ECLI:NL:RBARN:2006:AW2104

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
1 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
126819
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebrekkige vloerconstructie in turnkey-overeenkomst

In deze zaak vorderde Lommers Technisch Handels- en Productiebedrijf B.V. (eiseres) een verklaring voor recht dat Van Heck Bouwers B.V. (gedaagde) aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit een gebrekkige vloer in een nieuw bedrijfscomplex. De partijen hadden een turnkey-overeenkomst gesloten voor de bouw van een bedrijfshal, waarbij Van Heck verantwoordelijk was voor de oplevering van een vloer die geschikt was voor de machines van Lommers. Tijdens de bouw bleek dat de vloer niet voldeed aan de eisen, met name wat betreft de dynamische belasting van de machines. De rechtbank oordeelde dat Van Heck tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat de vloer niet voldeed aan de verwachtingen die Lommers op grond van de aanneemovereenkomst mocht hebben. De rechtbank stelde vast dat Van Heck zich had verplicht een vloer te leggen die niet alleen bestand was tegen statische belasting, maar ook tegen dynamische belasting. De rechtbank oordeelde dat Van Heck aansprakelijk was voor de schade, tenzij zij kon aantonen dat er sprake was van overmacht. De zaak werd aangehouden voor het inwinnen van deskundigenrapportage over de omvang van de schade.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 126819 / HA ZA 05-842
Vonnis van 1 maart 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOMMERS TECHNISCH HANDELS-EN PRODUCTIEBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Purmerend,
eiseres,
procureur mr. J.C.N.B. Kaal,
advocaat mr. J.S.O. den Houting te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN HECK BOUWERS B.V.,
gevestigd te Scherpenzeel,
gedaagde,
procureur mr. P.M. Wilmink,
advocaat mr. A.A.S. Smulders te Leusden.
Partijen zullen hierna Lommers en Van Heck genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 oktober 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 21 december 2005
- de akte van Lommers
- de akte van van Heck.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Omstreeks februari 2002 is Lommers, die een nieuw bedrijfspand, te weten een fabriekshal met kantoorruimte, wilde realiseren, in contact getreden met Van Heck. Partijen hebben uitvoerig met elkaar overlegd over de wensen van Lommers ten aanzien van de hal en met name over de vloer omdat de toenmalige vloer van het bedrijf van Lommers doorzakte. In maart 2002 heeft Van Heck, samen met zijn constructeur [betrokkene 1], het toenmalige bedrijf van Lommers in ieder geval twee keer bezichtigd. Tijdens die bezichtigingen draaide het bedrijf van Lommers en heeft Van Heck de opgestelde machines in werking gezien. Tijdens de besprekingen van partijen is de vloer en de vereiste belastbaarheid daarvan veelvuldig aan de orde geweest.
2.2. Tijdens die onderhandelingen heeft Van Heck op enig moment aan Lommers een brochure verschaft met de titel: “bouwen voor bedrijven ...bouwen voor u”. In de brochure worden drie mogelijkheden van bouwen onderscheiden en wel met een ongebonden architect of met een bouwteam of turnkey. Bij turnkey is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“Bij turnkey-bouw geeft de opdrachtgever de volledige bouwopdracht aan één bouwpartner op grond van een door deze gemaakte aanbiedingstekening en een uitgebreide offerte. De offerte, in feite het bestek, omvat een omschrijving en uitgebreide opsomming van eisen waaraan het gebouw en de belangrijkste onderdelen daarvan zullen voldoen.
Verantwoordelijk voor prestatie
De turnkey-bouwer draagt de totale verantwoordelijkheid voor de eindprestatie. Dat is een opvallend verschil met vooral het eerste hierboven besproken plan van aanpak (ongebonden architect), waarbij het bouwbedrijf steeds alleen maar verantwoordelijk is voor de correcte uitvoering van de werkzaamheden zoals die zijn beschreven. Als die beschrijving onjuist is, of als om andere redenen de omschreven werkzaamheden niet tot het gewenste eindresultaat kunnen leiden, heeft u als opdrachtgever minder mogelijkheden tot reclameren. Omdat een turnkey-bouwer echter altijd zal offreren op basis van beschreven gebouweisen zijn verrassingen hier vrijwel uitgesloten. U mag dan ook van hem verwachten dat hij een prestatie garandeert.
Enig verantwoordelijke
Een ander kenmerk van de turnkey-bouwwijze is dat de bouwer de enige verantwoordelijke is voor alle bouwdisciplines, dus ook voor die van de architect. Dit houdt in dat u al uw bouwzorgen laat behartigen door één onderneming, waarvoor dus eens te meer geldt dat die uw vertrouwen wel waard moet zijn. Uitgebreide referenties met betrekking tot hetgeen deze onderneming gebouwd heeft en de wijze waarop deze met de klant zal omgaan, zijn daarom van cruciaal belang.”
2.3. Bij brief van 15 maart 2002 heeft Van Heck aan Lommers een offerte uitgebracht voor de nieuwbouw van haar bedrijf. Voor het ontwerp gaf Van Heck een prijsvoorstel van € 1.644.951,-. De offerte ging vergezeld van een uitgebreide 22 pagina’s tellende Algemene Omschrijving. Op 28 maart 2002 heeft Van Heck aan Lommers een brief geschreven betreffende “beknopte uitgangspunten draagconstructies als berekend in het voorstel volgens de Algemene Omschrijving dd 15 maart 2002”. Het slot van deze brief bevat de volgende zin: “Deze constructies zijn zeer goed geschikt voor het productiebedrijf/machinefabriek zoals deze nu wordt gevoerd door Lommers.”
2.4. Op 16 mei 2002 hebben partijen een overeenkomst gesloten voor de bouw door Van Heck van het nieuwe bedrijfscomplex van Lommers. De totaalprijs bedroeg € 1.433.000,- exclusief BTW. Op deze overeenkomst werden de Algemene Condities en Voorwaarden van Van Heck van toepassing verklaard. In artikel 2 van die Condities worden eveneens van toepassing verklaard de Uniforme Administratieve Voorwaarden, hierna UAV. Bijgevoegd was tevens de “Algemene Omschrijving dd 14 mei 2002, code 02-603”, hierna te noemen het bestek. Punt 231 van dit bestek, getiteld: Betonvloer in het werk gestort, bevat een specificatie van de vloer. Hierin wordt, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“Voor de gehele productieruimten (machines groot, machines klein en lassen) is gerekend op een geheel onderheide traditioneel gewapende betonvloer dik 20 centimeter. Het draagvermogen van de vloer is berekend op mogelijke permanente belasting van 3.000 kg/m2, waarbij tijdelijke en/of puntlasten tot 20.000 kg/m2 kunnen worden toegelaten. In deze vloer kunnen chemische ankers tot M20 worden aangebracht. Indien zwaardere ankers benodigd zijn zal de vloerdikte hier nader op aangepast worden. ...
In twee vloerdelen: ten behoeve van de “kotterbank” groot circa 6 x 7 meter en ten behoeve van de “bedfraiser” groot circa 8 x 5 meter; de vloeren in een dubbele dikte leveren en de vloervlakken gedilateerd uit te voeren.”
In het aan de rechtbank overgelegde exemplaar zijn de hierboven genoemde afmetingen doorgestreept.
2.5. Op 2 september 2002 heeft Lommers aan Van Heck een brief gestuurd betreffende Fundaties. In deze brief wordt verwezen naar een plattegrondtekening. De brief is aan de rechtbank overgelegd zonder de bijbehorende tekening. In de brief geeft Lommers met betrekking tot de Lashal en de Machinehal aan wat waar gebeurt en welke machines waar staan. De brief bevat, voor zover hier van belang, het volgende:
“- Scharmann kotterbank, aparte verdiepte fundatie volgens bijgeleverde tekening....Bewegende tafel volgens pijl.
- Schiess carrouselbank, compact met draaitafel.
- Zayer freesbank, bewegende toren
- Juaristi kotterbank, bewegende toren 25 T met bewegende tafel 20 T
Alleen van de Scharmann is een plattegrond ivm betonwerk. Van de andere machines is hopelijk bovenstaande voldoende. Op de tekening zijn ook de bewegingen van de machines weergegeven.”
2.6. In oktober 2003 heeft Van Heck het bedrijfspand opgeleverd. De vloerdelen onder de kotterbank en de bedfraiser zijn niet in dubbele dikte uitgevoerd maar in dezelfde dikte als de rest van de vloer, te weten 20 centimeter.
2.7. Eind 2003 begin 2004 werden door Monteursbedrijf Bender Techniek B.V., hierna Bender, de machines van Lommers in de nieuwe bedrijfshal geïnstalleerd en afgesteld. Op 24 januari 2004 heeft Bender in haar Service Rapport van die datum vastgelegd dat zij metingen aan de vloer heeft verricht en dat zij heeft geconstateerd dat die doorbuigt. Benders heeft dit verduidelijkt met een aantal tekeningen.
2.8. Bij brief van 28 januari 2004 heeft Lommers Van Heck in kennis gesteld van het probleem, inhoudend dat de technicus de machine niet waterpas gesteld krijgt en dat het onmogelijk is om de chemische ankers, die nodig zijn om de machines vast te zetten, tot 20 cm in de vloer te boren. Naar aanleiding hiervan heeft Van Heck op 30 januari 2004 het bedrijfspand van Lommers bezichtigd. Omdat niet duidelijk was wat de oorzaak van het probleem was, de vloer of de machines, kwamen partijen overeen dat een deskundige zou worden ingeschakeld om een onderzoek in te stellen. Op advies van Van Heck werd Intron benaderd. Beide partijen hebben aan Intron gegevens verschaft.
2.9. Intron heeft op 19 maart 2004 een schriftelijk eindrapport opgesteld. De titel van dit rapport was: “onderzoek stijfheid vrijdragende betonvloer. Is de stijfheid voldoende om nauwkeurig te kunnen produceren met de kotterbank ?” Het rapport beslaat 8 pagina’s en heeft als bijlage een berekening. In hoofdstuk 5 van het rapport, Conclusies, staat, voor zover hier van belang: “ Onder de (gecombineerde) massa’s van de boorkolom van de kotterbank en het daarop geplaatste werkstuk vervormt de vloer. Deze vervorming heeft tot gevolg dat er afwijkingen ontstaan tussen de boorpunt en het werkstuk. De boorpunt wordt daarbij verondersteld te liggen op de booras, circa 1500 mm vóór het zwaartepunt van de boorkolom (zie figuur op pagina 6). De maximale afwijking noemen we de “tolerantie”. Voor diverse posities van het zwaartepunt van de 16 ton zware boorkolom en het zwaartepunt van een maximaal 20 ton wegend werkstuk, hebben we de toleranties bepaald. Als gevolg van de vervorming (zakking en rotatie) van de vloer waarop de kotterbank is geplaatst, ontstaan ter plaatse van de boorpunt in drie richtingen afwijkingen. De berekende waarden van deze afwijkingen (toleranties) in drie richtingen zijn als volgt: ...”.
2.10. Nadat Lommers bij brief van 10 juni 2004 Van Heck aansprakelijk had gesteld voor de gebreken van de vloer en gesommeerd had tot herstel hebben partijen samen met hun juridisch adviseurs overleg gehad en afgesproken dat nogmaals een deskundige zou worden ingeschakeld.
2.11. Op 14 juni 2004 heeft ABT, adviseurs in bouwtechniek, hierna ABT, aan Van Heck advies uitgebracht. Dit advies besloeg een halve pagina. ABT schrijft dat zij heeft onderzocht of de fundering van de kotterbank type Juaristi TS5 voldoet aan de eisen. De conclusie van ABT is dat als de belasting gelijkmatig wordt verdeeld over de oppervlakte van de machine de vloer de belasting van de machines ruimschoots kan dragen. Wel merkt ABT nog op dat: “ In uw begeleidend schrijven wordt vermeld dat de bovenstaande machine rechtstreeks is gefundeerd op de constructievloer. Op de tekeningen van de leverancier is aangegeven dat deze verankerd moet worden in een fundatie met een dikte van 1000 mm. Omdat we niet beschikken over gegevens van de verankering van de machine op de constructievloer, kunnen wij hier voorlopig geen uitspraak over doen.”
2.12. Toen partijen niet tot overeenstemming konden komen heeft Lommers op 30 november 2004 aan Buro Vloeradvies, hierna Vloeradvies, opdracht gegeven om de oorzaak en de hoogte van de schade van Lommers te onderzoeken/begroten. Vloeradvies concludeert dat er bij de constructie van de vloer geen rekening is gehouden met de dynamische belasting van de machines van Lommers, waaronder de kotterbank.
2.13. In februari 2005 zijn bij de installatie van een nieuwe bedfraiser, die werd geplaatst ter vervanging van een andere, problemen gerezen bij het waterpas stellen daarvan.
Het geschil
Lommers vordert - samengevat – een verklaring voor recht dat Van Heck aansprakelijk is voor alle door Lommers geleden en nog te lijden schade tengevolge van de gebrekkige vloer en veroordeling van Van Heck tot betaling van € 102.218,-, als voorschot op de totale door Lommers geleden schade of tot betaling van een door de rechtbank te bepalen bedrag en veroordeling van Van Heck tot vergoeding van alle overige schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. Lommerst voert daartoe, samengevat, het volgende aan. Partijen hebben een overeenkomst van aanneming van werk gesloten en wel in de vorm van een turnkey-overeenkomst. Van Heck moest een bedrijfsklaar bedrijfspand opleveren, naar eigen ontwerp en tegen een vast overeengekomen bedrag. Het bedrijfspand moest geschikt zijn voor het productiebedrijf zoals Lommers dat had ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Van Heck heeft deze geschiktheid gegarandeerd. Op Van Heck rustte een resultaatsverbintenis. Op de overeenkomst zijn de UAV 1989 van toepassing. De door Van Heck gelegde vloer is onvoldoende berekend op de dynamische belasting van de kotterbank en de bedfraiser waardoor de machines onnauwkeurigheden in de werkzaamheden veroorzaken. Dit blijkt uit de bevindingen van Benders, Intron en Vloeradvies. In strijd met het bestek heeft Van Heck nagelaten onder de kotterbank en de bedfraiser twee vloerdelen van dubbele dikte te leggen. Dit levert een toerekenbare tekortkoming van Van Heck op. Lommers heeft tijdig melding gemaakt van het gebrek en Van Heck in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen. Voor zover Lommers niet voldoende gegevens zou hebben verstrekt had Van Heck Lommers hierop moeten wijzen gezien artikel 7: 754 BW en artikel 6.14 AUV.
3.3. Van Heck voert gemotiveerd verweer en voert daartoe, samengevat, het volgende aan. Er is geen sprake van een overeenkomst van aanneming van werk en zeker niet van een turnkey-overeenkomst. Lommers heeft met Van Heck uitsluitend gesproken over de belastbaarheid en de benodigde dikte van de vloer maar niet over de stijfheid van de vloer. Er is alleen gesproken over de statische belasting van de vloer en niet over de dynamische belasting van de vloer. Lommers heeft nooit specifieke eisen gesteld aan de vloer. Partijen hebben gekozen voor een betonnen vloer van 20 cm dikte en na het sluiten van de overeenkomst heeft Lommers de eis dat de vloer onder de kotterbank en de bedfraiser dubbeldik moest zijn laten vallen. Dit blijkt uit het feit dat in het bestek de maten van de betreffende vloerdelen zijn doorgestreept. De vloer voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in het bestek ook al is gebleken dat de vloer niet voldoet aan de huidige eisen van Lommers. Lommers heeft nagelaten Van Heck de specifieke gegevens van de machines te verschaffen waarom Van Heck had gevraagd. Het advies van Intron is niet een bindend advies. Er is alleen een geschil over de kotterbank. De bedfraiser is pas in januari 2005 geplaatst en valt daarom buiten de procedure. Er is geen tekortkoming van de zijde van Van Heck. Overigens is sprake van eigen schuld van Lommers. Van Heck bestrijdt de door Lommers gestelde schade(omvang). Lommers heeft haar verplichting om haar schade te beperken geschonden. In juni 2004 heeft Van Heck geconstateerd dat derden aan het werk waren aan de vloer in de put. Daarmee is Van Heck ontslagen uit zijn verantwoordelijkheid voor de vloer. Voor zover Van Heck iets verschuldigd is aan Lommers doet hij een beroep op verrekening met betrekking tot het door Lommers onbetaald gelaten bedrag ter grootte van € 3.500,-.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1. De eerste vraag die beantwoord moet worden, is de vraag hoe de overeenkomst die partijen op 14 mei 2002 hebben gesloten gekwalificeerd moet worden. Aanneming van werk wordt omschreven als de overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens de ander partij, de opdrachtgever, verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door de opdrachtgever te betalen prijs in geld. In de brief van 16 mei 2002 schrijft Van Heck dat zij hiermee bevestigt de mondelinge opdracht van Lommers voor de realisatie van een bedrijfscomplex. In deze brief wordt een totaal-prijs genoemd en bijgevoegd een bestek. Het bestek noemt als opdrachtgever Lommers en voor ontwerp en constructie Van Heck. In het bestek worden de algemene voorwaarden van Van Heck van toepassing verklaard, die op hun beurt weer de UAV van toepassing verklaren. De UAV zijn bij uitstek bedoeld voor overeenkomsten van aanneming van werk. Ook de algemene voorwaarden van Van Heck gaan uit van het bestaan van een overeenkomst van aanneming van werk gezien de vermelding van aanneemsom (artikel 5 en 10), meerwerk (artikel 6), oplevering (artikel 8), ontbinding aanneemovereenkomst (artikel 11) en de overige inhoud van de bepalingen in onderlinge samenhang bezien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een overeenkomst van aanneming van werk aangezien aan de kenmerken daarvan is voldaan. Tevens is de rechtbank van oordeel dat deze aanneming van werk gekwalificeerd kan worden als een turnkey-overeenkomst zoals door Van Heck omschreven in haar brochure, zie 2.2. Gezien artikel 217 lid 3 Ow NBW is titel 12 van boek 7 BW van toepassing nu de gestelde tekortkoming zich heeft voorgedaan na de inwerkingtreding van de wet.
4.2. In het algemeen wordt aangenomen dat de aanneming van werk leidt tot het ontstaan van een resultaatsverbintenis hetgeen inhoudt dat de aannemer, behoudens het geval van overmacht, gehouden is het overeengekomen resultaat te doen ontstaan. Dit is met name het geval indien gebouwd wordt geheel volgens de plannen en beschrijving van de aannemer, zonder assistentie van de opdrachtgever. Gezien de omschrijving van de verplichtingen van Van Heck in het bestek en gezien het feit dat sprake is van een turnkey-overeenkomst zoals gedefinieerd in de brochure van Van Heck, doet zich een dergelijk geval hier voor.
4.3. Dit betekent dat Lommers kan volstaan met aan te tonen dat zij niet gekregen heeft wat zij op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Lommers heeft daartoe gesteld dat de geleverde vloer niet geschikt is voor het door haar voorgestane gebruik ervan met name met betrekking tot het functioneren van de kotterbank en de bedfraiser. Van Heck heeft ontkend tekort geschoten te zijn.
4.4. Vaststaat dat partijen vóór het sluiten van de overeenkomst uitvoerig en regelmatig hebben gesproken over de vloer van de te bouwen bedrijfshal en de daaraan te stellen eisen. Lommers heeft onweersproken gesteld dat haar grootste zorg was dat haar machines hun werk konden doen op de te plaatsen vloer en dat zij dit veelvuldig heeft benadrukt tegenover Van Heck. Vaststaat eveneens dat Van Heck vóór het sluiten van de overeenkomst in ieder geval twee keer, te weten op 11 en 16 maart 2002, het toenmalige bedrijf van Lommers heeft bezichtigd tijdens werkzaamheden en dat zij de machines in gebruik heeft gezien. Nadat Van Heck op 15 maart 2002 een offerte met een uitgebreide Algemene Omschrijving van de werkzaamheden aan Lommers heeft verschaft, heeft zij in haar brief van 28 maart 2002 nog extra aandacht besteed aan de draagconstructies en de vloerconstructie van de productieruimten. In deze brief schrijft Van Heck dat de door haar voorgestelde constructies zeer goed geschikt zijn voor het produktiebedrijf/machinefabriek zoals deze door Lommers wordt gevoerd. In afwijking van de offerte van 15 maart 2002 is in het bestek van 14 mei 2002 opgenomen dat de vloerdelen onder de kotterbank en de bedfraiser in een dubbele dikte geleverd moeten worden.
4.5. Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat Van Heck zich heeft verplicht in de bedrijfshal een vloer te leggen die geschikt is voor het werk en de machines van Lommers waarbij aan Van Heck duidelijk was of moet zijn geweest dat het met betrekking tot de eisen die aan de vloer werden gesteld niet alleen ging om de statische belasting maar ook om de dynamische belasting. Dit wordt ook bevestigd door de brief van Lommers aan Van Heck van 2 september 2002 (zie 2.5.) waarin aandacht wordt besteed aan de bewegende delen van een aantal machines en de dynamische invloeden die dat heeft. Deze brief is geschreven in de periode waarin Van Heck bezig was met het leggen van de vloer. Uit de bezichtigingen van de toenmalige fabriek van Lommers voorafgaand aan de overeenkomst en deze brief leidt de rechtbank af dat Van Heck wist dat de vloer ook een dynamische belasting ondervond en dat zij daar rekening mee moest houden.
2.6. Toen Lommers na de oplevering van het bedrijfsgebouw aan Benders opdracht gaf om de machines te plaatsen en te installeren in de nieuwe hal bleek dat de kotterbank niet waterpas geplaatst kon worden. Benders weet de afwijking aan de beweeglijkheid van de vloer die boog/doorzakte tot 0,2 mm.
2.7. Uit het rapport van Intron, zie 2.9, van 19 maart 2004 blijkt dat de vloer onder invloed van de massa’s van de boorkolom van de kotterbank en het daarop geplaatste werkstuk, vervormt. Intron stelt tevens vast dat als gevolg van de vervorming (zakking en rotatie) van de vloer waarop de kotterbank is geplaatst, ter plaatse van de boorpunt in drie richtingen afwijkingen ontstaan. De rechtbank maakt deze conclusie van Intron tot de hare. Immers vaststaat dat aan Intron op advies van Van Heck door beide partijen gezamenlijk opdracht is gegeven tot het instellen van het onderzoek en dat beide partijen aan Intron gegevens hebben verschaft.
2.8. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat Lommers heeft aangetoond dat de vloer van de bedrijfshal niet beantwoordt aan de verwachtingen die zij daarvan op grond van de aanneemovereenkomst mocht hebben. Dit betekent dat Van Heck aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade tenzij Van Heck aantoont dat sprake is van overmacht.
4.9. Van Heck heeft zich erop beroepen dat zij ten tijde van het uitvoeren van het werk niet beschikte over de specifieke gegevens van de machines hoewel zij daar wel bij Lommers om had gevraagd. De rechtbank wijst dit argument van de hand en wijst daarbij op artikel 7: 754 BW waarin, voor zover hier van belang, is bepaald dat de aannemer indien sprake is van onjuistheden in de opdracht of gebreken in door de opdrachtgever verstrekte gegevens de opdrachtgever hiervoor moet waarschuwen. In het licht van dit wetsartikel en de rechtspraak onder het oude recht is de rechtbank van oordeel dat zo Lommers aan Van Heck al onvoldoende gegevens/specificaties mocht hebben verstrekt over de kotterbank, de bedfraiser of andere machines, het op de weg van Van Heck had gelegen zelf de benodigde informatie te achterhalen bijvoorbeeld bij de fabrikant of leverancier van de machines. Dat dit niet onmogelijk was blijkt wel uit het feit dat Intron ter gelegenheid van het door haar ingestelde onderzoek wel de beschikking heeft gekregen over de gegevens met betrekking tot de machines. Dit heeft tot gevolg dat zelfs als zou blijken dat de overeengekomen dubbele dikte van de vloer niet toereikend is om de vereiste stabiliteit te verkrijgen, het niet voldoen aan de fabrieksvoorschriften met betrekking tot de ondervloer voor rekening van Van Heck dient te komen.
4.10. Daarnaast heeft Van Heck aangevoerd dat Lommers bewust heeft afgezien van een verdikking van de vloer ter plaatse van de machines. Lommers heeft dit gemotiveerd ontkend. Van Heck voert voor haar stelling aan dat dit blijkt uit het schrappen van de afmetingen in punt 230 van het bestek (zie 2.4). De rechtbank acht dit niet overtuigend en wijst daarbij op het bepaalde in punt 170.2 van het bestek waar, met betrekking tot de paalfundering, de betreffende afmetingen zijn gewijzigd in 7 x 8 respectievelijk 10 x 5 meter. De rechtbank leidt hieruit af dat alleen met betrekking tot de afmetingen veranderingen zijn aangebracht maar dat overigens de bepalingen in stand zijn gebleven. Gezien hetgeen de rechtbank bij 4.9. heeft overwogen is zij overigens van oordeel dat Van Heck in dat geval Lommers had moeten wijzen op de mogelijke consequenties daarvan. Daarvan is niets gebleken.
4.11. Tevens heeft Van Heck aangevoerd dat Lommers bewust heeft afgezien van een vloer met een dikte van meer dan 20 cm. Van Heck wijst in dat verband op haar brief aan Lommers van 11 april 2003 waarin Van Heck een offerte doet in aanvulling op de contractueel overeengekomen vloer. In die brief wordt onder meer voorgesteld de dikte van de constructieve vloer te wijzigen van 200 mm naar 250 mm. De totale kosten hiervan bedroegen € 39.367,-. Lommers is niet op dit voorstel ingegaan omdat zij van oordeel was dat het bestek, waarvan de vloer een onderdeel uitmaakt, door Van Heck is geaccepteerd en dat de daarin opgenomen vloer aan haar eisen moest voldoen. Lommers zag het nut van een andere vloer niet in en was daarom niet bereid meer kosten te maken met betrekking tot de vloer. De rechtbank is van oordeel dat uit de weigering van Lommers om de offerte te accepteren alleen kan worden afgeleid dat Lommers vasthield aan de overeengekomen vloerdikte van 20 cm. Dit zegt echter niets over de in het bestek vastgelegde afspraak dat de vloer onder de kotterbank en de bedfraiser een dubbele dikte zou hebben. Die afspraak bleef naar het oordeel van de rechtbank onveranderd. Overigens heeft Lommers ook niet gesteld dat de vloerdikte van 20 cm in het algemeen te gering zou zijn.
4.12. Vervolgens heeft Van Heck aangevoerd dat de bedfraiser niet ter discussie staat omdat deze pas in 2005 is geplaatst. De rechtbank is van oordeel dat gezien de beschrijving in het bestek ook met betrekking tot de bedfraiser op Van Heck een bijzondere verplichting rustte om te zorgen dat de vloer geschikt was voor het gebruik daarvan. Echter voor de vraag voor welke schade Van Heck aansprakelijk is kan van belang zijn of er ten tijde van (het sluiten van) de overeenkomst een (andere) bedfraiser in gebruik was bij Lommers en welke eisen in verband daarmee werden gesteld aan de vloer. Bij het vaststellen van de omvang van de schade kan ook rekening gehouden worden met eventuele werkzaamheden door derden aan de vloer.
4.13. De conclusie van de rechtbank is dat Van Heck aan Lommers niet die vloer heeft geleverd die Lommers op grond van de overeenkomst van aanneming mocht verwachten, namelijk een bedrijfshal met een vloer waarop de machines van Lommers, met name ook de kotterbank en de bedfraiser, naar behoren kunnen functioneren waarbij aan Van Heck geen beroep op overmacht toekomt zodat Van Heck aansprakelijk is voor de door Lommers ten gevolge van de tekortkoming van Van Heck geleden en te lijden schade. De gevorderde verklaring voor recht ligt dan ook voor toewijzing gereed.
4.14. Van Heck heeft de door Lommers opgevoerde schade(omvang) betwist stellend dat tot op heden ieder inzicht in de omvang en de opbouw van de gestelde schade ontbreekt. De rechtbank wijst in dat verband echter op nummer 27 van de dagvaarding en de daarbij behorende productie 15.
4.15. Gezien echter de omvang van de opgevoerde kosten en de mogelijke winstderving en het gestelde in 4.12 met betrekking tot de bedfraiser acht de rechtbank het voorshands nodig een deskundigenbericht in te winnen. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht met betrekking tot de omvang van de schade, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.16 De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door Lommers moeten worden betaald.
4.17. De rechtbank gaat er, ook gezien het feit dat nader onderzoek is vereist naar de omvang van de schade, vanuit dat de schade kan worden begroot zodat een schadestaat procedure niet noodzakelijk is.
4.18. De door Lommers gevorderde buitengerechtelijke kosten, die overeenkomstig het rapport Voorwerk zijn begroot, komen voor vergoeding in aanmerking nu Van Heck deze niet heeft betwist en vaststaat dat Lommers buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt.
5 De beslissing
De rechtbank
5.1 bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 15 maart 2006 voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2006.