partijen door middel van faxen, e-mailberichten en brieven gecorrespondeerd over - samengevat - het voortzetten van de samenwerking tussen partijen in de nabije toekomst en het daartoe sluiten van een nieuwe productieovereenkomst, inhoudende dat De Haas een aantal nieuwe afleveringen van Blik op de Weg voor AVRO zal produceren. Op deze correspondentie zal, voor zover in dit kort geding van belang, hierna bij de beoordeling uitvoerig(er) worden ingegaan.
2.7. Op 3 november 2005 heeft er in het kader van de onder 2.6. genoemde correspondentie tussen partijen een gesprek plaatsgevonden bij De Haas. Bij dit gesprek waren aanwezig namens AVRO [betrokkene], programmaleider tv, en [betrokkene], netcoördinator Nederland 2. Namens De Haas waren daarbij aanwezig Leo de Haas, [betrokkene], uitvoerende producent, en [betrokkene].
2.8. Op 17 januari 2006 heeft er bij AVRO nog een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig namens AVRO [betrokkene], [betrokkene], adjunct programmaleider tv en [betrokkene], eindredactrice van Blik op de Weg. Namens De Haas waren daarbij aanwezig de eerdergenoemde [betrokkene] en [betrokkene].
2.9. Op 20 februari 2006 heeft AVRO een conceptovereenkomst aan De Haas gezonden.
2.10. Op 1 februari 2006 heeft De Haas contact opgenomen met Talpa. Beiden zijn vervolgens met elkaar in onderhandeling getreden. AVRO is niet van deze onderhandelingen op de hoogte gesteld. Op 2 maart 2006 hebben De Haas en Talpa een overeenkomst gesloten die is vastgelegd in een zogenaamde ‘dealmemo’. Deze dealmemo luidt onder meer als volgt.
1) Dat Producent haar bedrijf maakt van het produceren van televisieprogramma’s;
2) Dat Talpa haar bedrijf maakt van het openbaar maken en exploiteren (beiden in de ruimste zin van het woord) van televisieprogramma’s;
3) Dat Talpa aan Producent opdracht wenst te geven voor een productie van een
serie afleveringen van een televisieprogramma met als (werk)titel ‘Blik op de Weg’ (‘Programma’);
4) Dat Producent ermee bekend is dat de Productieovereenkomst bestaat uit dit Dealmemo en de aangepaste Algemene Productie Voorwaarden Talpa TV B.V. (‘APV’);
5) Dat partijen de hierdoor door hen bereikte overeenstemming als volgt wensen vast te leggen.
Verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
(Werk)Programmatitel Blik op de Weg
Presentatie Leo de Haas
Aantal en lengte afleveringen 78 met een lengte van 46 minuten netto per aflevering Uitzenddata (1e uitzending) v.a. 1 september 2006 t/m nader te bepalen
2.11. Eveneens op 2 maart 2006 heeft [betrokkene] voornoemde overeenkomst aan AVRO kenbaar gemaakt:
Zojuist heb ik van Leo vernomen dat we met ‘Blik op de Weg’ naar Talpa gaan. Vanmiddag zal hierover een persbericht verschijnen. Het lijkt ons wel zo correct jullie hiervan vooraf op de hoogte te stellen.
3.1. AVRO vordert, telkens op straffe van een dwangsom, dat:
a. De Haas wordt bevolen om zo spoedig mogelijk aan haar een off-line versie aan te leveren van de eerste aflevering van Blik op de Weg, alsmede een volgens goed vakmanschap gemaakte digitale Betacam uitzendband met daarop de eerste aflevering van Blik op de Weg, gereed voor uitzending op 26 maart 2006;
b. De Haas wordt bevolen om elk van de tien andere afleveringen van Blik op de Weg die De Haas zal produceren voor AVRO op basis van de overeenkomst tussen partijen van 4 juli 2003, aan AVRO aan te leveren op de wijze en de momenten als bepaald in de artikelen 4.5 en 4.6. van die overeenkomst;
c. De Haas wordt bevolen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis met haar in redelijk overleg te treden over de schriftelijke vastlegging en uitwerking van de tussen partijen bereikte overeenstemming over de productie van 49 afleveringen van Blik op de Weg, uit te zenden vanaf het najaar 2006 tot en met het jaar 2008;
d. primair:
De Haas wordt verboden om (verder) overleg te voeren met Talpa over en/of medewerking te verlenen aan de uitzending door Talpa - voor het einde van de overeenkomst tussen AVRO en De Haas over de periode 2006-2008 - van enige
aflevering van het programma Blik op de Weg of van een soortgelijk verkeersprogramma, en dat De Haas wordt verboden om vóór het einde van genoemde overeenkomst voor Talpa productiewerkzaamheden van welke aard dan ook te
verrichten ten behoeve van een dergelijk programma, of anderszins haar medewerking te verlenen aan een dergelijk programma te verlenen;
dan wel subsidiair dat:
1. De Haas wordt verboden om op enigerlei wijze betrokken te zijn bij de productie van Bik op de Weg of van een soortgelijk verkeersprogramma voor Talpa, zolang als De Haas gebonden is aan de overeenkomst tussen AVRO en De Haas, en
2. De Haas wordt verboden om op enigerlei wijze aan mede te werken dat enige aflevering van Blik op de Weg of van een soortgelijk verkeersprogramma door Talpa zal worden uitgezonden binnen 6 maanden na het einde van de onder 1 bedoelde periode.
3.2. AVRO legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Op de eerste plaats is tussen partijen op 3 november 2005 een overeenkomst tot stand gekomen omdat zij het op deze dag over de essentialia van de (nieuwe) overeenkomst zijn eens geworden. Daarbij gaat het om het aantal afleveringen dat De Haas ieder jaar (in 2006 tot en met 2008) voor AVRO zal produceren, de afspraak dat AVRO deze afleveringen zal uitzenden, de prijs die voor deze afleveringen door AVRO aan De Haas zal worden betaald en het aantal herhalingen dat van iedere aflevering door AVRO mag worden uitgezonden. Door vervolgens aan te kondigen dat zij met ingang van het najaar van 2006 Blik op de Weg niet meer voor AVRO maar voor Talpa zal produceren handelt De Haas in strijd met genoemde tot stand gekomen overeenkomst, hetgeen wanprestatie oplevert jegens AVRO. AVRO heeft met het toezenden van de conceptovereenkomst op 20 februari 2006 aan De Haas geen nieuw aanbod gedaan; deze overeenkomst diende slechts om een aantal secundaire zaken te regelen.
In ieder geval is sprake van een rompovereenkomst: over een aantal essentiële onderdelen is overeenstemming bereikt terwijl over een aantal ondergeschikte punten nog moet worden (door)onderhandeld. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is De Haas gehouden over die onderdelen met AVRO verder overleg te plegen.
Op de tweede plaats stelt AVRO dat zij met De Haas is overeengekomen - als voortvloeisel van de overeenkomst van 4 juli 2003 - dat de eerste aflevering van de nieuwe serie (serie 15) van Blik op de Weg op 26 maart 2006 van start zal gaan. De Haas is niet gerechtigd zich aan deze afspraak te onttrekken. AVRO heeft er zeer groot belang bij dat de eerste aflevering op genoemde datum zal worden uitgezonden. Daartoe dient De Haas zo spoedig mogelijk de uitzendgerede band aan te leveren.
3.3. De Haas voert gemotiveerd verweer. Zij betoogt allereerst dat er tussen partijen op 3 november 2005 geen overeenstemming is bereikt. Op 3 november 2005 is slechts overeenstemming bereikt over de bereidheid van beide partijen om verder te onderhandelen. AVRO heeft vervolgens veel te lang gewacht met het verzenden van een conceptovereenkomst. AVRO eiste enkel een begroting van De Haas. Om die reden heeft De Haas bij brief van 13 februari 2006 AVRO laten weten dat zij de bestaande overeenkomst niet wil verlengen en dat zij zich vrij acht van verdere samenwerking met AVRO af te zien. Daarmee zijn ook de verdere onderhandelingen tussen partijen geëindigd. Mede gelet op recente jurisprudentie van de Hoge Raad was De Haas gerechtigd de onderhandelingen met AVRO af te breken. Op 1 februari 2006 is De Haas in onderhandeling getreden met Talpa, hetgeen haar vrij stond. Dit heeft vervolgens geresulteerd in het ondertekenen van een overeenkomst door beide partijen op 2 maart 2006.
De Haas stelt ook nog dat de conceptovereenkomst van 20 februari 2006 op essentiële punten afwijkt van de bestaande overeenkomst en ook van de gemaakte afspraken op 3 november 2005.
Op grond van de handelwijze van AVRO heeft De Haas geen vertrouwen meer in een loyale samenwerking met AVRO.
Met betrekking tot het aanleveren van de komende afleveringen stelt De Haas dat AVRO niet tijdig het uitzendschema aan haar heeft toegezonden. Bovendien is er geen vervolgovereenkomst voor de jaren vanaf 2006 totstandgekomen. Het is voor De Haas thans onmogelijk om voor 26 maart 2006 de eerste aflevering van de nieuwe serie aan te leveren. Te meer omdat Leo de Haas, degene die Bik op de Weg presenteert/inspreekt, al enkele weken ziek is.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de stellingen van AVRO.
De verlenging van de overeenkomst vanaf 2006
4.1. Volgens AVRO speelt de bespreking tussen partijen van 3 november 2005 een cruciale rol. Zij stelt dat partijen daar zijn overeengekomen hun samenwerking voort te zetten en betoogt dat deze overeenkomst partijen dwingt tot het onder c. gevorderde: het nader uitwerken en schriftelijk vastleggen van deze overeenkomst.
4.2. Allereerst gaat de voorzieningenrechter in op het algemene verweer dat AVRO in het petitum zelf al aangeeft er op 3 november 2005 geen overeenkomst totstandgekomen is, omdat er volgens haar nog moet worden dooronderhandeld.
In zijn algemeenheid moet dit verweer worden verworpen. Het is zeer wel denkbaar en allerminst ongebruikelijk dat partijen overeenkomen te gaan samenwerken of een samenwerking voort te zetten – hetzelfde geldt overigens ook bij andere soorten overeenkomsten – en dat daarbij de overeenkomst op enkele wezenlijke onderdelen wordt geconcretiseerd en overigens inhoudt dat partijen zich over en weer verplichten tot een nadere uitwerking van andere onderdelen en eventueel schriftelijke vastlegging van de gehele overeenkomst. Dit doet niet af aan de gebondenheid uit de gesloten overeenkomst.
4.3 Vóór en na de bijeenkomst van 3 november 2005 hebben partijen per fax en e-mail met elkaar gecorrespondeerd niet alleen om een afspraak voor die datum te maken, maar ook over de vraag met welke bedoeling zij met elkaar zouden spreken en, na afloop, over wat zij bereikt hadden en wat hen nog te doen stond. De voorzieningenrechter, wie niet de mogelijkheid van uitgebreide getuigenverhoren ten dienste staat, zal in belangrijke mate op deze correspondentie moeten afgaan om vast te stellen of een overeenkomst als door AVRO bedoeld, is gesloten.
Daarbij gaat het steeds om de vraag welke zin een partij onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze aan een verklaring van de wederpartij mocht toekennen Indien en voor zover er een overeenkomst op schrift wordt gesteld, geldt tevens dat het voor de beantwoording van de vraag hoe de verhouding tussen partijen is geregeld, aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de op schrift gestelde bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze uitleg dient de rechter rekening te houden met alle bijzondere omstandigheden van het gegeven geval, waarvan de belangrijkste in dit geval is dat het gaat om een informele correspondentie waarbij niet door partijen samen over de redactie van de tekst is overlegd.
4.4. In de overgelegde stukken is een brief van De Haas van 1 september 2005 het eerste waarin concrete onderhandelingen over een contract voor de jaren vanaf 2006 aan de orde komen. Deze brief gaat over twintig uitzendingen van Blik op de Weg in 2006 en bevat de volgende passage.
De extra afleveringen betekenen wel een “aanslag” op ons kleine productieteam. We zullen de personele groei die ons bedrijf op dit moment kent (...) voor een groot deel in moeten zetten voor de productie van Blik, waarmee we ons voor een nog groter deel aan de AVRO verbinden. Omdat het voor ons anders financieel niet haalbaar is kunnen we bovenstaand aanbod alleen gestand doen als daaraan een driejarige productieovereenkomst met betrekking tot ‘Blik op de Weg’ wordt gekoppeld. Hierbij zou dan het laatste jaar van de huidige overeenkomst, het eerste jaar van de nieuwe overeenkomst kunnen worden.
4.5. Voorshands wordt geoordeeld dat hieruit door AVRO in redelijkheid kon worden afgeleid dat reeds de nakoming van de lopende overeenkomst door de hoge productie-inspanning bij De Haas alleen maar was op te brengen als er een vervolgcontract kwam.
4.6. Er vindt een bijeenkomst tussen partijen plaats op 5 oktober 2005 om het voorstel uit de brief van 1 september te bespreken. AVRO mailt De Haas op dezelfde dag een résumé van dit gesprek. Het luidt onder meer:
Voor seizoen 2006/2007 en 2007/2008 zal er een lager bedrag op schema voor dit slot zitten. [betrokkene] heeft volgende week woensdag een overleg met [betrokkene] en gaat het vragen bedragen te noemen voor deze 2 seizoenen (...). Ik hoop hiermee onze afspraken juist te hebben weergegeven, zo niet, laat het me nog even weten.
4.7. De Haas geeft niet aan dat het résumé niet klopt, maar gaat in een fax van 19 oktober 2005 op het gesprek en het résumé van 5 oktober in.
Voorts bleef voor ons onduidelijk – ook al uitten jullie je positief dienaangaande – of de AVRO ons het tweejarig contract, verbonden aan ons financiële voorstel, wil bieden en zo ja, tegen welke voorwaarden en tegen welke prijs. Hierover zou [betrokkene], de woensdag na onze bespreking, overleg voeren met [betrokkene] en ons nader berichten. We hebben nog niets van jullie vernomen en voor de goede orde stellen we hierbij vast dat wij niet meer gevonden zijn aan het voorstel zoals we dat op 1 september jl. aan de AVRO voorlegden.
4.8. Dit laatste betreft het financiële voorstel dat immers, zo was op 1 september meegedeeld, alleen gedaan kon worden als er een vervolgcontract tot stand zou komen. Partijen proberen nu een bespreking te arrangeren. AVRO stelt die op langere termijn voor, maar De Haas dringt aan op spoed in een e-mail van 28 oktober 2005, 8.37 uur aan AVRO’s [betrokkene]:
Volgens mij (...) is er door jou toegezegd (...) dat de afspraak voor het bezoek van jou en [betrokkene] op korte termijn gerealiseerd zou worden en dat deze afspraak bij ons in Doorwerth zou plaatsvinden. Dat wij komende week van harte zijn uitgenodigd om naar Hilversum te komen is wat ons betreft dan ook niet aan de orde. Kortom, er zit geen schot in de zaak. Wij houden dan ook vast aan ons standpunt, zoals verwoord in onze brief van 18 oktober jl., namelijk dat wij niet meer gebonden zijn aan het voorstel dat wij op 1 september jl. aan de AVRO hebben voorgelegd.
4.9. Een redelijke uitleg van deze mail moest AVRO duidelijk maken dat voor De Haas het belang bij een vervolgcontract nog steeds dusdanig groot was dat alleen als dát tot stand zou komen, over de uitzendingen voor 2006 verder gepraat kon worden. Er moest, zo blijkt uit de woorden ‘dan ook’ heel snel gepraat worden, wilde De Haas het voorstel van 1 september niet definitief terzijde leggen. Kennelijk begrijpt AVRO de mail ook op die manier, want [betrokkene] probeert de bijeenkomst te vervroegen. Hij geeft dit aan in een mailbericht dat hij in de namiddag van 28 oktober 2005 aan De Haas stuurt:
Val na mijn gesprek met [betrokkene] nu neer op mijn stoel achter mijn computer: we komen komende week op een avond naar Doorwerth, als jullie dat goed vinden. Hij vindt het te belangrijk om niet zelf mee te komen, maar zit overdag gewoon propvol.
4.10. Op donderdag 3 november 2005 vindt de bewuste bijeenkomst dan in Doorwerth plaats (zie ook 2.6.). De Haas mailt op 7 november:
Wij (...) hebben ons gesprek van afgelopen donderdag als zeer positief ervaren (...). Ben jij in de gelegenheid de gemaakte afspraken voor ons even kort op papier te zetten en zullen we op korte termijn een afspraak maken ten aanzien van de invulling van het nieuwe contract?
4.11. Een eerste lezing van deze e-mail kan tot geen andere conclusie leiden dat aan de kant van De Haas de overtuiging bestond dat het nieuwe contract er zou komen. Er wordt immers over de invulling ervan en niet over het tot stand brengen ervan geschreven. Tevens worden de woorden ‘gemaakte afspraken’ zonder voorbehoud gebruikt.
Niet staat overigens ter discussie dat de bespreking gehouden is en dat de correspondentie plaatsvindt tussen personen die bevoegd zijn AVRO en De Haas tegenover elkaar te binden.
4.12. Na een verontschuldiging voor de vertraging in ‘de bevestiging van de afspraken’ bericht AVRO per mail van 9 november 2005 aan De Haas:
Volgens mij ([betrokkene]) hebben we het volgende afgesproken:
* Voor 2006
11 afleveringen volgens lopend contract a EUR 72.850= EUR 798.380
9 afleveringen nieuwe a EUR 50.180= EUR 451.630
totaal EUR 1.250.000
* Voor 2007
20 afl a 62.500 per afl.= EUR 1.250.000
* Voor 2008 idem maar dan met indexering volgens de CBS prijsindex (...)
Klopt dit met jullie beleving? Dan gaan we snel een afspraak maken voor de invulling van de details. Ton en ik reden voldaan naar huis (...) ook omdat we blij zijn dat we in basis een afspraak hebben waar we het gevoel van hadden dat iedereen er blij mee is. Voor ons geldt dit nog steeds. Ik hoop dat jullie er ook nog tevreden over zijn.
4.13. De vraag is nu wat De Haas hieruit volgens de onder 4.3 genoemde criteria redelijkerwijs kon afleiden. Hoe zag zij de gemaakte afspraken? Was het nieuwe contract waarop zij, zoals onder 4.11 bedoeld, rekende, er gekomen of niet? Er komt aanzienlijke vertraging in haar reactie door de verhuizing van De Haas’ kantoor van Doorwerth naar Apeldoorn (en griep), maar op 6 december 2005 antwoordt De Haas:
[betrokkene], volgens mij heb je onze afspraken goed verwoord (...). Zullen we maar gauw een afspraak maken? Ik stel voor dat jullie een conceptovereenkomst maken en dat we daarna met elkaar om tafel gaan.
4.14. In deze korte reactie stemt De Haas volmondig in met de kern van AVRO’s mail van 9 november: er zijn afspraken gemaakt en daarvan moeten de details worden ingevuld. AVRO behoefde, wederom met inachtneming van de onder 4.3 bedoelde criteria, redelijkerwijs aan het woord ‘conceptovereenkomst’ in De Haas’ mailbericht geen andere inhoud te geven dan een stuk waarin hetgeen afgesproken was, werd uitgeschreven en een voorstel werd gedaan voor de ‘invulling van de details’. Gelet op het feit dat er sprake is van een informele mailwisseling tussen niet-juristen is er vooralsnog geen reden om aan te nemen dat het woord conceptovereenkomst – als enige onderdeel van het mailbericht van 6 december – erop duidt dat De Haas van mening was dat er nog in het geheel geen overeenkomst tot stand was gekomen. De voorlopige conclusie van de voorzieningenrechter is dat die overeenkomst er wél was. Zij bond partijen voor de termijn van samenwerking en de per aflevering aan De Haas te betalen hoofdsommen aan de cijfers die AVRO in haar mail van 9 november 2005 noemt en verplicht hen voorts de details in te vullen.
4.15. Op dit onderdeel is met nadruk het verweer gevoerd dat de details bijzonder gewichtige onderwerpen betreffen waarover niet makkelijk overeenstemming is te bereiken. Dat mag zo zijn – het is ook wel gebleken – maar dat doet naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet af aan het gegeven dat partijen zélf die onderdelen in november/december 2005 als nader in te vullen details aanmerkten. Het was aan hén onderling vast te stellen of zij zich wilden verplichten daar uit te komen en kennelijk hebben zij zich daartoe verplicht. Hierbij wordt nog opgemerkt dat het door De Haas ter zitting overgelegde contract (dealmemo) met Talpa van 2 maart 2006 ook niet veel méér inhoudt dan de punten waarover AVRO en De Haas het tijdens het gesprek op 3 november 2005 zijn eens geworden. In deze dealmemo zijn eveneens geen uitgewerkte details opgenomen.
4.16. Er wordt vervolgens een afspraak gemaakt voor 17 januari 2006. Leo De Haas zal daar, zo wordt op of vlak voor de 17e aan AVRO bericht, zelf niet aanwezig zijn. Niet is echter gesteld of gebleken dat de wél aanwezigen De Haas niet konden binden.
4.17. Leo De Haas stuurt op 13 februari 2006, als hij al in onderhandeling is met Talpa, per fax een brief aan AVRO. Deze onderhandelingen met Talpa vormen een omstandigheid die bij de beantwoording van de vraag welke betekenis de ene partij redelijkerwijs aan een uitlating van de andere mocht toekennen, geen rol kunnen spelen. AVRO wist hiervan immers niets. Dat betekent dat zij uit mocht blijven gaan van de stand van zaken zoals die vóór De Haas’ onderhandelingen met Talpa was.
Daarmee is het een gegeven dat De Haas zich vanaf dat moment uitlaat over een andere situatie en met een andere bedoeling dan AVRO redelijkerwijs behoefde te begrijpen. Zij mocht ervan blijven uitgaan dat verdere onderhandelingen gericht waren op de invulling van de op 3 november 2005 gesloten overeenkomst. Leo De Haas’ brief van 13 februari 2006 heeft onder meer de volgende inhoud.
(...) na lang heen en weer geschuif vond er dan uiteindelijk op 3 november 2005 een gesprek plaats.
Bij dat gesprek werd toch de intentie uitgesproken om voor drie jaar een overeenkomst aan te gaan voor een aantal afleveringen tegen een bepaald tarief. Omdat ‘Blik op de Weg’ een groot deel van onze werkzaamheden in beslag neemt, verbonden wij aan deze intentie echter uitdrukkelijk de voorwaarde dat er, om de continuïteit van ons bedrijf te kunnen waarborgen, zeer spoedig ook een definitief contract moest komen, bij voorkeur nog voor de Kerstdagen. Wij gaven daarbij aan zelf uit te gaan van een verlenging van het bestaande contract dat voor ons goed genoeg was voor de komende drie jaar.
De AVRO echter wilde onderhandelen over de totale inhoud van het contract en om onduidelijke redenen kon er voor de Kerst daaromtrent geen voorstel komen. Met heel veel pijn en moeite werd ons toegezegd dat we uiteindelijk op 17 januari een nieuw conceptcontract aangeboden zouden krijgen (...)
4.18. Vervolgens gaat De Haas in op het feit dat er op 17 januari 2006 nog geen schriftelijke conceptovereenkomst beschikbaar was. Daarna volgt:
Door de houding van de AVRO komt inmiddels niet alleen de nieuwe serie, maar ook de continuïteit van mijn bedrijf in gevaar. Het mag duidelijk zijn dat deze situatie voor mij onaanvaardbaar is (...). Ik kan mijn onderneming niet drijven op basis van onderhandelingen welke maar niet van start gaan.
Ons huidig contract bepaalt dat de bestaande overeenkomst ten aanzien van ‘Blik op de Weg’ in principe voor 2 jaar zal worden verlengd, tenzij één van beide partijen bij aanvang van uitzending van de laatste in de overeenkomst vermelde serie schriftelijk te kennen heeft gegeven dat zij niet wil verlengen. Genoemde laatste serie zal binnenkort worden uitgezonden. Het lijkt mij goed vast te leggen dat nu de AVRO nieuwe onderhandelingen over een nieuw contract wilde openen er dus geen sprake is van een verlenging van het bestaande contract. Voor zover nodig deel ik jullie mede dat ik op deze manier geen basis voor een verlenging zie en thans dus ook niet wil verlengen.
Ik acht mij vrij nu af te zien van verdere samenwerking met de AVRO, waar het de levering van ‘Blik op de Weg’ betreft, nu noch verlenging van het oude contract, noch het alsnog openen van onderhandelingen over een geheel nieuw contract aan de orde is.
4.19. De voorzieningenrechter is van oordeel dat De Haas in redelijkheid niét tot de uitleg van de eerdere gebeurtenissen kon komen die uit deze brief blijkt. De continuïteit van het bedrijf was – kenbaar voor AVRO – vanaf 1 september 2005 een belangrijk item voor De Haas en met het oog daarop werd in de onderhandelingen over de laatste afleveringen van de lopende serie dan ook de vervolgovereenkomst meegenomen. Inderdaad was er het nodige te doen geweest over de datum van de bijeenkomst die uiteindelijk op 3 november 2005 plaatsvond, maar nadat het resultaat van die bijeenkomst door AVRO tot beider partijen tevredenheid op schrift was gesteld, ontstond er juist vertraging aan de kant van De Haas. Inmiddels echter had De Haas bereikt wat bij haar voorop stond: doordat er zekerheid bestond over een vervolgovereenkomst was de continuïteit van het bedrijf gewaarborgd.
Wat, voorshands geoordeeld, maar onmiskenbaar, een rol speelt in De Haas’ brief van 13 februari 2006 is dat inmiddels de onderhandelingen met Talpa liepen die kennelijk een positiever vooruitzicht boden dan die met AVRO, al wilde De Haas niet alle schepen achter zich verbranden. Het slot van de brief luidt:
Wat mij betreft is er nog één laatste mogelijkheid om het gestrande ‘Blik op de Weg’-schip weer vlot te trekken. Als de AVRO bij nader inzien toch een poging wil wagen om met mij tot zaken te komen, dan stel ik de AVRO in de gelegenheid binnen 5 dagen na heden, dus uiterlijk op 17 februari aanstaande een uitgewerkt concept van de overeenkomst dat zij met mij zou willen sluiten aan mij gestuurd te hebben. Ik beschouw dat concept als een nieuw aanbod van de AVRO waarop ik al dan niet kan ingaan; ik zal dat concept uiteraard wel serieus bestuderen. Ervan uitgaande dat dit concept ook nu weer niet komt, rest mij nog (...).
4.20. In deze slotalinea miskent De Haas haar gebondenheid aan de overeenkomst van 3 november 2005. AVRO reageert door op 20 februari 2006 een conceptovereenkomst toe te zenden en naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag zij in redelijkheid dit concept zien niet als een geheel nieuw voorstel waarop De Haas al dan niet kan ingaan, maar als de conceptovereenkomst ter invulling van details van de al gesloten overeenkomst zoals zij in haar mail van 6 december 2005 heeft bedoeld.
4.21. Dat De Haas, die haast had bij het ontvangen van het concept uiterlijk op 17 februari, in haar reactie op de ontvangst op 20 februari niet rept van deze – nieuwe – vertraging, maar meedeelt
Zoals aangekondigd in mijn brief aan [betrokkene] zal ik de conceptovereenkomst nauwkeurig bestuderen. Ik neem daarvoor de tijd tot vrijdag 3 maart aanstaande 17.00, na welk tijdstip ik je nader zal laten weten
kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter alleen maar worden begrepen als de mededeling is ingegeven door de wetenschap dat dan de onderhandelingen met Talpa moeten zijn afgerond. Omdat dit voor AVRO geen rol speelde, mocht zij ervan uit blijven gaan dat De Haas het contract bestudeerde met de bedoeling het op de nog in te vullen detailpunten eens te worden met haar. Uit het vervolg van de correspondentie blijkt dat zij dit doet en dat De Haas daar niets tegen in brengt. Sterker: De Haas zwijgt bijna volledig totdat bekend wordt gemaakt dat zij met Talpa in zee gaat.
4.22. Uit de hiervoor (4.1 tot en met 4.21) weergegeven feiten en getrokken tussenconclusies volgt dat naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter partijen op 3 november 2005 zijn overeengekomen hun samenwerking voort te zetten aan de hand van de toen gemaakte afspraken, onder meer inhoudend dat zij deze overeenkomst nader zouden uitwerken en schriftelijk zouden vastleggen. In de nakoming van die overeenkomst schiet De Haas dan ook te kort door daaraan niet te willen meewerken. Dit betekent dat de vordering onder c bedoeld toewijsbaar is.
De nieuwe afleveringen van serie 15
4.23. In de al genoemde brief van 13 februari 2006 schrijft Leo De Haas ook:
De elf afleveringen van ‘Blik op de Weg’ die ik nog gehouden ben aan de AVRO te leveren zullen wij uiteraard met het van ons bekende vakmanschap en de van ons gekende inzet vervaardigen. Het is ook zeer zeker niet mijn bedoeling de relatie met de AVRO in zijn geheel te verbreken; je weet hoe het staat met mijn loyaliteit jegens de Publieke Omroep en mijn loyaliteit en persoonlijke voorkeur voor de AVRO.
Hoewel de laatste zin de hele alinea achteraf gezien in een vreemd daglicht plaatst, kan deze mededeling toch niet anders begrepen worden dan dat De Haas toezegt loyaal te zullen meewerken aan de totstandkoming van de nog onder het lopende contract van 2003 (met aanvullingen) geplande afleveringen van Blik op de Weg. Zijn uitval in een eerdere alinea, waaruit De Haas thans afleidt dat het AVRO duidelijk had moeten zijn dat hij deze medewerking niet toezegde, geldt onmiskenbaar uitsluitend de verplichting om een begroting aan te leveren.
4.24. Over de data van uitzendingen is op 13 februari 2006 al enige tijd overleg tussen partijen gaande. De opnamen ervoor zijn gemaakt in de periode april-december 2005. De Haas mailt op 19 januari 2006 aan AVRO:
Jij hebt mij de herhalingen doorgegeven t/m 19 maart 2006. Weet jij al wat we gaan uitzenden daarna? Voor zover ik kan zien, staan er nog 10 uitzendingen gepland vanaf 26 maart.
4.25. Op 17 januari 2006 vraagt AVRO ([betrokkene]) intern om een overzicht van het plaatsingsschema van Blik op de Weg in verband met het overleg dat op die dag gepland staat. In dit kader wordt op 18 januari 2006 door [betrokkene], met tussenkomst van [betrokkene], aan [betrokkene] doorgegeven dat op 26 maart 2006 tien nieuwe afleveringen starten.
4.26. Op 30 januari 2006 mailt AVRO aan De Haas’ productie-assistente [betrokkene] onder meer:
Vanaf 26 maart worden 10 nieuwe afleveringen (serie 15) wekelijks gepland. Binnenkort maak ik daarvoor een aanleverschema.
4.27. Dan wordt door [betrokkene] als reactie met als aanhef ‘Hoi [betrokkene]’ niet aan [betrokkene], maar retour aan de afzender bij AVRO gemaild:
Volgens mij niet veel nieuws, de herhalingen stonden ook al in de agenda.
4.28. Aan de kant van De Haas - die wist dat de planning tot en met 19 maart 2006 liep (4.24.) - wordt dus geconstateerd dat er niet veel nieuws is, maar tevens gaat dit per abuis niet naar degene die er bij De Haas op moet reageren, maar terug naar de afzender. Deze vergissing speelt zich bij De Haas af en de gevolgen van hierdoor ontstane vertraging dienen dan ook voor haar rekening te komen. AVRO ontvangt op 13 februari het hierboven geciteerde bericht over de loyale medewerking aan de nieuwe serie afleveringen.
4.29. AVRO verstuurt op 23 februari 2006 een aanleverschema, zoals aangekondigd op 30 januari aan De Haas. Dit betreft een reeks uitzendingen die op 26 maart begint.
4.30. Op 1 maart schrijft De Haas aan AVRO:
Zoals gezegd, de komende serie programma’s zal ik netjes afleveren, na afloop waarvan ik mij vrij acht.
4.31. De Haas’ [betrokkene] mailt op 3 maart aan AVRO:
Via onze productie-assistente [betrokkene] ontving ik jouw email van 23 februari jl. met bijlage (...). Ik begrijp hieruit dat de AVRO voornemens is om op 26 maart aanstaande de eerste aflevering van serie 15 uit te zenden.
Voor zover ik heb kunnen nagaan hebben wij niet eerder een uitzendschema aangaande serie 15 van de AVRO ontvangen. Ik vind niet dat je – na eerst maanden niets van je te laten horen – serieus kunt verwachten dat wij binnen drie weken gaan aanleveren. Dat gaat absoluut niet lukken!
Jouw e-mail van gisteren (moet zijn: 3 maart, de rechtbank) begrijp ik niet. Het staat al lange tijd vast dat we in het voorjaar met serie 15 van start gaan. Wij hebben op 17 januari afgesproken dat we op 26 maart met serie 15 zouden beginnen en een afspraak gemaakt voor het bekijken van de off-line versie op 9 (later 10) maart. Jullie waren daarmee akkoord.
4.33. De Haas voert thans aan dat zij niet verplicht is tot het aanleveren van een aflevering die op 26 maart kan worden uitgezonden omdat
- er geen afspraak voor was gemaakt (het uitzendschema is niet tijdig door AVRO aangeleverd),
- er geen vervolgovereenkomst voor de jaren vanaf 2006 totstandgekomen is, en
- Leo De Haas thans ziek is.
4.34. Het eerste van de drie onder 4.33 bedoelde verweren wordt verworpen. De foutieve retournering van de mail van AVRO valt De Haas zelf toe te rekenen. Dat er boven de retourmail Hoi [betrokkene] staat, maakt dit niet anders.
4.35. Het tweede verweer strandt reeds op het hiervoor onder 4.1 tot en met 4.21 overwogene. Het is aannemelijk dat de vervolgovereenkomst wél totstandgekomen is.
4.36. Aangezien de overeenkomst die tot het aanleveren verplicht, is gesloten tussen AVRO en De Haas, is ziekte van Leo de Haas een verhindering aan de zijde van De Haas die haar niet van haar contractuele verplichting ontslaat. Bovendien kan AVRO op grond van het bij bedoelde overeenkomst behorende programmaformat (zie 2.3.) van De Haas eisen dat Leo de Haas de aflevering(en) van Blik op de Weg presenteert. Ervan uitgaande dat juist is dat Leo de Haas ziek is en ook nog enige tijd ziek zal zijn, kan AVRO, gelet op artikel 4.2 van genoemde overeenkomst (zie 2.2) van De Haas verlangen dat zij zal zorgdragen voor het aantrekken van een presentator. Ter zitting heeft AVRO aangegeven een vervangende presentator kosteloos aan De Haas aan te bieden. Dit betekent dat ziekte van Leo de Haas niet aan het aanleveren van een aflevering die op 26 maart kan worden uitgezonden in de weg staat. Mede gelet op hetgeen onder 4.34. en 4.35. is overwogen zijn derhalve ook de vorderingen onder a en b toewijsbaar.
4.37. De vordering onder d is gericht op naleving van de artikelen 4.9 en 6.6 uit de overeenkomst van 4 juli 2003. Dit deel van de vordering lijkt aan belang te hebben ingeboet nu hiervoor is vastgesteld dat partijen zijn overeengekomen hun samenwerking voort te zetten tot en met 2008. Maar zelfs als ervan moet worden uitgegaan dat er geen nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen, dan nog geldt dat thans de ‘oude overeenkomst’ tussen partijen nog bestaat, De Haas op grond daarvan nog dient te produceren voor AVRO en de laatste aflevering van serie 15 nog op het programma staat, naar de letter van de artikelen 4.9 en 6.6 van de overeenkomst is voldaan aan de vereisten voor toewijzing van de primaire vordering onder d. Deze artikelen zijn naar hun letter ook duidelijk. Over de uitleg, die taalkundig kan zijn, bestaat geen verschil van mening tussen partijen.
4.38. Dit betekent dat De Haas verboden zal worden overleg te voeren met Talpa over en/of medewerking te verlenen aan de uitzending door Talpa van enige aflevering van het programma Blik op de Weg of van een soortgelijk verkeersprogramma en dat De Haas verboden zal worden voor Talpa productiewerkzaamheden van welke aard dan ook te verrichten ten behoeve van een dergelijk programma, of anderszins haar medewerking aan een dergelijk programma te verlenen.
4.39. Voor de termijn van het verbod zal de voorzieningenrechter uitgaan van de in artikel 6.6. van de overeenkomst van 4 juli 2003 genoemde eerste uitzending van de laatste aflevering van serie 15 van Blik op de Weg. In het voor De Haas meest gunstige geval, namelijk dat de overeenkomst van 4 juli 2003 eindigt en er (uiteindelijk) geen nieuwe overeenkomst met AVRO tot stand komt, vindt deze eerste uitzending van de laatste aflevering plaats net voordat het WK voetbal in Duitsland begint (dit is op 9 juni 2006). Uitgaande van het uitzendschema dat AVRO thans hanteert - elke zondagavond vanaf 26 maart 2006 een aflevering van Blik op de Weg - gaat de periode van zes maanden na de eerste uitzending van de laatste aflevering lopen op zondag 4 juni 2006. Dit betekent dat het toe te wijzen verbod eindigt op 4 december 2006.
4.40. Voor zover De Haas ten verwere heeft aangevoerd dat artikel 6.6 onbegrijpelijk is in de woorden ‘zichtbaar zijn’ wordt dit verweer verworpen. Het gaat niet om het in beeld komen van Leo De Haas omdat in de akte met Leo De Haas, blijkens de preambule, de huidige procespartij De Haas wordt bedoeld. Voorshands is dan ook aannemelijk dat artikel 6.6 betekent dat De Haas niet in de situatie als in het artikel bedoeld op een zender zal verschijnen. Dat is niet onbegrijpelijk.
4.41. Er bestaat aanleiding de ten behoeve van de vordering gevorderde dwangsommen te matigen in voege zoals hierna aan te geven.
4.42. De Haas zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van AVRO worden begroot op:
- vast recht EUR 248,00
- kosten dagvaarding EUR 71,93
- salaris advocaat EUR 816,00
Totaal EUR 1135,93
5.1. beveelt De Haas om zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op 24 maart 2006, aan AVRO aan te leveren een off-line versie van de eerste aflevering van Blik op de Weg, alsmede een volgens goed vakmanschap gemaakte digitale Betacam uitzendband met daarop de eerste aflevering van Blik op de Weg, gereed voor uitzending op 26 maart 2006;
5.2. beveelt De Haas om elk van de tien andere afleveringen van Blik op de Weg, die zij naast de onder 5.1. bedoelde eerste aflevering zal produceren voor AVRO, op basis van de overeenkomst tussen partijen van 4 juli 2003 aan AVRO aan te leveren op de wijze en de momenten als bepaald in de artikelen 4.5 en 4.6 van die overeenkomst;
5.3. beveelt De Haas om binnen drie (3) dagen na betekening van dit vonnis in redelijk overleg te treden met AVRO over de schriftelijke vastlegging en uitwerking van de tussen partijen bereikte overeenstemming over de productie van 49 afleveringen van Blik op de Weg, uit te zenden van het najaar 2006 tot en met het jaar 2008;
5.4. verbiedt De Haas om tot en met 4 december 2006 (verder) overleg te voeren met Talpa over en/of medewerking te verlenen aan de uitzending door Talpa van enige aflevering van het programma Blik op de Weg of van een soortgelijk verkeersprogramma;
5.5. verbiedt De Haas om tot en met 4 december 2006 voor Talpa productiewerkzaamheden van welke aard dan ook te verrichten ten behoeve van een dergelijk programma, of anderszins haar medewerking aan een dergelijk programma te verlenen;
5.6. veroordeelt De Haas, om ingeval zij na betekening van dit vonnis in gebreke mocht blijven aan een of meerdere veroordelingen onder 5.1. tot en met 5.5. te voldoen, aan AVRO een eenmalig te verbeuren dwangsom te betalen van EUR 20.000,-, vermeerderd met een bedrag van EUR 5.000,- per dag dat dit in gebreke blijven voortduurt, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, echter met een maximum van een totaalbedrag aan dwangsommen van € 1.000.000,-;
5.7. veroordeelt De Haas in de proceskosten, aan de zijde van AVRO tot op heden begroot op EUR 1135,93;
5.8. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Gameren op 21 maart 2006.