ECLI:NL:RBARN:2006:AW7165
Rechtbank Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. van Driel van Wageningen
- Rechtspraak.nl
Vordering tot snoeien van monumentale beuken en de gevolgen voor levensvatbaarheid
In deze zaak vordert eiser, wonende te [woonplaats], dat de overhangende takken van de beuken zullen worden gesnoeid. De rechtbank oordeelt dat de levensvatbaarheid van de bomen hierdoor verder zou kunnen worden aangetast, wat zou kunnen leiden tot afsterven. De rechtbank stelt vast dat de bomen al aanwezig waren voordat eiser ter plaatse kwam wonen, en dat hij de overlast die de bomen veroorzaken bij de aankoop van zijn woning in aanmerking had moeten nemen. De deskundige heeft in zijn rapportage geconcludeerd dat de vitaliteit van de beuken goed is, ondanks de snoeiwerkzaamheden die door eiser zijn uitgevoerd in 2002, 2003 en 2004. De deskundige heeft ook aangegeven dat de snoeiwerkzaamheden geen significante waardevermindering van de bomen hebben veroorzaakt. De rechtbank maakt de conclusies van de deskundige tot de hare en oordeelt dat het belang van het behoud van de monumentale bomen zwaarder weegt dan de belangen van eiser. De vordering van eiser wordt afgewezen, en de rechtbank verwijst de zaak naar de zitting om eiser de gelegenheid te geven zijn vordering aan te passen. De rechtbank oordeelt verder dat gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], verantwoordelijk zijn voor het aanbrengen van een spananker om het risico van uitscheuren van de kroondelen te minimaliseren. De vordering van eiser tot vergoeding van de snoeikosten wordt eveneens afgewezen, omdat deze kosten niet door gedaagden kunnen worden verhaald. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.