ECLI:NL:RBARN:2006:AV8555
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de toepassing van de schuldsanering wegens gegronde vrees voor benadeling van schuldeisers
In deze zaak heeft de verzoeker op 22 december 2005 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 13 februari 2006 is de verzoeker gehoord. Het verzoekschrift voldeed aan de gestelde eisen en de verzoeker verkeerde in een toestand van betalingsonmacht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling moet worden afgewezen. Dit is gebaseerd op artikel 288 lid 1 onder b van de Faillissementswet, omdat er gegronde vrees bestaat dat de verzoeker zal trachten zijn schuldeisers te benadelen of zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zal nakomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker, in plaats van te solliciteren naar een fulltime reguliere baan, van plan was om als zelfstandig ondernemer gitaarles te geven. De rechtbank oordeelde dat deze keuze niet realistisch was, gezien het feit dat de verzoeker geen opleiding had om gitaarles te geven en dat het opzetten van een dergelijke onderneming tijd en middelen zou vergen. De rechtbank concludeerde dat de verwachting dat de verzoeker hiermee een vergelijkbaar inkomen zou kunnen genereren als in een fulltime dienstverband niet reëel was.
Bij de zitting heeft de verzoeker aangegeven dat hij, indien hem de verplichting zou worden opgelegd om te solliciteren in plaats van een onderneming op te zetten, deze verplichting niet zou nakomen. Dit versterkte de vrees van de rechtbank dat de verzoeker niet zou voldoen aan de sollicitatieplicht, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek tot schuldsanering. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek af te wijzen.