ECLI:NL:RBARN:2006:AX0677

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
10 mei 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
422153 \ CV EXPL 05-4750
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Huidekoper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van diensttijd voor afvloeiingsregeling bij ontslag van uitzendkracht

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Arnhem op 10 mei 2006, stond de vraag centraal of de uitzendperiode van een werknemer moet worden meegeteld bij de bepaling van de diensttijd voor de toepassing van een afvloeiingsregeling. De eiser, die als magazijnmedewerker bij Exendis B.V. werkte, had een uitzendcontract dat op 2 januari 2002 was ingegaan. Vanaf 1 september 2002 was hij in vaste dienst bij Exendis. Vanwege bedrijfseconomische redenen vroeg Exendis toestemming voor ontslag van een groep medewerkers, waaronder de eiser. Het ontslag werd aangezegd per 1 september 2005, en er was een sociaal plan van toepassing dat tot stand was gekomen in overleg met vakbonden.

De eiser vorderde een verklaring voor recht dat de correcte toepassing van het sociaal plan zou leiden tot een afvloeiingsregeling gebaseerd op vier dienstjaren, in plaats van de drie die Exendis hem aanbood. De eiser stelde dat de periode dat hij als uitzendkracht had gewerkt, meegeteld moest worden in de berekening van de afvloeiingssom. Exendis voerde gemotiveerd verweer en stelde dat de uitzendperiode niet meetelde.

De kantonrechter oordeelde dat de tekst van het sociaal plan leidend was en dat er geen aanwijzingen waren dat de uitzendperiode als dienstjaren kon worden meegeteld. De vordering van de eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Wageningen
zaakgegevens 422153 \ CV EXPL 05-4750 \ 163 ph
uitspraak van 10 mei 2006
Vonnis
in de zaak van
[eiser]
wonende te Rheden
eisende partij
gemachtigde DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Exendis B.V.
gevestigd te Ede
gedaagde partij
gemachtigde mr. T.J.C.M. Broekman
Partijen worden hierna [eiser] en Exendis genoemd.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit
- de dagvaarding van 25 november 2005 met producties
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
De feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
[eiser] is op 2 januari 2002 bij Exendis als magazijnmedewerker gaan werken op een uitzendcontract. Met ingang van 1 september van dat jaar is hij rechtstreeks bij Exendis in dienst gekomen.
Om bedrijfseconomische redenen heeft Exendis aan het CWI toestemming voor ontslag gevraagd van een groep medewerkers, onder wie [eiser]. De toestemming is verleend en het ontslag is tegen 1 september 2005 aangezegd.
Op de ontslagen is een sociaal plan van toepassing dat tot stand is gekomen in onderhandelingen tussen Exendis en enkele bonden.
Exendis biedt [eiser] een ontslagvergoeding aan op basis van 3 dienstjaren ter hoogte van € 4.754,88 bruto.
De vordering en het verweer
[eiser] vordert verklaring voor recht dat correcte toepassing van artikel 4.1 van het sociaal plan leidt tot een afvloeiingsregeling gebaseerd op 4 dienstjaren, wat neerkomt op € 6.339,84 bruto; alsmede vordert hij veroordeling van Exendis tot betaling van € 500,- voor buitengerechtelijke incassokosten, kosten rechtens.
[eiser] voert aan dat de periode dat hij als uitzendkracht heeft gewerkt moet worden meegenomen in de berekening van de afvloeiingssom.
Exendis heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
De beoordeling
1. Partijen zijn verdeeld over de vraag of het begrip dienstjaar ruim of beperkt moet worden uitgelegd. Moet de uitzendperiode van 8 maanden, die direct voorafging aan het dienstverband bij Exendis worden meegeteld?
2. De kantonrechter neemt als uitgangspunt dat het sociaal plan kracht van CAO heeft en dat voor de uitleg van het plan daarom de tekst maatgevend is.
3. Het gaat hier om een ontslag van meerdere werknemers tegelijk, waarvoor in het plan een selectieregeling is opgenomen in artikel 2.1. In die bepaling wordt verwezen naar het Ontslagbesluit en wordt het LIFO-beginsel toepasselijk verklaard.
Artikel 4.2 Ontslagbesluit werkt dat beginsel uit aldus: 1. Per categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging worden de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking gebracht.
Daarmee is de duur van het dienstverband bij de werkgever beslissend voor de selectie voor ontslag.
4. Volgens beide partijen is tijdens de onderhandelingen over het plan tussen Exendis en de bonden niet gesproken over het meetellen van een uitzendperiode voorafgaand aan het eigenlijke dienstverband bij de bepaling van de hoogte van de afvloeiingsregeling.
In het licht van het voorgaande moet daarom worden besloten dat in het plan niet ligt besloten dat een dergelijke periode meetelt bij het bepalen van de factor A uit de vergoeding.
Dat in een andere context een voorafgaande uitzendperiode wel wordt meegeteld, doet daaraan niet af.
5. De vordering moet daarom worden afgewezen en [eiser] in de kosten worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak begroot op € 85,60 voor explootkosten, € 192,- voor vastrecht en € 500,- voor salaris gemachtigde.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.A. Huidekoper en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2006.